De bootlegger die verantwoordelijk is voor de prachtige CD “Memphis Blues Again” van Steely Dan (1995), een live-opname uit 1974, heeft historisch bewustzijn. De eerste plaat van de band van Donald Fagen en Walter Becker heeft zijn titel ook al aan een Dylansong te danken: Can’t Buy A Thrill is de tweede regel van Dylans eigen bluesklassieker "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry”. Er zijn wel meer Dylanverwijzingen en -invloeden te vinden in het oeuvre van Steely Dan (de dylanesque put-down “Reelin’ In The Years”, bijvoorbeeld) en Donald Fagen verzekert bij herhaling dat de bard dé inspiratiebron is voor hun poëtische en impenetrabele teksten. “Niemand in de populaire muziek had zo’n wijdreikende onderwerpkeuze en surrealistische droomtaal.” Hij springt er dan ook bovenop als de Rolling Stone een interview publiceert (juli 2013) waarin Fagen lelijke dingen zegt over zijn held, althans: over de kwaliteiten van diens concerten in de 21ste eeuw en het bluesgehalte van de recente albums. In een scherp, lang, schriftelijk weerwoord bezweert Fagen nog maar eens dat hij een fan is, hoeveel Dylan wel niet betekent en dat hij ons al zo lang telkens weer weet te verbazen. En dan verzwijgt hij nog dat hij, heel dweperig, tien jaar hiervoor Dylans oude huis in Woodstock gekocht heeft.
Elders vertelt de Steely Dan-voorman dat de liefde is begonnen met Bringing It All Back Home (“That really blew me away”) en “It Takes A Lot To Laugh” is kennelijk zó’n knock-out dat het lied dus in de titel van het eerste album geëerd wordt. Het duo, dat de eigen band naar een dildo uit William Burroughs Naked Lunch noemt, is geporteerd van de mistigheid die in kristalheldere woorden verpakt wordt, maar vooral van de seksuele dubbelzinnigheden in Dylans song. Met enige ontvankelijkheid voor Freudiaanse symboliek hoort de luisteraar hier de klaagzang van een falende lover, die gekweld wordt door de premature petite morte; hij ‘sterft’ als hij de heuvel net beklommen heeft, de geliefde ‘komt na hem’ en de trein als metafoor voor de daad is, zeker in het bluesidioom, net zo populair als sappige citrusvruchten en open achterdeuren.
Een deel van de aantrekkingskracht van de tekst is de ongrijpbaarheid. Dylan lardeert de bluesclichés met Shakespeariaanse tekstflarden en particuliere associaties. “Now the wintertime is coming” herinnert aan Richard III (“Now is the winter of our discontent”), de “Double E” verwijst naar de EE-lijn, de Broadway Local, die in de jaren ’60 op anderhalve blok van Dylans West 4th appartement stopt (net als de “D” train uit “Visions Of Johanna”, trouwens). De oude kraker “Rocks And Gravel”, die in 1962 op zijn speellijst stond, speelt door Dylans hoofd als hij deze woorden schrijft; daarin zong hij over that Mobil and K.C. line, daar verzucht de zanger don’t the clouds look lonesome shining across the sea en de regels Don’t my gal look good / When she’s coming after me blijven bijna letterlijk gehandhaafd. Eigen woorden zijn het niet; hoewel “Rocks And Gravel” bedenkelijkerwijs op Dylans naam staat, is het lied zelf een rip-off van Leroy Carrs “Alabama Woman Blues” (1930).
Aanvankelijk is de tekst, in de versie die nog “Phantom Engineer” heet en anderhalve maand voor de plaatversie op Highway 61 Revisited wordt opgenomen, opmerkelijk genoeg oorspronkelijker, qua woordkeus meer in lijn met bijvoorbeeld een “Desolation Row” of een “Just Like Tom Thumb’s Blues”. Vooral het derde couplet:
Well I just been to the baggage room
where the engineer he's been tossed
Oh, I stamped on 40 compasses,
God knows what they cost
Muzikaal ondergaat de song in de weken na die opname ook een transformatie, maar die is beter geslaagd dan de tekstherzieningen. Als een enthousiaste producer Tom Wilson de eerste probeersels hoort, is het nog een snelle, scherpe en vooral veel gewonere Chicago-blues. Zo een waarmee John Mayall’s Bluesbreakers in Londen (met een jonge Clapton, op helaas verloren opnames) net zo moeiteloos uit de voeten kunnen als de Paul Butterfield Blues Band op het Newport Folk Festival. Pas als Dylan eind juli ’65 overstapt naar een langzame, akoestische insteek, komt de buitengewone schoonheid bovendrijven en is het, met z’n zachttreurige stemming, een welkom buitenbeentje op Highway 61.
De meester is er zelf ook wel dol op. “It Takes A Lot To Laugh” blijft ruim veertig jaar op zijn setlist staan en hij speelt het een kleine tweehonderd keer. Net zo populair is het bij de collega’s. Als George Harrison hem voor het Concert For Bangladesh (1971) van de veranda weet te trekken, pleit hij onder andere voor dit lied. De ‘supergroep’ van Al Kooper, Stephen Stills en Mike Bloomfield heeft de song dan al eerder, op het legendarische album Super Session (1968), opgestoten in het American Songbook en sedertdien behoort het tot de canon; honderden artiesten hebben het op het repertoire staan. De meesten kiezen voor tragere interpretaties dan het Highway 61 origineel en grijpen de kans om een gitaar te laten excelleren. De live-versie van Fairport Convention (Cropredy 2002), met een grootse Richard Thompson, is een hoogtepunt in die categorie, mooier nog dan de exercitie van gitaargod Eddie Van Halen. De Groningse dames van Ygdrassil verzorgen een prachtig tweestemmige, verstilde cover op hun album Nice Days Under Darkest Skies (2002), Misschien de allertraagste, ingeleid met weemoedige stoomfluit, komt van de hartverscheurende Higher Animals (2012). Minstens zo melancholiek, maar veel bluesier, is de door Dylan zo gewaardeerde David Bromberg op Try Me One More Time (2007), maar de uitvoering van de weergaloze Chris Smither, die eerder al imponeerde met “Visions Of Johanna”, stelt alles en iedereen in de schaduw. Het is een uiterst ingetogen, stuwende en soulvolle vertolking, spaarzaam geïnstrumenteerd, waarin de focus op het lied blijft, niet op een ambitieuze gitaar of meeslepende zang dus. Te vinden op de verder ook erg fraaie plaat Time Stands Still (2009).
It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry
Well, I ride on a mailtrain, baby
Can’t buy a thrill
Well, I’ve been up all night, baby
Leanin’ on the windowsill
Well, if I die
On top of the hill
And if I don’t make it
You know my baby will
Don’t the moon look good, mama
Shinin’ through the trees?
Don’t the brakeman look good, mama
Flagging down the “Double E?”
Don’t the sun look good
Goin’ down over the sea?
Don’t my gal look fine
When she’s comin’ after me?
Now the wintertime is coming
The windows are filled with frost
I went to tell everybody
But I could not get across
Well, I wanna be your lover, baby
I don’t wanna be your boss
Don’t say I never warned you
When your train gets lost
2 opmerkingen:
Is "Phantom Engineer" (uitgebracht in 2005 op "No Direction Home") nooit gecovered ?
In mijn - niet onaanzienlijke - verzameling zit er geen, i.i.g.
Afgezien van een enkele oninteressante cover door tributebands ken ik er ook geen; ik houd me aanbevolen!
Een reactie posten