nog een paar uur

"Nog een paar uur en dan is 't weer klaar."
"Iets meer dan 4 uur om precies te zijn."
"Zo'n 240 minuten."
"Wat te doen in die laatste paar uur?"
"In ieder geval nog even naar Dylan luisteren."
"Uiteraard! Maar wat?"
"Ik denk More Blood, More Tracks, dat is tenslotte de muziek die we dit jaar kregen."
"Weet je wat ik van de week pas over More Blood leerde?"
"Nou?"
"Je gaat er niet blij mee zijn..."
"Zeg 't nou maar!"
"Die allereerste opname op de eerste cd..."
"De eerste take van 'If You See Her, Say Hello'?"
"Die ja."
"Zo mooi..."
"Heel mooi, maar ze hebben er mee lopen klooien."
"Wat bedoel je mee lopen klooien?"
"Het is een edit."
"Nietes, je zit me te fucken."
"Echt niet. De oorspronkelijke opname schijnt een stuk langer te zijn. Er zijn wat stukken mondharmonica uitgeknipt."
"Dat meen je..."
"Absurd hè?"
"Ik kan het bijna niet geloven... Een edit."
"'t Is toch echt zo."
"Zet 'm eens op, kijken of we 't horen."
(...)
"Ik hoor het niet. Jij?"
"Ik ook niet. Dat hebben ze goed gedaan."
"Dat zal, toch snap ik het niet. Weet je wel zeker dat 't zo is?"
"Ik heb 't gelezen, dus..."
"Tsjonge... ik kan er nog niet over uit."
(...)
"En nu?"
"Hoezo 'en nu?'"
"Wat gaan we doen? We hebben nog een paar uur."
"Heel More Blood, More Tracks draaien gaan we niet redden."
"Niet voor middernacht, nee."
"Laten we dat dan ook maar niet doen."
"Maar wat dat wel?"
"We moeten in ieder geval nog één ding draaien."
"En dat is?"
"'Visions Of Johanna' van afgelopen zomer."
"Dat was Brisbane, toch?"
"Sydney."
"O ja, Sydney. Zet op."
(...)
"Luister dan hoe hij zingt..."
"Ja... Kippenvel..."
(...)
"Weet je wat wij moeten doen?"
"We moeten dit gewoon de rest van de avond doen."
"Je bedoelt luisteren?"
"Ja, gewoon luisteren zoals we voorheen zo vaak deden."
"Ik doe de gordijnen dicht. Schenk jij nog wat in?"
"Mobiel uit."
"Deuren op slot."
"Waar beginnen we mee?"
"Zeg jij het maar. Maakt mij niet uit."
"Goed, komt 'ie."
(...)
"Beste oudjaarsavond in jaren, wat jij?"
"Ja..."


Only A Pawn In Their Game (1964) - door Jochen Markhorst


Only A Pawn In Their Game (1964)

De wereld is een speeltoneel
Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel

Befaamde dichtregels van Joost van den Vondel uit 1637, maar zelfs in die tijd al niet origineel. Een kleine veertig jaar daarvoor, bijvoorbeeld, schrijft Shakespeare in As You Like It:

All the world’s a stage,
And all the men and women merely players;
They have their exits and their entrances,
And one man in his time plays many parts

… waarmee de Engelse bard feitelijk herkauwt wat hij een paar jaar daarvoor in The Merchant Of Venice ook al laat zeggen:

I hold the world but as the world, Gratiano;
A stage where every man must play a part.

En daarvoor al heeft Erasmus bedacht: “Wat is het geheele menschelijke leven toch anders dan een tooneelstuk, waarin allerlei menschen, het gelaat met allerlei maskers bedekt, op de planken komen en ieder zijn rol speelt, totdat de leider hen van het tooneel wegvoert?” (Lof der Zotheid, 1511), maar Shakespeare heeft de fatalistische wijsheid waarschijnlijk aan Petronius te danken. Diens quod fere totus mundus exerceat histrionem (‘bijna de gehele wereld speelt toneel’) is het motto boven de voordeur van Shakespeares theater, The Globe.

Dylans afgeleide, slechts een pion in het spel, is een iets cynischer variant op deze nogal pessimistisch stemmende metafoor. Immers, het ontkent het grootste geschenk van de Schepper, het bestaan van een Vrije Wil. Dat vergelijkbare, maar venijnigere beeld van een speelpion die door hogere machten heen en weer wordt geschoven is op zich ook niet al te revolutionair (de vergelijking met schaken ligt nogal voor de hand, zeker in oorlogsdrama’s en in spionageromans), maar is in deze context, in een sociologische aanklacht, een tamelijk briljante, en beklemmende, vondst.

De aanleiding voor “Only A Pawn In Their Game” is bekend en wordt ook expliciet genoemd, in de eerste regels;

A bullet from the back of a bush took Medgar Evers’ blood
A finger fired the trigger to his name

De zwarte burgerrechtenactivist Medgar Evers wordt op 12 juni 1963 op lafhartige wijze, terwijl hij thuis uit de auto stapt, in zijn rug geschoten door de blanke racist Byron De La Beckwith, en sterft even later in het ziekenhuis.
Dylan heeft in deze dagen nog geen allergische reactie op etiketten als ‘protestzanger’ en ‘voorvechter van de burgerrechtenbeweging’, van zijn reputatie als sociaal bevlogen activist, dus vermoedelijk nog diezelfde week schrijft hij zijn lied erover, drie weken later zingt hij het voor het eerst publiekelijk, tijdens een politieke bijeenkomst in Mississippi.
Het levert hem aandacht van de New York Times (7 juli 1963, pagina 43) op. Met nogal wat redactionele missers, helaas. Onder het kopje ‘NORTHERN FOLK SINGERS HELP OUT AT NEGRO FESTIVAL IN MISSISSIPPI’ staat dat Pete Seeger wordt begeleid door Theodore Bikel en ene Bobby Dillon, ‘die net als meneer Seeger blank zijn’. Een van de populairste liedjes van die dag is dan wel “Only A Pawn In Their Game”, maar wordt toegeschreven aan een ‘lokale zanger’:

Joining Mr Seeger in leading the songfest, in which most of the audience joined at one time or another, were Theodore Bikel and Bobby Dillon, who, like Mr. Seeger, are white. There was also a Negro trio, the Freedom Singers, from Albany, Ga. All paid their own expenses for the trip and sang without a fee.
One of the more popular songs presented by a local singer was one dedicated to Medgar W. Evers, the Mississippi field secretary of the National Association for the Advancement of Colored People, who was slain last month in Jackson, Mississippi. A Greenwood man, Byron de La Beckwith, has been indicted in the shooting.
The refrain of the song was that the man who shot Mr Evers didn't know what he was doing and should be forgiven: "He's only a pawn in their game."

… en de inhoudelijke analyse is ook al niet te scherp. In het refrein wordt verteld dat de moordenaar ‘niet wist wat hij deed’ en dat hij ‘moet worden vergeven’, denkt de verslaggever uit New York. Een stagiair vermoedelijk.

De bijzondere kracht van dit lied is nu juist dat de dichter een individu-overstijgende ballade over een weerzinwekkende moord weet te schrijven. Finger-pointing misschien, maar de dichter wijst zijn vinger niet naar een wrede moordenaar, naar een noodlottig slachtoffer van omstandigheden of naar een meelijwekkende pineut, zoals in topical songs als “The Death Of Emmett Till”, “Ballad Of Hollis Brown” of “The Lonesome Death Of Hattie Carroll”. In dit lied blijft het slachtoffer een symbool, een archetype. Over Medgar Evers komt de luisteraar verder niets te weten; de moordenaar schiet niet een individu neer, maar een name – hij kent zijn slachtoffer niet, maar weet alleen waarvoor die symbool staat. Na die eerste twee regels concentreren zich de volgende tweeënveertig regels op het lot van de moordenaar, die overigens geen naam heeft of krijgt (‘he ain’t got no name’). Ook van hem maakt de schrijver een archetype. Dit is een inwisselbare pion die de regels van het spel volgt, zonder daarover zeggenschap te hebben – vandaar dat niet hij to blame is, maar deze maatschappij, deze cultuur, deze set van waarden en normen.

Het is een intelligente, scherpe sociologische analyse, onderkent ook reisgenoot Pete Seeger (in Mojo 100 Greatest Dylan Songs #49, september 2005):

“Het liedje zegt dat het niet genoeg is om alleen maar de moordenaars in de gevangenis te gooien. Het gaat over het beëindigen van dat hele spel van segregatie. Het was het eerste lied dat ik hoorde dat de positie van de zwarte veldarbeiders verbond met die van de arme blanken in het zuiden.”

Dát, dat vermogen om een incident te zien als een symptoom, en als illustratie voor maatschappijkritiek te gebruiken, is een van de dingen die Dylan zojuist heeft geleerd van Bertolt Brecht. Zoals we uit zijn eigen Chronicles en uit Suze Rotolo’s A Freewheelin’ Time kunnen opmaken, heeft de voorstelling Brecht On Brecht een verpletterende indruk gemaakt op de jonge bard. Alleen al aan het lied “Pirate Jenny” wijdt Dylan vijf bladzijden in zijn autobiografie, waarbij hij stelt dat hij vanaf nu songs “totaal beïnvloed door Pirate Jenny” probeert te schrijven. Maar de rest van de voorstelling heeft hij ook goed opgelet. Brecht On Brecht is een soort ‘best of Bertolt Brecht’, vakkundig samengesteld door de legendarische dramaturg en Brechtkenner George Tabori. Behalve uit liederen bestaat het stuk uit fragmenten uit toneelstukken, gedichten en essays. En Dylan zal instemmend geknikt hebben bij wijsheden als

When nothing is right in the right places , you've got disorder.

en

I am a playwright. I show you
What I have seen. In man's markets
I have seen how man is bought and sold.
This is what I show you, I the playwright.

… zoals Dylan, vermoedelijk bewust, Brechts stijl van dichten in zich heeft opgenomen; Brecht houdt de luisteraar wakker door Verfremdungseffekte, door de verwachtingen van de luisteraar te frustreren. Stilistisch bereikt de schrijver dat met trucjes die de lieddichter Dylan hier kopieert: door af en toe niet te rijmen, het aantal versregels per couplet willekeurig te variëren en door op onverwachte momenten opzettelijk het metrum te veranderen.

Technisch is het dan ook een ‘moeilijk’ lied en het wordt dus ook vrijwel nooit gecoverd. De durfal die zich toch eraan waagt doet het óf a capella, of probeert het lied ‘glad’ te trekken, probeert met een beetje gesjoemel goed uit te komen. Het obscure Lenny Nelson Project, bijvoorbeeld (1988), en een sympathieke Alison Lewis tijdens een Medgar Evers herdenking in 2014, en de beste, Black Crowe Rich Robinson op de soundtrack voor de opmerkelijke documentairefilm The People Speak (2009) – door af en toe een lettergreep over te slaan of toe te voegen, vooral bij de eerste twee regels van elk couplet, komen ze dan toch nog wel ongeveer ‘kloppend’ uit.

Ongemakkelijk, net zoals het lied ook bedoeld is natuurlijk. Episch, maatschappijkritisch, intelligent, hoekig, ongemakkelijk… “Only A Pawn In Their Game” is beslist het meest Brechtiaanse lied in Dylans oeuvre, meer nog dan de carbondoorslag “When The Ship Comes In”. En als Dylan de song op 28 augustus speelt tijdens de March on Washington, waar Dr. Martin Luther King zijn befaamde I have a dream-speech houdt, is de hele wereld zijn speeltoneel.




Dylan kort #1229 [OVT]

In het tweede uur van het radioprogramma OVT van vandaag is er uitvoerig aandacht voor Folkways Records, The Anthology Of American Folk Music en Bob Dylan. In deze uitzending wordt Dylans "Hard Times In New York Town" gelegd naast "Down On Penny's Farm" en is er een fragment te horen van "The Ballad Of Donald White". Terugluisteren kan hier. [met dank aan Peter en René]

Dylan kort #1228

Uncut van februari besteedt aandacht aan het optreden van Bob Dylan en Neil Young in Hyde Park volgend jaar. Het stuk bestaat uit twee pagina's vullende foto's - een van Neil Young, een van Bob Dylan - gemaakt tijdens S.N.A.C.K. (23 maart 1975) en een korte tekst van Sam Richards. Daarnaast bevat deze Uncut een advertentie van de optredens van Bob Dylan en Neil Young. [met dank aan Theo]
Boxsets: in de Volkskrant van 23 december een stuk van Gijsbert Kamer over boxsets. De eerste was Dylans Biograph. Zie hier. [met dank aan Dirk en Herman]
"Masters Of War": op Spotify staat een nieuwe remix van "Masters Of War, de zogenaamde "SherGun remix" van Bob Dylan, Drew Sherrod en Strange Daddy. Luister hier. [met dank aan Bert]
Ed Sheeran heeft "Master Of War" ook gespeeld, luister hier. [met dank aan Bert]
Remix: ik stuitte op YouTube op nog een remix van een Dylan-song: "All The Tired Horses", zie hier. (Het is op z'n zachtst gezegd niet mijn ding, doe er mee wat je wilt...)
Radio: Wintertijd: "Het beste van de Kinks en Bob Dylan", luister hier.
23 februari, Oosterwolde: Bob Dylan Tributeband, zie hier.

Een wilde gedachte terwijl de Top 2000 op radio 2 te beluisteren is: de hoogste notering van Bob Dylan in de zogenaamde lijst der lijsten is "Hurricane". Dit nummer staat op 160. Dit stemt mij droef. Niet alleen omdat ik vind dat Bob Dylan op z'n minst de nummers 1 tot en met 250 moet bezetten in deze lijst, maar vooral omdat het bewijst dat zoveel mensen zoveel goede muziek missen.
En ja, het is ook mijn eigen schuld. Ik ben een slappe zak. Ik stem niet op songs voor de Top 2000, ik gebruik mijn 'macht' als muziekliefhebber bij het samenstellen van de lijst niet. Ik mag dus eigenlijk niet klagen.
Misschien moet ik ook nog toegeven dat ik eigenlijk eerder boos dan droef ben. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat een verzameling weldenkende mensen niet een andere lijst samenstelt? En natuurlijk is het onzin om te verlangen dat Dylans muziek de nummers 1 tot en met 250 bezetten, maar ik zou toch verwachten dat een groep weldenkende mensen in ieder geval Dylans "Like A Rolling Stone" in de top 20 zou stemmen. ("Like A Rolling Stone" staat op #598...)
Een groep weldenkende mensen zou in ieder geval 2 of 3 songs van The Beatles in de Top 20 stemmen, denk ik dan. Niet dus, The Beatles staan niet een keer in de top 20. Een schande.
Of wat te denken van Robert Johnson, de man die zijn ziel aan de duivel verkocht om magistraal te kunnen spelen. Weet je op welke plek Johnson in de lijst der lijsten staat? Niet, hij komt niet in de lijst voor.
Ik schrik daar van.
Misschien ben ik te oud of te jong of te abnormaal om die Top 2000 te kunnen begrijpen. Ik weet het niet. Ik weet wel dat ik met twee vingers in mijn neus een lijst met 2000 songs kan samenstellen die geen van allen in de lijst der lijsten staan, maar die ik allemaal liever hoor dan wat er nu in de top 20 van die grote lijst staat.

gespot

Uit Edna O'Briens Country Girl (2012):








[met dank aan Alja]

Heb je 'm al gedraaid?

"Heb je 'm al gedraaid?"
"Nog niet. Jij?"
"Nee. Is 't nog te vroeg?"
"'t Is al de 23ste. Moet wel kunnen, toch?"
"Over 2 dagen is 't al zover. Moet kunnen, ja."
"Zal ik 'm gewoon opzetten dan?"
"Doe maar."
"Nu?"
"Waarom niet?"
"Oké, komt 'ie."
(...)
"Eigenlijk is 't wel kitsch..."
"Verschrikkelijke kitsch, maar 't is wel onze kitsch."
"En 't is traditie..."
"Onze traditie."
(...)
"Weet je wat ik me net realiseer?"
"Nou?"
"Ik realiseer me net dat dit al de tiende kerst is dat we dit draaien."
"Tiende keer al weer. Jeetje."
"Het heeft ook wel wat... Ondanks dat 't kitsch is."
"Het is geweldig! Laat ik ook niet merken dat iemand anders zegt dat 't kitsch is."
"Wij mogen dat toch wel zeggen?"
"Wij wel. Maar anderen? Dacht 't niet."
"Ik weet nog dat 'ie net uit was. Dat 'ie in een platenzaak gedraaid werd en dat zo'n manmuts die daar plaatjes stond te verkopen zei dat 'ie niet kan zingen. Nou, die heb ik even de waarheid gezegd!"
"Het is maar goed dat ik er niet bij was. Ik had 'm zo over die toonbank getrokken."
"Ik ben daarna nooit meer in die zaak geweest."
"En dan had ik 'm even goed de waarheid gezegd, is 'ie nou helemaal besodemieterd!"
"Ik koop mijn platen wel ergens anders, niet waar ze geen verstand van zaken hebben."
"Misschien dat ik 'm ook nog wel een tikkie op z'n knappe smoeltje had verkocht. Je moet je boodschap soms krachtig onderstrepen, zal ik maar zeggen."
"Dat kan toch niet? Geen reet verstand van muziek, maar wel iedere maand het handje op houden omdat er 'zo goed gewerkt' is in de platenzaak... Sodemieter nou toch op, zeg!"
"Zeg dat wel!"
(...)
Toch wel een lekker muziekje, niet?"
"Echt kerst, hè?"
"Kaarsje aan... Lampjes in de boom... Lekker eten..."
"Met z'n allen bij mekaar gaan zitten... Vrede op aarde en zo."
"Het is dan wel kitsch, maar ik krijg er toch dat kerstgevoel van."
"Nou anders ik wel."
"Als ik niet oppas knap ik nog uit elkaar van vredelievendheid."
''Knap jij maar lekker. 't Mag, 't is de tijd van 't jaar."
(...)
"Nu al weer afgelopen."
"Mooie plaat, toch wel."
"Zet 'm gewoon nog een keer op. Kan ons 't schelen."
"Nog een keer?"
"Ik word 'r zo lekker rustig van vanbinnen."
"Nou toe maar dan, gaat 'ie nog een keer."
(...)



de hoezen #11 - door Patrick Roefflaer

14 – Pat Garrett & Billy the Kid
Uitgebracht: 23 juli 1973
Illustratie: John Van Hamersveld
Fotograaf : Manuel Palomino
Art-director: John Van Hamersveld


Bob Dylans soundtrack voor Sam Peckinpahs western is verpakt in een erg sobere hoes: aan de voorzijde staan enkel letters en aan de achterzijde één foto, plus de credits. Merkwaardig genoeg staan daarbij vermeld: ‘Photography: Manuel Palomino, Bob Jenkins & Sarah (sic) Dylan’. Drie fotografen voor één foto? Vreemd.

De verklaring is te vinden in een artikel in Rolling Stone van 2 augustus 1973: ‘Een mengelmoes van filmbeelden door staf fotograaf Bob Jenkins - en foto’s van Sarah (sic) Dylan – zijn verwerkt in een poster, die bij de elpee zal worden gestopt.’

De naamloze auteur geeft nog meer interessante info: ‘Het was de bedoeling dat het hoesontwerp zou bestaan uit een collage van schilderijen van Bob Dylan, die hij had gemaakt op de filmset [in Mexico].’ Charles Lippincott, hoofd van de promotieafdeling van de MGM film studio’s licht toe waarom dat niet is doorgegaan: ‘De schilderijen werden per ongeluk vernield bij het verpakken in Mexico, om ze te verzenden naar Los Angeles.’

Dylan is inmiddels met zijn familie verhuisd naar die stad aan de Westkust. Voor het eerst doet hij daarom ook geen beroep op iemand van de New Yorkse staf van CBS. IN L.A. zijn immers ook vele grafisch ontwerpers te vinden. John Van Hamersveld was van 1965 tot 1968 verantwoordelijk voor de hoezen van Capitol Records. Hij maakte Wild Honey van The Beach Boys en de Amerikaanse versie van Magical Mystery Tour van The Beatles. Daarna legde hij zich toe op concert posters van Jimi Hendrix en Cream, maar bleef ook hoezen maken zoals Exile on Main Street van The Rolling Stones. 

Hij komt met een uiterst sober ontwerp: de titel van de film in zwarte Western letters op een achtergrond, met daarboven in sepia: ‘Bod Dylan Soundtrack’. Bij de eerste Amerikaanse persing zijn de letters geëmbosseerd. 

Op de achterzijde is een zwart-wit foto van Manuel Palomino. Het is een scene uit de film, waarbij Billy the Kid standing op zijn knieën ligt, terwijl hulpsheriff Bob Olinger hem bedreigt met een geweer.

De Japanse (eerste) versie heeft een hoes met allemaal foto’s uit de film.





Dylan kort #1227

Tijdens het samenstellen van "Dylan kort #1227" draaide Blonde On Blonde. Waarom ik het nodig vind om dit te melden, weet ik ook niet goed. Ik weet wel dat 't heerlijk is om Blonde On Blonde te horen. Misschien is dat reden genoeg.

Citaat: "The Comic book and me #58" schreef ik over een Dylan-citaat dat ik niet gelijk kon plaatsen: "You make me nervous when you start to talk". Ik ben niet de enige Dylan-liefhebber die dit citaat niet direct kon plaatsen, zo blijkt uit de reacties die ik ontving (waarvoor dank). Het citaat is afkomstig uit "Had A Dream About You, Baby".
Video: Patti Smith, Lenny Kaye and Sean Wilentz on Bob Dylan (Nexus mei 2018), zie hier. Meer video's staan hier. [met dank aan Peter]
Volkskrant Magazine van 15 december, een advertentie voor Catawiki [met dank aan Hans]:


Bear and a Banjo: voor dit project schreef Bob Dylan de songtekst van "Gone But Not Forgotten", lees meer hier. de song beluisteren kan hier.

I Don’t Believe You (She Acts Like We Never Have Met) (1964) - door Jochen Markhorst


I Don’t Believe You (She Acts Like We Never Have Met) (1964)

Begrijpelijkerwijs blijft zoon Jakob uit de buurt van zijn vaders oeuvre, maar jammer is het wel. Met zijn Wallflowers demonstreert hij herhaaldelijk zijn talent om songs van anderen te upgraden; erg geslaagde covers van “I Started A Joke” (Bee Gees), “Too Late For Goodbyes” (Julian Lennon) en “Heroes” (Bowie) maken op zijn minst nieuwsgierig naar wat Jakob van een “She Belongs To Me” of een “Love Sick” zou maken.
Dicht in de buurt van zijn vaders werk komt hij met de bijdrage voor de soundtrack van I Am Sam (2001), met de cover van de Beatlessong “I’m Looking Through You”. Het is een van de ‘Jane Asher songs’ van McCartney, een van de songs waarin de Beatle relatieperikelen met zijn toenmalige vriendin Asher verwerkt (zoals onder andere ook in “Things We Said Today”, “You Won’t See Me” en “For No One”). In de biografie Paul McCartney: Miles From Nowhere (Barry Miles, 1997) verklapt hij dat ook met zoveel woorden:

“Het is wel duidelijk dat deze song waarschijnlijk verband hield met die romantische episode en dat ik haar façade doorzag. En besefte dat het niet helemaal was wat het leek ... ik herinner me dat specifiek deze song daarover gaat, het opruimen van wat emotionele bagage. Ik kijk dwars door je heen en je bent er niet!

… dus McCartneys eigen leven inspireert tot de thematiek, maar woordkeus, enscenering en inhoud maken ook wel duidelijk dat Another Side Of Bob Dylan op zijn draaitafel ligt, en meer specifiek: “I Don’t Believe You (She Acts Like We Never Have Met)”. Tekstuele parallellen genoeg (where did you go versus why did she go, bijvoorbeeld), en het meest springt natuurlijk in het oog de overeenkomst tussen The Beatles’ you’re not the same met Dylans she ain’t the same.
Lennon blijft ook niet achter; “I’m A Loser” is de eerste Lennonsong waarin Dylans invloed zo duidelijk is aan te wijzen. Sowieso door de folky insteek en de volwassen, semiliteraire tekst, maar Lennon zelf wijst op een idiomatische eigenaardigheid, in zijn interview met David Scheff in 1980, kort voor zijn dood:

I'm A Loser ben ik in mijn Dylanperiode, want het woord 'clown' zit erin. Ik had altijd iets tegen het woord 'clown' omdat het zo artistiekerig klonk, maar Dylan gebruikte het, dus ik dacht dat het wel kon, en het rijmde lekker met wat ik net wilde schrijven.”

Behalve dat woord ‘clown’ valt de stokregel I’m not what I appear to be op – Lennon schrijft dit lied een paar dagen nadat Another Side Of is uitgekomen, een paar dagen dus nadat hij Dylans “I Don’t Believe You” met die kernregel she ain’t the same voor het eerst heeft gehoord.
Overigens maakt Eels met zijn cover (2003) weer helemáál een Dylansong van “I’m A Loser”, inclusief een Dylanachtige harmonicasolo.
  
De titel van Dylans song komt in geen van de liedteksten voor, ook niet in zijn eigen song, en daarmee zet de bard een trend. Deze vierde plaat is het eerste album waarop Dylan songtitels verzint die iets toevoegen aan de tekst. Tot nu toe noemt hij de song, zoals liedschrijvers al eeuwen doen, naar het refrein (“Blowin’ In The Wind”), de stokregel (“With God On Our Side”) of hij kristalliseert het lied in de songtitel (“Bob Dylan’s Blues”, “Percy’s Song”), maar vanaf nu begint de periode dat de dichter als een schilder zijn werken benoemt. “My Back Pages”, “Motorpsycho Nightmare” en dit “I Don’t Believe You”… titels die een extra lading aan de liedtekst geven, die opzettelijk verwarren of juist meer diepte geven. Op volgende platen slaat hij daarin door, verzint hij titels die geen herkenbare relatie meer hebben met de song zelf. “From A Buick 6”, “It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry”, “Fourth Time Around”.
Nu is de relatie met dit lied niet zo vergezocht, natuurlijk. Met I don’t believe you brengt de protagonist zijn mening over het handelen van de tegenspeler terug tot de kern, zoals trouwens het stempel ‘onbetrouwbaar, ongeloofwaardig’ ook prima past op de hoofdrolspelers van “I’m Looking Through You” en “I’m A Loser”.

Twee jaar later zingt de kreet zich dan helemaal los van het lied, als Dylan exact deze woorden gebruikt tegen (hoogstwaarschijnlijk) degene die Judas! naar hem roept, mei ’66 in Manchester.
De woorden I don’t believe you hangen nog in de lucht. Vijf songs voor Judas! hebben de mannen het lied nog gespeeld, provocerend door Dylan aangekondigd (‘It used to go like that, now it goes like this’, waarop al enig nerveuzig gelach uit de zaal klinkt), om dan een magistrale, verschroeiende en onbegrepen versie de zaal in te slingeren.
De sfeer blijft vijandig, met ’s werelds beroemdste concertbelediging als apotheose. “I don’t believe you,” zegt Dylan wazig, dan venijniger: “You’re a liar,” en ten slotte verbeten tot The Band: “Play it fucking loud!”

Die korte riposte is van grote schoonheid, vooral door de veelheid aan tegenstellingen erbinnen. Dylan verschiet per zin van emotie, inhoudelijk gaat het van geserreerd naar kwetsend naar ordinair en op macroniveau blijft de tegenstelling tussen de kippenvelopwekkende kwaliteit van het gebodene en de hatelijke, teleurgestelde ontvangst door het publiek fascineren. Het elftal woorden krijgt dan ook eenzelfde status als een monumentale Dylansong; het staat op T-shirts, bumperstickers en posters, wordt duizenden keer herverteld in overzichtsartikelen, biografieën en documentaires, en de jacht op de anonieme schreeuwer wordt in 1999 tamelijk geloofwaardig afgesloten door Indepent-journalist Andy Kershaw, die zich door een sympathieke, bescheiden docent aan de lerarenopleiding in Manchester, ene John Cordwell, laat overtuigen. Cordwell voelde zich weliswaar verraden door Dylans ommezwaai naar rock ’n roll, vertelt hij, maar was vooral geïrriteerd door de ontstellend slechte geluidskwaliteit. Als hij in 1999 de officiële CD van dat concert hoort, zegt hij: “Absolutely brilliant. Maar dit is niet wat we in het auditorium hoorden. Zo klonk het helemaal niet.”

Zelf maakt Dylan verder geen woorden meer eraan vuil. Wel lijkt de bron van zijn beroemde podiumpraatje, het lied “I Don’t Believe You” nog een echo te krijgen. In 1979, op zijn eerste evangelische plaat Slow Train Coming, in de song “I Believe In You”. I believe in you, zingt hij daar, even on the morning after – zelfs de volgende ochtend nog. Dat lijkt wat oneerbiedig, in deze context. Alsof de liefde voor de Here Jezus een one-night-stand is die zó geweldig was, dat Hij voor het ontbijt mag blijven. De versregel ervoor schuurt ook al lichtjes: I believe in you even though we be apart. Als je Jezus in je leven hebt toegelaten, dan is Hij toch altijd bij je? Wat bedoelt de dichter dan met ‘zelfs als we gescheiden zijn’? Vooruit, dat valt met enige goede wil ook te begrijpen als ‘wij, jij en ik samen, afgescheiden van alle anderen’. Dat zou weliswaar nogal inconsistent zijn met het gebruik van alle andere persoonlijke voornaamwoorden in deze tekst, maar Dylan rommelt wel vaker met de voornaamwoorden (zie “Tangled Up In Blue”).
Die morning after is echter niet in een vrome, respectvolle interpretatie te persen – daarmee jongleert de dichter toch echt met de tekst van het lied dat zo ontzettend vaak op zijn speellijst staat (in 1978, het jaar voor “I Believe In You”, 104 keer), van het lied over de she die hij de volgende morgen niet meer gelooft, van “I Don’t Believe You”.

The Comic book and me #58

Well, the comic book and me, just us, we caught the bus
The poor little chauffeur, though, she was back in bed
On the very next day, with a nose full of pus
Yea! Heavy and a bottle of bread
Bob Dylan - "Yea! Heavy And A Bottle Of Bread"

De graphic novel Mondourbano van Mateus Santolouco, Eduardo Medeiros en Rafael Albuquerque heeft als ondertitel "a sex, drugs and rock 'n' roll story". Op de cover van het boek staat een man, een beetje onderuitgezakt zittend op een gitaarversterker. Hij draagt een zonnebril. Tussen de vingers van zijn rechterhand bungelt een sigaret. Naast hem staat een standaard met een gitaar.
Goed, een rock 'n' roll-verhaal dus.
Op een van de bladzijden in dit boek staat een jongeman in een platenzaak. Hij houdt een cd omhoog. Achter de jongen is een schap met cd's. Een van de aangeboden cd's is Bob Dylans Highway 61 Revisited.

Ieder hoofdstuk in Mondourbano heeft als titel een citaat uit een songtekst. Hoofdstuk 8 heeft als titel een citaat van Bob Dylan: "You make me nervous when you start to talk".
Ik ken de muziek van Bob Dylan toch best wel aardig, maar ik moet bekennen dat ik dit citaat niet meteen kon plaatsen. Ik heb het moeten opzoeken. Ik kon niet bedenken uit welke song de regel "You make me nervous when you start to talk" komt. Jij wel?
Antwoorden op een briefkaart (of in een reactie op de blog).

24 december 1956: Let The Good Times Roll

Ik weet niet meer in welk Dylan-boek ik er voor het eerst over las, over die mythische allereerste opname. Bob Dylan (toen nog Robert Zimmerman), Howard Rutman en Larry Kegan namen op 24 december 1956 een aantal nummers op. Van deze opnamen werd een 78 toeren plaat geperst. Er moeten nummers op staan als "Ready Teddy" en "Lawdy, Miss Clawdy".
Zo'n plaat is er eentje om van te dagdromen, zeker voor een platenverzamelaar. Is niet deze plaat de heilige graal voor de Dylan-verzamelaar?
Derek Barker schrijft in zijn boek The Songs He Didn't Write (2008) over deze plaat. Volgens Barker bestaat de opname uit een medley van 8 nummers:

1.Let The Good Times Roll
2. Boppin' The Blues
3. Won't You Be My Girl?
4. Lawdy, Miss Glawdy
5. Ready Teddy
6. Confidential
7. In The Still Of The Night
8. Earth Angel

De totale opname duurt zo'n 8 minuten. De opnamen circuleren niet onder Dylan-liefhebbers. Er werden, aldus Barker, drie 78 toeren platen geperst, voor ieder van de drie muzikanten op de plaat een exemplaar.
Larry Kegan overleed in 2001. Na zijn overlijden bood een familielid van Kegan via een veilinghuis een exemplaar van de 10" 78 toeren plaat. De plaat werd niet verkocht. Het gevraagde minimum van 120.000 dollar werd niet geboden en dus bleef de plaat onverkocht. Dit exemplaar is - aldus Barker - het enige bekende exemplaar van deze plaat.

Vandaag brengt The Bob Dylan Archive naar buiten dat het archief - met dank aan Bill Pagel en Mitch Blank - een exemplaar van deze befaamde plaat heeft weten te bemachtigen.
Dit nieuws zorgt toch voor een vreugdesprongetje in huize Willems: het is ineens niet meer ondenkbaar dat ik deze opname te horen krijg. Nu de plaat in het bezit is van The Bob Dylan Archive zou de opname vroeg of laat zomaar op een deel van The Bootleg Series uitgebracht kunnen worden.

Even verder denkend: The Bob Dylan Archive is gebouwd rond  het persoonlijke archief van Bob Dylan. Tot voor kort was het archief niet in het bezit van deze plaat. Dit betekent dus, er van uit gaande dat er in 1956 inderdaad 3 exemplaren voor de 3 muzikanten geperst zijn, dat Bob Dylans exemplaar in de loop der jaren verloren is gegaan. Was die plaat niet verloren gegaan, dan het The Bob Dylan Archive dat exemplaar immers wel verworven bij de aankoop van Dylans archief.
Waar is die plaat gebleven? Is die plaat gebroken? Misschien gestolen of op andere wijze in de handen van iemand anders terecht gekomen?
Misschien staat die plaat al wel jaren in de schappen van een platenzaak vol afgedankt vinyl te verstoffen, te wachten op een nieuwe eigenaar. Maar niemand wil de dollar die er voor de plaat wordt gevraagd neertellen: het label geeft geen informatie over de muziek op deze afgedankte 78 toeren plaat. En dan, door een gelukkige samenloop van omstandigheden...
Genoeg! Klaar met dagdromen!
Dagdromen komen zelden uit.

Er van uitgaande dat er inderdaad 3 exemplaren van deze plaat zijn geperst in 1956. Welk exemplaar heeft The Bob Dylan Archive dan weten te bemachtigen?
De meest waarschijnlijke optie is de plaat die ooit van Larry Kegan was, daarvan is immers bekend dat die plaat niet alleen nog niet verloren is gegaan, maar ook dat de eigenaar de plaat wilde verkopen.

Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer de plaat me intrigeert.
Ik wil dit horen.


Isis

Fanzine Isis, begonnen in 1985, heeft een feestje te vieren: issue 200 van het langst lopende Dylan-tijdschrift is net verschenen. Een welgemeende dank aan Derek & Tracy Barker lijkt mij hier op z'n plaats. Zij zorgen er immers voor dat zes keer per jaar Isis op de deurmat valt.

Om dit feestje te vieren publiceert Isis voor de derde maal een bloemlezing uit de reeds verschenen edities van Isis. Bij deze bloemlezing zit een cd met opnamen uit verschillende periodes uit Dylans lange carrière.

Meer weten over Isis? Kijk dan op de website, hier.

de hoezen #10 - door Patrick Roefflaer

13 - Bob Dylan's Greatest Hits Vol. II
Uitgebracht 17 november 1971
Fotograaf Barry Feinstein (1971)
Fotograaf achterzijde ? (Apple Film)
Art-director ?

Op zondag 1 augustus 1971 vinden in het New Yorkse Madison Square Garden twee benefietconcerten plaats, om geld in te zamelen voor de bevolking van Bangladesh – het voormalige Oost Pakistan. Als gevolg van een burgeroorlog en aanhoudend noodweer zijn de leefomstandigheden voor de vele vluchtelingen schrijnend. Het eerste benefiet uit de muziekgeschiedenis is een initiatief van George Harrison. Omdat hij twijfelt of genoeg mensen in hem alleen geïnteresseerd zijn, roept de ex-Beatle de hulp in van bevriende muzikanten. Hij slaagt er zelfs in om zowel Eric Clapton als Bob Dylan uit hun isolement te halen.

Het is inmiddels vijf jaar geleden dat Dylan voor het laatst op tournee is geweest en er wordt reikhalzend naar zijn verschijnen uitgekeken. De vijf songs die hij brengt vormen het hoogtepunt van de show en de reacties van pers en publiek zijn unaniem lovend. Zijn platenmaatschappij, Columbia Records, is erg blij met de hernieuwde belangstelling voor hun artiest en wil dit meteen verzilveren met een tweede compilatie.

Haast vanzelfsprekend willen ze daarvoor graag een foto afkomstig van dat concert op de hoes. Dus moeten ze gaan aankloppen bij de officiële fotografen voor de concerten: Camouflage Productions. Dat creatieve team bestaat uit fotograaf Barry Feinstein en designer Tom Wilkes die eerder verantwoordelijk waren voor  de hoes van Harrisons elpee All Things Must Pass en vanzelfsprekend ook voor de verpakking van The Concert for Bangla Desh (sic).

Uit hun werk kiest Dylan twee foto’s van zijn makker Feinstein (zie The Times They Are A-Changin’). Op de ene, gemaakt tijdens de repetitie de dag voor het concert, staan Bob en George vanaf de rug gezien, tegen een blauwe achtergrond en vanaf links belicht door een witte spot. Harrison zegt iets en Dylan luistert aandachtig.
Op de andere staat Bob links in beeld, blazend op zijn mondharmonica met voor hem een groot aantal microfoons.

Opvallend is de gelijkenis van beide foto’s met die op de hoes van Bob Dylan’s Greatest Hits uit 1967 (zie 8). Ook daarop staat een portret van Dylan in profiel, naar rechts kijkend, met als hoofdtint blauw.

Beide foto’s zijn liggend (dubbel zo breed als hoog) en dus uitstekend geschikt voor een openklaphoes. Echter, omdat Dylan telkens aan de linkerzijde van de foto staat, zou zijn hoofd op de achterzijde van de hoes terecht komen. Spiegelen zou het effect verknoeien, omdat Dylan dan naar links kijkt. (De leesrichting in de Westerse wereld is van links naar rechts, waardoor een beweging naar links wordt aangevoeld als vertraging – achteruitgang, terwijl een beweging naar rechts  wijst op vooruitgang – toekomstgericht. Uitleg: https://youtu.be/Ys8-a0yD-MM)

De (onbekende) ontwerper lost het op door Harrison er af te knippen en het hoofd van Dylan verder uit te vergroten. 

De opvallende gelijkenis met de eerste compilatie is ook de fotograaf daarvan niet ontgaan  ‘Ik had gehoord dat Dylan mijn foto [toen] niet goed vond,’ reageert Rowland Scherman verbaast, ‘en dan kiest hij er een uit die er heel hard op gelijkt. Ik zei tegen hem: jij kleine rotzak. Hij keek beschaamd en stond wat rond te draaien. Hij wist goed genoeg dat hij zich de eerste keer had vergist omdat het beeld zo goed Dylan in de jaren zestig vatte, met zijn haar, zijn harmonica en die halo.’

Het portret van Dylan op de achterzijde is niet echt een foto, maar een stilstaand beeld van de Apple film The Concert For Bangladesh. Omdat Dylan twijfelde om toestemming te geven om beelden van hem te gebruiken in de film, nodigde Harrisons manager Alan Klein hem uit voor een privé vertoning in het Ziegfeld Theater in Manhattan. Mogelijke selecteerde hij toen dat beeld.
Te merken aan de gitaarriem die op de verkeerde schouder rust, is deze afbeelding in spiegelbeeld afgedrukt, zodat ook hier Dylan naar rechts kijkt. 

Hunter S. Thompson

"I never expected to find myself writing you a letter like this; but then life is full of surprises, eh? I think Bob Dylan wrote a song about it."

Hunter S. Thompson in een brief van 10 maart 1975 aan Jann Wenner


Dylan kort #1226

Setlists 30 november, 1 en 3 december: Things Have Changed / It Ain't Me, Babe / Highway 61 Revisited / Simple Twist Of Fate / Cry A While / When I Paint My Masterpiece / Honest With Me / Tryin' To Get To Heaven / Scarlet Town / Make You Feel My Love / Pay In Blood / Like A Rolling Stone / Early Roman Kings / Don't Think Twice, It's All Right / Love Sick / Thunder On The Mountain / Soon After Midnight / Gotta Serve Somebody // [encores] //  It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry / Blowin' In The Wind

A Minnesota Holiday vol. 10: In het bericht hieronder schreef ik niet te weten om welke Dylan-track het gaat op deze compilatie. Inmiddels weet ik het wel: "Little Drummer Boy", waarschijnlijk de versie van Christmas In The Heart, al is dit nog niet zeker. Dit nummer staat op de cd, niet op de download-versie van A Minnesota Holiday vol. 10. [met dank aan Evert, Simon, Bart en Hilda]
The Best of Bob Dylan: deze cd is nu te koop bij Aldi voor €6,99. Op deze cd staat de versie van "Shelter From The Storm" van de soundtrack van Jerry Maguire. Deze versie van "Shelter From The Storm" staat in een afwijkende versie op More Blood, More Tracks (cd 3 track 9). De versie zoals op The Best of Bob Dylan staat niet op More Blood, More Tracks. [met dank aan Jos]
Bob Dylan in de kleedkamer van Bruce Springsteen, zie hier. [met dank aan Harry]
Nooit Meer Slapen (Radio 1, 4 december): presentator Pieter van der Wielen praat met Will Koopman over de film All You Need Is Love. Vanaf 18 minuten gaat het over de kleine rol van het nummer "Make You Feel My Love" in de film. Het nummer wordt ook in de uitzending gedraaid. Luisteren kan hier. Pieter van der Wielen zegt na het nummer nog wat onaardigs over Dylans stem, dat lijkt tegenwoordig bijna voorwaarde om op de radio te mogen spreken. [met dank aan Hans]
Liefde en diefstal: Alois wijst mij er op dat het intro van Dylans "Standing In The Doorway" erg lijkt op het intro van "Gentle On My Mind" van Tony Borders. Luister hier. [met dank aan Alois]
Vanity Fair: de openingstune van deze serie is "All Along The Watchtower" in de versie van Afterhere, luister hier. [met dank aan Hilda]
King Bi: "Muzikale voorstelling over Koning Willem II met muziek van Bob Dylan", zie hier.
Oosterbeek, 9 december: een Dylan-tribute, zie hier.

A Minnesota Holiday vol. 10

De enige website die ik echt iedere dag bezoek, Expecting Rain, had vanochtend slechts één Dylan gerelateerde link. De titel van die link: "Bob Dylan, Owl City, New Standards celebrate the season with local benefit CD". Het gaat om de cd A Minnesota Holiday vol. 10.
Zo'n bericht maakt nieuwsgierig: wat is Dylans bijdrage? Een nieuw nummer? Een nummer van Christmas In The Heart? Het artikel vermeldt alleen dat Dylan een bijdrage heeft geleverd, maar niet waar die bijdrage uit bestaat.
Het artikel bevat wel een link naar de website cd baby en op die website staat de tracklist van A Minnesota Holiday vol. 10. Op die tracklist staan 14 nummer, maar geen Bob Dylan...
Waar ik ook zoek - amazon, iTunes - steeds kom ik een tracklist met 14 nummers tegen, nergens vind ik Bob Dylan. Hoe kan dat?
Is Dylan een gastmuzikant op een nummer van een van de andere artiesten? Ik weet het niet.
Ook opvallend: nergens wordt de cd aangeboden, alleen een download-versie van dit album.

Terug naar het artikel waar het mee begon. Daar staat: "the compilation features 15 homegrown acts singing seasonal tunes". Bovendien staat er dat de cd - niet de download - verkrijgbaar is "at metro area Kowalski’s Markets".
Zou het zo kunnen zijn dat Dylans bijdrage wel op de cd, maar niet op de download-versie van A Minnesota Holiday vol. 10 staat? Je zou het bijna denken.

Dan blijft de knagende vraag onbeantwoord: wat is Dylans bijdrage?
Mocht je het ontdekken, ik hoor het graag.

Make You Feel My Love (1997) - door Jochen Markhorst


Make You Feel My Love (1997)

Man Of Constant Sorrow, de autobiografie van Ralph Stanley (geschreven met Eddie Dean, 2007), is een wat dubbelhartige affaire. De legendarische bluegrasspionier is een bescheiden, nuchter en eenvoudig man, maar benadrukt dat zo vaak dat het onbescheiden, borstklopperig en uitbundig begint te worden. Het zijn de fans, zegt de bejaarde Stanley dankbaar, die hem actief en vief houden. Fans zoals Bob Dylan voegt hij dan echter herhaaldelijk, ietwat snoeverig, eraan toe. En hij vertelt graag dat hij samen met Dylan “The Lonesome River” heeft opgenomen. Dat vertelt hij twee keer, zelfs – en beide malen vermeldt Stanley daarbij: “Hij zei dat zingen met mij het hoogtepunt van zijn carrière was.”
Eveneens tweemaal vertelt hij de anekdote dat Dylan hem een gelukstelegram stuurde ter gelegenheid van de viering in Nashville van zijn vijftigjarige jubileum in de muziekbusiness, in 1996.(het eerste radio-optreden van The Stanley Brother And The Clinch Mountain Boys was 26 december 1946, WCYB in Bristol, Tennessee). De tweede keer citeert hij ook de inhoud van dat telegram:

dear dr. ralph.
the fields have turned brown.
not for you, though.
you’ll live forever.
best wishes, bob dylan.”

En net zo kinderlijk trots verhaalt hij over die keer ‘not too long ago’ dat een anonieme vreemdeling met een zonnebril en een hoodie het gedenkteken bij zijn geboorteplaats bezoekt, foto’s maakt en bij de plaatselijke kruidenier de weg naar zijn huis vraagt. “Herkende je hem niet,” vraagt de vakkenvuller aan de kassajuffrouw, “dat was Bob Dylan.”

Snoeverig of niet, Ralph Stanley hééft natuurlijk alle recht om trots te zijn op zijn carrière en op de bewondering van Bob Dylan. Die bewondering is diep en oprecht. In Theme Time Radio Hour draait radiomaker Dylan vijf keer een lied van The Stanley Brothers, de laatste keer (aflevering 72, More Birds) vergezeld van een ronkende aanbeveling:

“We hebben The Stanley Brothers vele, vele malen gedraaid. Je kunt een plaat van The Stanley Brothers niet zomaar laten liggen. Mocht je een plaat met hun naam erop zien liggen, op een vlooienmarkt of bij een uitverkoop, dan is die altijd goed.”

In 1997 speelt Dylan drie songs van de broers op het podium (“I’ll Not Be A Stranger”, “Stone Walls And Steel Bars” en “White Dove”), de cover van “Man Of Constant Sorrow” op zijn allereerste album danken we aan zijn liefde voor de Stanleys en in het Newsweekinterview (1997) noemt hij songs als “Let Me Rest On A Peaceful Mountain” zijn ‘religie’. “Die songs zijn mijn lexicon. Ik geloof die songs.”

Een ‘lexicon’, een woordenboek is dan eerder “Highway Of Regret”, de Stanley Brotherssong waarvan hij de opening en de derde regel gebruikt voor “Ain’t Talkin’” (Ain’t talkin’, just walkin’ en Heart’s burning, still yearning), en de tweede regel (Down that highway of regret) meeneemt naar een van zijn grootste hits, naar “Make You Feel My Love”.
De metafoor springt er meteen uit, tussen al die weinig oorspronkelijke, poesiealbumachtige zoetigheden en afgesleten beelden. Ironisch genoeg is het liefdevol gestolen highway of regret dan nog het meest dylanesk, net zo een metafoor als Desolation Row, Heartbreak Hill, river of tears en Rue Morgue Avenue, die op hun beurt ongetwijfeld weer allemaal in de buurt van Presleys Heartbreak Hotel in de Lonely Street liggen.

Het zoetige karakter van de rest van de tekst valt ook de succesvolste ambassadeur van de song, Adèle, op. Haar reserves betreffen in eerste instantie haar onwil om een cover op te nemen voor haar debuutalbum (19, 2008). Haar manager is een groot Dylanfan en blijft doorzeuren, net zo lang tot ze dan in hemelsnaam maar eens naar dat lied luistert.

“En toen hoorde ik het in New York, toen hij het voor me draaide, en het raakte me echt. Het is kitscherig, maar ik vind het een verbijsterend lied en het vat gewoon in een keer alles samen wat ik mijn songs probeerde te schrijven.”

Door die kitscherigheid ligt het lied doorgaans niet heel goed bij de doorgewinterde fans. De ergst teleurgestelden schuwen de grote woorden niet, op fanfora als expectingrain: ‘afschuwelijk’, ‘dieptepunt’, ‘weerzinwekkend sentimenteel’. De iets trouwere fans sputteren dat het lied ‘best wel leuk’ is of kan zijn (en verwijzen dan naar illegale live-opnames waarop het dan allemaal wel meevalt), een deel verschuilt zich achter het dubieuze compliment dat het lied een guilty pleasure is en een factie verontwaardigden bezweert dan dat “Make You Feel My Love” écht een heel goed lied is.  

De professionals zijn evenmin onder de indruk. Clinton Heylin serveert de song kort en bondig af; met dedain stelt hij dat het inderdaad ‘thuishoort op een Billy Joel album’ (Billy Joel is inderdaad de eerste, eerder nog dan Dylan, die het lied uitbrengt, op Greatest Hits Volume III, 1997) en dat ook Dylans live-uitvoeringen geen verborgen dieptes onthullen. Greil Marcus is vol lof over Time Out Of Mind, maar negeert dit lied volledig, Greg Kot in Rolling Stone vindt dat de betovering van het album wordt verbroken door deze ‘kale ballade, ondermijnd door wenskaartenlyriek’ en een snibbige Ian Bell bitst dat het lied ‘meteen afgevoerd had moeten worden, gratis, naar Billy Joel, Garth Brooks en al die andere balladezangers die zo dol zijn op dit soort sentimentele trivialiteiten.’
Dat lijkt wat al te kort door de bocht. Zó triviaal is dit lied nou ook weer niet. De muziek, bijvoorbeeld, blijkt genoeg snaren te beroeren om “Make You Feel My Love” langzaam maar zeker te doen opstijgen naar de canon. Tot de honderden artiesten die het lied inmiddels op het repertoire hebben, behoren zeker niet de minste; behalve voornoemde megasterren als Adèle, Billy Joel en Garth Brooks, is het ook opgepakt door collega’s als Neil Diamond, Bryan Ferry, Joan Osborne, Timothy B. Schmit en Ed Sheeran. Artiesten waarover men een mening kan hebben, maar in ieder geval musici die kijk hebben op popmuziek, op pakkende melodieën en aansprekende composities.

Die ijzersterke melodie lijkt Dylan deels te hebben geleend van een lied dat kennelijk nog door zijn hoofd zoemt: “You Belong To Me”.
“You Belong To Me” is een prachtig liedje uit 1952, dat Dylan vermoedelijk bewondert in de uitvoering van Dean Martin – of anders wel de hitversie van Jo Stafford, of de popversie van Gene Vincent, of die van The Duprees, of Bing Crosby, of Patsy Cline… het is een lied dat vaak wordt opgenomen en vaak een hit wordt in de jaren dat Dylans muzieksmaak wordt gevormd, dus onder zijn huid zit het sowieso. Zelf neemt hij het in 1992 op, voor Good As I Been To You, maar selecteert het uiteindelijk niet. Dylans opname duikt dan in ’94 op, op de soundtrack van Oliver Stone’s filmhit Natural Born Killers.

Tegen de vermeende zoetigheid van de tekst valt ook nog wel het een en ander in te brengen. Toegegeven, als je het lied voor het eerst hoort, lijkt het inderdaad het werk van een luie tekstdichter die even een rijtje clichés uit zijn mouw schudt. Maar bij een tweede keer luisteren, en vooral bij droge herlezing van de tekst, begint er toch iets te knagen. Is de verteller niet een beetje al te opdringerig? En is het niet wat vreemd dat hij geen enkel woord aan zijn geliefde wijdt, behalve dan het intrigerende gegeven dat zij kennelijk ernstige twijfels heeft (‘you haven’t made your mind up yet’). Verder somt de verteller enkel en alleen op wat hij allemaal zou doen om haar ‘zijn liefde te doen voelen’. Dat, dat ‘ik zal je mijn liefde laten voelen’ klinkt ook al weinig teder – zeker niet na zo’n dubieuze gelofte als ‘ik zou je een miljoen jaar kunnen vasthouden’.
Tegen die tijd begint ook op te vallen dat het wel een en al ellende is. De regen slaat in je gezicht, de hele wereld zeurt tegen je aan, tranen, honger, bont en blauw, storm en een ‘snelweg van spijt’…  en desondanks heeft die meid nog steeds haar bedenkingen over zijn ‘warme omhelzing’, zijn troost en überhaupt al zijn aanbiedingen. Benauwend eigenlijk, om niet te zeggen: stalkerig. Nee, misschien is het maar goed dat die dame de boot afhoudt.

De muziek loopt als een manke man, over "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry"

Gisteravond, tijdens het zesde van zeven concerten in het Beacon Theatre in New York speelden Bob Dylan & band in plaats van "All Along The Watchtower", "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" als eerste toegift. Vanochtend vroeg, nog voor het opkomen van de zon, zag ik die verandering in de setlist. Sindsdien zingt het door mijn hoofd:

Well, I ride on a mailtrain, baby
Can’t buy a thrill
Well, I’ve been up all night, baby
Leanin’ on the windowsill

Ik ben gefascineerd door dit nummer. Al jaren. Eigenlijk sinds ik leerde dat ik bij het draaien van Highway 61 Revisited ook voorbij de kanonnen als "Like A Rolling Stone" en "Desolation Row" moet luisteren om de schoonheid van een ogenschijnlijk simpele song als "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" te kunnen horen.
Ik schrijf bewust 'ogenschijnlijk', "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" is helemaal geen simpele song. Verre van zelfs.
Misschien heeft Jochen Markhorst gelijk en bevat het eerste vers "seksuele dubbelzinnigheden" - er zijn zeker dagen dat ik dit hoor. Maar er zijn minstens net zoveel dagen dat ik dit niet hoor.

Misschien luister ik wel naar Dylan omdat ik zijn songs nooit helemaal weet te grijpen, hooguit weet te benaderen. Tijdens het luisteren snap ik het, denk ik, maar na het optillen van de naald komt de spanning van het bijna doorgronden bij me terug.

~ * ~ * ~ * ~

Ik ben een klein jongetje. Ik droom van een radioprogramma. Een keertje maar. Dan draai ik "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry". Het zal misschien weinig impact hebben, die show. Maar al is er maar één chauffeur die tijdens "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" de auto even aan de kant van de weg zet en voor zichzelf uit mompelt "fuck, da's mooi", dan is het geslaagd. Meer droom ik vandaag niet.

~ * ~ * ~ * ~

Het is vooral ook het slepende tempo dat "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" tot een verscheurende song maakt. De muziek loopt als een manke man. 
Dat was aanvankelijk helemaal niet de bedoeling. Eerst nam Bob Dylan in de zomer van 1965 een hele serie snelle versies van dit nummer op. Eerst was het een Chicago-blues, pas daarna kreeg het nummer de twijfelgang. 

Ondertussen zingt Dylan gewoon verder:

Don’t the moon look good, mama
Shinin’ through the trees?
Don’t the brakeman look good, mama
Flagging down the “Double E?”
Don’t the sun look good
Goin’ down over the sea?

Ik moet "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" inmiddels duizenden keren gehoord hebben, soms bulderde ik uit volle borst mee. Is het me ooit opgevallen dat Dylan in het tweede couplet in vijf regels van de maan naar de zon gaat?
Is het zowel dag als nacht in deze song?
Avond misschien, het moment waarop de dag in de nacht verandert?
Of is het zo'n song waarin het geen tijd is?
Nogmaals luisteren. Het antwoord is bijna altijd in de stem te vinden.

~ * ~ * ~ * ~

Kijk nog eens naar die titel: "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry". Mooie titel. Het is een tegeltjeswijsheid die nooit op een tegeltje werd geschilderd. Dat kan ook niet, het tegeltje zou halverwege het schilderen spontaan barsten.
Het is een songtitel waar ik vaak aan denk. Soms betrap ik mezelf er op het voor me uit te mompelen, vooral op de momenten dat een beetje relativering wel op z'n plaats is: "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry".
Is het het te kakken zijn van de schone schijn ophouden?
Soms wel.

~ * ~ * ~ * ~

Ik heb geen antwoorden, alleen oren die dit nogmaals willen horen. 
En nogmaals.

Now the wintertime is coming
The windows are filled with frost
I went to tell everybody
But I could not get across

~ * ~ * ~ * ~

En ook vanavond moet ik het horen, een aantal keer. Steeds weer tot de oren aangeven dat het genoeg is voor vandaag. Het is zo'n dag, zo'n dag waarop één song afdoende is om de dag te vullen. Voor mij is dat vandaag "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry". 
Waarom dat zo is, weet ik ook niet. Het is zo en dat is genoeg.


You're Gonna Make Me Lonesome When You Go (take 5)

de hoezen #9 - door Patrick Roefflaer

12 - New Morning
Uitgebracht: 19 oktober 1970
Fotograaf: Len Siegler (1970)
Fotograaf achterzijde: Len Siegler (1962)
Art-director: ?

Amper drie maanden na Self Portrait ligt er alweer een nieuw Dylan album in de winkels. De pers beschouwt de titel als veelzeggend: New Morning: een nieuwe start na de dubbellaar die is weggeschreven als een dieptepunt in ’s mans carrière.

Vanzelfsprekend ontkent de zanger zoiets. In zijn Kronieken (2004) schrijft hij: ‘[De producer Bob] Johnston had me eerder al gevraagd: “Hoe ga je deze plaat noemen?” Titels! Iedereen houdt van titels. Je kunt een hoop zeggen met een titel. Ik had echter geen idee. Ik had er niet over nagedacht. […]
We hadden net het nummer “New Morning” beluisterd en ik vond het best wel geslaagd. New Morning zou wel eens een goede titel kunnen zijn, dacht ik. Dat zei ik tegen Johnston. “Man, je leest mijn gedachten!” Ze vreten uit je hand.’

Hij voegt er onmiddellijk aan toe dat hij wel al een idee had voor de hoes: ‘een foto van mijzelf en Victoria Spivey. […] Dat wist ik al, nog voor ik de songs opnam. Misschien maakte ik die plaat gewoon omdat ik de hoes in gedachte had en nog iets nodig had om in de hoes te stoppen.’

De bewuste foto is gemaakt op 2 maart 1962, in de Cue Recording Studio in New York. Die dag mocht Dylan harmonica spelen tijdens een sessie van Victoria Spivey met Big Joe Williams.

Victoria Spivey is een zwarte zangeres die haar carrière begon in 1918, als 12-jarige en tot in de jaren dertig succes had in de genres vaudeville en blues. Aan het einde van de jaren vijftig pikt jazzhistoricus Len Kunstadt haar weer op en geeft haar een vaste column in zijn tijdschrift Record Research, onder de titel  ‘Blues Is My Business’.

Er komt zelfs een huwelijk van en Kunstadt blaast haar carrière een tweede adem door de oprichting van een eigen platenlabel: Spivey Records. Daarop brengen ze regelmatig elpees uit waarvoor Spivey telkens met andere muzikanten samenwerkt. Voor de sessie in maart is Big Joe Williams uitgenodigd. De Delta blues zanger/gitarist is vooral gekend voor twee eigen composities: ‘Baby Please Don’t Go’ (1935) en ’Crawlin' King Snake’ (1941).

Big Joe brengt een gast mee: een jonge snaak die harmonica speelt. Williams heeft in oktober 1961 een reeks optredens gespeeld in Gerde’s Folk City. Daarbij kreeg hij haast elke avond ondersteuning van Little Joe – een van de vele aliassen van Robert Zimmerman. Het klikte zo goed tussen beide mannen, dat ze later – onafhankelijk van mekaar - beweren dat ze al samen op het podium stonden toen Bobby pas zes was. 

Tijdens de sessie zijn twee foto’s gemaakt: op de ene staan alle aanwezigen: Dylan, Spivey, Kunstadt en Williams. De andere is de bewuste foto die Dylan acht jaar na de feiten, op de hoes van New Morning wou. Die foto toont Vicoria aan de piano, bewonderend opkijkend naar de jonge Dylan, die de 9-snarige gitaar van Williams recht houdt.

Wie het fototoestel hanteerde is onduidelijk. Dylanoloog Michael Gray noemt in zijn Bob Dylan Encyclopedia (2006) Len Siegler als fotograaf, maar meldt er bij dat het origineel jarenlang in de bezit bleef van Len Kunstadt. Dat komt ook overeen met de credits op de hoes, waarbij slechts één naam staat vermeld als fotograaf.

In zijn reeks artikelen in The Telegraph, Looking Up Dylan’s Sleeves (1995-1996), noemt Rod MacBeath Len Siegler een ‘Columbia staff photographer’. Merkwaardig is wel dat er verder totaal geen info is te vinden over de man. Bij gespecialiseerde sites als Allmusic en Discogs is geen enkele andere hoes vermeld waaraan hij zou hebben meegewerkt. Het lijkt wel alsof Siegler in zijn gehele carrière enkel een handvol foto’s heeft gemaakt en dan nog allemaal van Bob Dylan.
Sterker nog: in het boek bij The Bootleg Series, Vol. 10 - Another Self Portrait (1969-1971) zijn een tiental foto’s afgedrukt gerelateerd aan Len Siegler – en toch wordt zijn naam nergens vermeld. Misschien omdat de naam gewoon een pseudoniem is van die andere Len: Len Kunstadt?

De best gekende foto van Sigler/Kunstadt is dus het portret dat de voorzijde siert van New Morning. De bebaarde Dylan kijkt de luisteraar sereen en vastberaden aan. Het vest dat hij draagt is blauw-wit gestreept, zo blijkt uit het boekje van The Bootleg Series, Vol 1-3 (1991) waarin een gelijkaardige kleurenfoto staat afgedrukt.

De foto op de voorzijde van de hoes van New Morning is echter in sepia afgedrukt en omrand met een vaal bruin-oranjeachtige omkadering. Verder ontbreken, voor de derde keer op rij, zowel de titel als de naam van uitvoerder.

Misschien wil Dylan het zijn fans gewoon moeilijk maken?