19 – Desire
Uitgebracht: 19 januari 1976
Fotograaf : Ken Regan
Fotograaf achterzijde: Ruth Bernal
Collage: Carl Barile
Hoesteksten: Allen Ginsberg & Bob Dylan
Art-director : John Berg
In boeken of websites over elpeehoezen staat de hoes van
Desire vaak afgebeeld naast het titelloze solodebuut van John Phillips (1). Vaak is daarbij sprake van plagiaat of parodie.
Er zijn inderdaad nogal wat overeenkomsten tussen de portretten van Dylan en die van de ex leider van The Mamas and the Papas: op beide hoezen zien we het profiel van de zanger die naar rechts kijkt. Beiden dragen een grijze vilten hoed, een sjaal en een jas met een kraag van bont.
Teveel om toevallig te zijn?
John Berg, die instond voor de vormgeving van de
Desire hoes, ontkent nochtans ten stelligste dat er sprake is van beïnvloeding: ‘Nee. Ik heb die [hoes van John Phillips] zelfs nooit gezien. Ik kan me niet inbeelden hoe ik iets zou kunnen plagiëren dat ik nooit eerder heb gezien.’
Dus is Dylan verantwoordelijk. Hij koos immers de foto.
The Rolling Thunder Revue
In juni 1975 verhuist Dylan weer naar New York, om zich voor te bereiden op een nieuwe tournee. Hij heeft echter geen zin in de grootschalige aanpak van die met The Band in 1974 (zie
Before the Flood). Daarom heeft hij een geheel nieuw concept bedacht. Hij wil een rondtrekkende show op poten zetten, waarmee hij overal terecht kan, zonder veel publiciteit: in kleine concertzalen of zelfs in koffiehuizen. De kern van de Rolling Thunder Revue is een vaste band. In elke stad die de Revue aandoet, kunnen zich dan artiesten melden om mee te spelen.
Voor de vormgeving van het concept doet Dylan beroep op Jacques Levy, een New Yorkse schrijver en dramaturg. Levy schreef en regisseerde de schandaalmusical
Oh Calcutta! en werkte met Roger McGuinn samen aan twee dozijn nummers voor The Byrds, waaronder ‘Chestnut Mare’. Dylan was blijkbaar onder de indruk van het resultaat want van de negen songs op
Desire, heeft hij er zeven samen met Levy geschreven.
Levy ontwerpt een decor dat de Revue het aanzien geeft van een ouderwetse variétéshow. Zodra het gele toneeldoek, bedrukt met circusletters, omhoog gaat, zie je een groep zigeunerachtige muzikanten op een groot tapijt. “Ik kon het allemaal erg theatraal maken,” verklaart Levy. “Aan het begin van de avond liet ik de hele band opkomen en iedereen deed een nummer. Ondertussen, tussen de nummers in, zette ik alles in een schaduwachtig blauw. Er kwamen mensen op en er gingen mensen af.”
De setlist wordt opgebouwd naar een grote finale – het optreden van Dylan zelf - gevolgd door de toegiften met de hele bende samen op het podium.
Zo’n spektakel leent zich uitstekend voor een verfilming. Dylan huurt dan ook twee professionele filmploegen in die alle optredens filmen.
Maar ook tijdens repetities en informele sessies draaien de camera’s. Het wordt snel duidelijk dat Bob een film in zijn hoofd heeft die veel meer zou omvatten dan een simpele concertregistratie. Het moet een Fellini-achtig kunstwerk worden, waarbij Bob, zijn vrouw en zijn vrienden dramatische scènes spelen. Hij neemt Sam Shepard in dienst om een script te schrijven: “Er hoeft geen samenhang in te zitten,” is de opdracht. “Eén derde van de film is geïmproviseerd, één derde staat vast en één derde is puur geluk.” De jonge toneelregisseur weet niet goed wat hij daarmee moet en verklaart achteraf: “We schreven uiteindelijk helemaal geen script.” In plaats daarvan houdt Shepard een dagboek bij (2).
Zoals te verwachten is de vier uur durende film,
Renaldo And Clara, dan ook behoorlijk chaotisch.
Op Halloween, 30 oktober 1975 gaat de Rolling Thunder Revue van start, met een show in Plymouth, Massachusetts. Helemaal volgens Bobs bedoeling, is het War Memorial Auditorium een zaaltje waar slechts 1800 toeschouwers in kunnen, in een stad waar zelden artiesten van naam komen.
De locatie is echter niet toevallig gekozen: Plymouth is de plaats waar in 1620 het schip de Mayflower het anker uitgooide, zodat de eerste Europese pelgrims voet aan land konden zetten. Dat was de eerste stap naar de Onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten, op 4 juli 1776 – een gebeurtenis waarvan de 200ste verjaardag uitbundig zal worden gevierd wanneer de film zal verschijnen. (Al valt dat tegen, want de première zal uiteindelijk pas plaatsvinden in januari 1978).
De eerste draaidag voor de film begint op 31 oktober, met wat geïmproviseerde scenes op de locatie. Dylan en zijn gezelschap (Roger McGuinn, Bobby Neuwirth, Ramblin' Jack Elliot en een bebaarde man met cowboyhoed) doen – enigszins voorspelbaar – alsof ze met een bootje aan land komen. Daarna brengen ze een bezoek aan de Mayflower II (een replica van de originele boot), de befaamde Plymouth Rock en het Memorial State Park.
De foto die de hoes siert is, in dat parkje, gemaakt door Ken Regan.
Ken Regan
Ter gelegenheid van de uitgave van zijn
All Access: The Rock 'n' Roll Photography of Ken Regan in 2011, verklapte de fotograaf aan Sean Fennessey hoe hij de enige officiële fotograaf werd van de Rolling Thunder Revue (1975-76).
‘Dat kwam door (promotor) Bill Graham. Ik werkte voor wat tijdschriften en
Time belde me op: "We willen iets doen over Bob Dylan. Hij gaat op tournee met zijn band en zo te horen is het de laatste tournee met The Band." Ik zei: Ik weet niet of dat gaat lukken. Bob staat erg op zijn privacy […], maar ik zal zien wat ik kan doen.’
Hij belt Bill Graham op. Die toont wat foto’s van Ken aan Dylan en die geeft zijn toestemming.
‘Dus zond
Time me naar Chicago. Bill was er en die stelde me voor aan de hoge pieten daar. Tenslotte mocht ik bij Bob komen. Die was vriendelijk en zei dat hij mijn foto’s leuk vond. “Loop me niet voor de voeten,” zei hij. “Maak foto’s zoveel je wilt van al wie op de scène staat, maar backstage is taboe.” Prima voor mij.
Die eerste avond, stond ik in de coulissen, mijn best te doen om uit zijn zicht te blijven. Fantastische ervaring.
Ik ben altijd op zoek naar een nieuwe invalshoek en dacht wat foto’s van het publiek te maken. Op de tweede rij zag ik een dame van in zestig – grijs haar en een bril op – en ze was aan het springen en applaudisseren. Het werd een prachtige foto, omdat ze omringd werd door allemaal jongeren.
De volgende avond zag ik Bill, die me vertelde dat Bob niets gezegd had en dat het dus wel goed zat. Ik vroeg hem naar die vrouw in de tweede rij. Hij riep: "Heb je haar gefotografeerd? Dat is Bobs moeder. Doe niks met die foto’s want als Bob daarvan merkt, kom je nooit meer in zijn buurt.”
Time publiceerde een aantal van mijn foto’s en ik was in de wolken. Het was pas de tweede keer dat een fotoreportage van mij verscheen in een belangrijk tijdschrift.
Zoals steeds, maakte ik ook wat afdrukken voor Bob, waaronder die van zijn moeder. Bill zou ze hem bezorgen.
Zowat een jaar later, lig ik thuis te slapen – het is 3 uur ’s nachts – wanneer de telefoon rinkelt. Het is Barry Imhoff, de partner van Bill Graham. "Hey Ken! Hoe gaat ie?" Ik roep: Het is verdomme 3 uur in de ochtend. Ik slaap! Jullie daar in Californië houden geen rekening met het tijdsverschil." Hij zegt: "Nee, ik ben in New York. Ik wou weten of je iets te doen hebt de volgende maanden." Ik zeg: “Geen idee. Ik werk voor een paar tijdschriften. Wat is er?” “Ja kijk, Bill en ik zijn een kleine tournee op poten aan het zetten en we vroegen ons af of je interesse had." Ik vroeg: Kun je me wat meer vertellen?"
Hij geeft me Louie Kemp, een jeugdvriend van Dylan, die me vertelt dat het om een tournee van Bob Dylan gaat en dat ze me willen zien en of ik de hele tour wil verslaan.
Ik vraag om Barry even opnieuw te spreken en kaffer hem uit: Man het is 3 uur ’s nachts. Ik heb nu geen zin in lolletjes.
Even is het stil aan de lijn en dan hoor ik een stem die ik onmiddellijk herken: Bob Dylan. “Ken, sorry dat we je zo vroeg wakker gemaakt hebben. We waren de hele dag aan het repeteren en ik had geen idee hoe laat het was. Ik heb je foto’s gekregen en wou je daarvoor bedanken, vooral die van mijn moeder. Omdat je die niet hebt gebruikt, weet ik dat ik je kan vertrouwen. We willen je zien. Breng je portfolio mee.”
De volgende dag ging ik naar S.I.R. waar ze aan het repeteren waren. Ik zag er Bob en Louie en Barry. Na een half uurtje zei Bob dat hij graag zou hebben dat ik de tournee zou doen. “Het is erg ongewoon, want ik heb zoiets nooit eerder gedaan. We zullen zowat drie maanden van huis zijn. Joan Baez, Joni Mitchell, Ramblin’ Jack Elliott, David Mansfield, T-Bone Burnett en nog wat mensen die we onderweg oppikken, zullen mee komen. We maken een film, die ik regisseer en ik wil jou erbij om alles te fotograferen, 24/7 - geen beperkingen. En niemand anders mag foto’s maken.”
Tijdens die tournee maakte ik 13750 foto’s (4).
Iedere avond, na het optreden of het feestje, zaten Bob en ik samen om de afdrukken te bekijken en hij zei ja of nee. Hij keurde ze goed of keurde ze af.
Na een paar optredens kwamen de telefoontjes:
People, Time, Rolling Stone… Ik vertelde het aan Bob en hij zei dat hij zoiets wel had verwacht. “Kies maar uit wat je aan wie geeft. Laat mij ze even zien en zorg dat iedereen iets exclusief heeft.”
Dat was mijn grote doorbraak bij de tijdschriften, omdat het een exclusiviteit was van Bob Dylan en het opende heel wat deuren voor mij.”
Het kan heus geen toeval zijn dat uit die 13750 foto’s Bob Dylan er een koos die zo erg gelijkend is met die van John Phillips, gemaakt daar op de eerste dag van de Rolling Thunder Revue, in een parkje in Plymouth.
Waarom net die foto?
Zoals zo vaak bij Bob Dylan, geeft hij zelf geen enkele verklaring of toelichting.
De achter hoes
De achterzijde toont een collage van Carl Barile, hoofd art director bij het glossy tijdschrift
Avenue. De foto’s van (de voornaamste) medewerkers aan de opnamen, zijn gemaakt door Ruth Bernal. De zwart-wit foto’s zijn hand getint.
Centraal staat een portret van de zanger die bedachtzaam naar beneden kijkt. Om zijn hals een ketting met een Egyptisch geïnspireerd juweel – een ontwerp van Edward Merrifield (wiens vrouw bevriend was met Sara Dylan).
Daaromheen zien we, beginnend links boven en dan draaiend zoals de wijzers van een klok: drummer Howard Wyett met violiste Scarlet Riviera. Producer Don DeVito pratend met David Bell, die 12-snarige Bellzouki gitaar speelde bij de opnamen.
Daaronder een kleiner portret van Dylan, rokend en gedeeltelijk verborgen onder een tekening van de schrijver Joseph Conrad. Diens novelle
Victory, uit 1915 leverde inspiratie voor het nummer "Black Diamond Bay’’.