Dylan kort #3642
The Comic Book and Me #84
Dylan vinden waar hij niet of nauwelijks is #163
aantekening #7481
Dylan kort #3641
23 juni 1978
aantekening #7478
Dylan kort #3640
aantekening #7477
Dylan kort #3639
Dylan kort #3638 - Rough And Rowdy Ways
Rough And Rowdy Ways-dag
Dylanterie #25: Jochies, 1998 - door Ubel
Jochies, 1998
Dylan vliegt na concerten in Miami naar Zuid-Amerika
voor gigs. Zodoende kan hij 11 april 1998 in Rio de Janeiro mooi een
gastoptreden doen met de Rolling Stones. Nee, afspraken wie welke coupletten
zingt, zijn vooraf niet gemaakt. Dylan doet dat nou eenmaal vrijwel nooit.
Dylan zingt aarzelend, laat Mick Jagger af en toe z’n gang maar gaan. Maar toch;
met zijn opwaaiende haren in de windmachine, vermaakt Dylan zich zichtbaar
kostelijk tijdens het spelen van Like A Rolling Stone met Mick, Keith, Ron en
Charlie. Vertederend is het. Heren op leeftijd, gevorderde vijftigers, maar
jochies. Jochies, die Muddy Waters’ song Rolling Stone ooit grijs draaiden.
Jochies, alsof het 1962 is.
Ubel Zuiderveld vervat onder de naam Dylanterieën korte observaties en
gedachten omtrent Bob Dylan in 111 computergetelde woorden, zogenaamde
honderdelfjes. Begin 2021 verschijnt een deel van de Dylanterieën in het boek
De Eeuw Van Bob Dylan.
Eerder op deze weblog gepubliceerde Dylanterieën staan hier
De recensies
Dylan kort #3637
Rough And Rowdy Ways: Bob Dylans eigen Wonderland (eerste indrukken)
Bob Dylan nam zijn eerste elpee op in 1961. Zijn tweede elpee, The Freewheelin’ Bob Dylan (1963), was een eerste stap tot wereldfaam. In de bijna zestig jaar die sindsdien zijn verstreken, is hij gekroond tot God en versleten voor Judas. Nu is hij negenenzeventig en bewijst hij met Rough And Rowdy Ways dat rock – pop – folk – of hoe je zijn muziek ook wilt noemen - nooit een young man’s game is geweest. Leeftijd is irrelevant, als je de stem maar hebt. Bob Dylan heeft de stem, zo bewijst Rough And Rowdy Ways.
Rough And
Rowdy Ways is het werk van een man met vele kanten, zoveel kanten dat hij
wel haast rond lijkt - om Bernard Paturel te parafraseren. Niet voor niets
begint zijn negenendertigste studioplaat met “I Contain Multitudes”, een song
waarin hij zingt:
I'm a man of contradictions, I'm a man of
many moods
I contain
multitudes
Het is het
toegangskaartje tot de rest van het album, een album bestaande uit multitudes,
uit menigten. Een album waarbij de oren blijven haken aan (vaag) bekende namen,
zoals Anne Frank, The Rolling Stones en Indiana Jones in het openingsnummer. Zoals
de tientallen namen in “Murder Most Foul” – een song van de rest van het album
gescheiden doordat het op een tweede schijf is gezet. Zoals Al Pacino en Marlon
Brando of Leon Russel en Liberace in “My Own Version Of You”.
Zoals Montgomery
en Patton, Elvis en Martin Luther King in “Mother Of Muses” of Allen Ginsberg,
Jack Kerouac en Gregory Corso in “Key West (Philosopher Pirate)”.
Naast deze
namen zijn er frasen die een belletje doen rinkelen, zoals Shakespeare’s “To be
or not to be”, Sinatra’s In The Wee Small Hours of Dylans eigen “Every
step of the way”. Het zijn deze namen en frasen die de luisteraar ankerpunten
bieden tijdens de eerste paar luisterbeurten. Ankerpunten die mij door Rough
And Rowdy Ways loodsen.
Er is veel
tekst op Dylans nieuwe album. Heel veel tekst en ieder woord is goed te
verstaan. Bob Dylan zingt de longen uit zijn lijf, al zingende zoekende naar
fraseringen om uitdrukking te geven aan het gevoel achter de woorden, zo stel
ik me voor. Luister bijvoorbeeld hoe hij de song “I’ve Made Up My Mind To Give
Myself To You”. Bob Dylan is een groot zanger en ook op Rough And Rowdy Ways
is dat weer goed te horen.
En dan de muziek,
voornamelijk in midtempo, op drie wat steviger bluessongs na, waarvan de eerste, “False Prophet” eerder werd vrijgegeven. Goed,
veel midtempo songs dus, soms met verrassend instrumentarium, zoals een
accordeon in “Key West” of de achtergrondzangers wiens “ooohs” deel zijn
geworden van de muziek, de stem als instrument in “I’ve Made Up My Mind To Give
Myself To You” en wederom “Key West”.
De
begeleiding is vaak spaarzaam, zoals de tegen flamenco aan schurkende gitaren
in “Black Rider”.
Er zijn de
verschillende identiteiten, zoals de “Black Rider”, de “False Prophet” en de “Mother
of Muses”. De laatste song lijkt op het eerste gehoor een “Mr. Tambourine Man”
2.0, mede doordat de moeder der muzen in de openingsregel wordt gevraagd voor
de “ik” te zingen.
En tijdens
het luisteren vraag ik me steeds af waar bij Dylan-de-schrijver het autobiografische
stopt en de verdichting begint. Dat is knap, dat houdt mij als luisteraar bij
de les. Is het Dylan – of liever gezegd één van de Dylans (denk aan de multitudes)
- die de “Mother Of Muses” vraagt toegezongen te worden, of is het fictie? Is
het een van de Dylans die in “Goodbye Jimmy Reed” terugkijkt op zijn verleden
en zich afvraagt of show belangrijker is dan vakmanschap in de regels
You wouldn’t
matter much
The
people all said
‘cause I
didn’t play guitar
Behind my
head
of is het
fictie?
Wat bij de
eerste keer luisteren naar de songs op Rough And Rowdy Ways waar lijkt,
komt bij een tweede keer op losse schroeven te staan. Wie blijft luisteren
ontdekt steeds meer.
En is in het
licht van bovenstaande “My Own Version Of You” niet veel meer dan Dylans eigen
versie van het Frankenstein-verhaal? Is het uit delen bouwen van de gedroomde
vrouw niet ook een vorm van multitudes? Een antwoord heb ik niet, goddank.
Rough And
Rowdy Ways draait om identiteit. Maar Dylan zou Dylan niet zijn als dat een
stapje verder gaat dan de voor de hand liggende mogelijkheid. Zo gaat het in “Goodbye
Jimmy Reed” net zoveel over blueslegende Jimmy Reed als de song “Blind Willie McTell”
over die andere blueslegende gaat: niet. In “Key West” zet de “ik” zich naast
onder andere Allen Ginsberg en Jack Kerouac, de schrijvers van de Beat
Generation, niet naast die andere grote Amerikaanse schrijver, de schrijver die
in tegenstelling tot de Beats wel vaak met de stad Key West wordt geassocieerd: Ernest Hemingway.
Tientallen
malen heb ik de muziek even een stukje terug gezet omdat het door mijn kop
schoot: hoorde ik dat goed? De ene schitterende beeld naar het andere wordt
door Bob Dylan aan de luisteraar voorgeschoteld, zoals “Transparent woman in a
transparent dress” in “Goodbye Jimmy Reed” of
Go home
to your wife stop visiting mine
One of
these days I forget to be kind
in “Black
Rider”. Is Rough And Rowdy Ways wederom een bewijs dat het Nobelprijscomité
het in 2016 bij het juiste eind had? Hell yeah.
Schitterende
regels die de luisteraar aan het denken zetten, die – door associatie – de luisteraar
een richting op sturen, zoals de regel “I painted my wagon abandoned all hope” in
“Crossing The Rubicon” waarbij ik door het tweede deel gelijk denk aan Dante’s Goddelijke
Komedie. “Abandon all hope (Laat alle hoop varen)” zijn immers de woorden
die boven zijn hellepoort staan. Eenmaal op die gedachtetrein gaat meer
opvallen in dezelfde song, zoals
Three
miles North of Purgatory
One step
from the great beyond
Purgatory,
Vagevuur is de titel van een van de drie delen van zijn Komedie.
En dan gaat
opvallen dat de Rubicon een rivier is in Italië, dat Dante een Italiaans
schrijver is. Dat in een van de Engelse vertalingen van De Goddelijke
Komedie de rivier de Rubicon in de noten te vinden is. Voor ik het weet,
heeft Bob Dylan mij als luisteraar Dante’s wereld in gesleept.
En nergens
in “Across The Rubicon” valt Dante’s naam of de titel van zijn boek. Het zijn mijn
associaties die ik alleen kan maken door zijn schrijven.
En wie dan
verder zoekt ontdekt dat “Crossing The Rubicon” niet alleen een staande uitdrukking
is, maar ook de titel van een boek over de aanslag op het World Trade Center in
2001.
Dat is wat
Dylan, wat Rough And Rowdy Ways met de luisteraar doet. De luisteraar
wordt op pad gestuurd, aan het werk gezet. De hersens moeten kraken terwijl het
voetje rustig mee tikt in het tempo van de muziek.
De songs
zitten vol met springplanken die het associëren aansturen, zoals
After
midnight if you still wanna meet
I’ll be
at the Black Horse Tavern on Armagadon Street
in “My Own
Version Of You”.
Gezien
Dylans leeftijd zal Rough And Rowdy Ways het stempel “zwanenzang”
krijgen. Een regel als “I already outlived my life by far” zal koren op de
molen van de zwanenzang-denkers zijn. En ja, de oude man is een van de
identiteiten op Rough and Rowdy Ways. er zijn meer, veel meer personen
te vinden op dit album. Wie zich blind staart op Dylans leeftijd en de
(mogelijke) verwijzingen daarnaar in de songs op Rough And Rowdy Ways
doet zichzelf en de songs te kort. Natuurlijk is het album waarop het terugkijken
is op een leven, een album vol mijmeren. Maar er is zoveel meer. Bob Dylans
nieuwste is een album van multitudes, van menigten. Het is een album om
in te verdwalen. De songs nemen je mee door het konijnenhol Dylans eigen wonderland
binnen. Het is er aangenaam vertoeven. Wie er is, wil niet meer weg.
Rough And
Rowdy Ways is vanaf 19 juni op cd te koop. De vinyl-versie ligt, in drie
kleuren, vanaf 17 juli in de winkels.
I Shall Be Free No. 10 - door Jochen Markhorst
I Shall Be Free No. 10 (1964)
In april 2014 start BBC Radio 4 met de onderhoudende themaserie “I was…” en dat zijn eigenlijk altijd boeiende programma’s. Het zijn uitzendingen van een half uur die zich concentreren rond een volslagen onbekende hoofdgast met één bijzondere verdienste. “Ik was de kleermaker van Johnny Cash”, bijvoorbeeld, of “Ik was de secretaresse van Ernest Hemingway”, of “Ik was John Lennons traumachirurg”.
Op donderdag 1 juni 2017 stemmen de Dylanfans af op BBC
4, als Daniel ‘Catfish’ Russ zijn verhaal mag doen in de uitzending “Ik was Bob
Dylans eenmalige sparringpartner”.
Dylans liefde voor het boksen is wel bekend en er duikt
met enige regelmaat een anekdote op, waaruit die liefde blijkt. In 2014 bezoekt
hij een training van wereldkampioen Manny Pacquiao, die meteen een trotse foto
op Twitter plaatst, in interviews en speeches laat Dylan wel eens vallen dat
hij boksgevechten bezoekt, in de jaren 70 traint hij met ex-profbokser Bruce
‘The Mouse’ Strauss en van regisseur Quentin Tarantino is het amusante verhaal
dat de oude Dylan hem bij een sparringpartijtje vol en hard in het gezicht weet
te raken. “Ik lette even niet op, liet mijn dekking heel even zakken en hij
sloeg meteen toe. Het was een goeie stoot.”
De technische details komen dan van ‘eenmalige
sparringpartner’ Daniel Russ, die in een boksschool in Austin, in het voorjaar
van 2008, tot zijn stomme verbazing plotseling tegenover Bob Dylan staat. Russ
is een voormalige amateurbokser, opgeleid tot rabbi, een matig succesvolle schrijver
en redelijk getalenteerde bluesharmonicaspeler, maar vooral een goed boerende
reclameman in Texas. Eigenlijk komt hij alleen maar even gedag zeggen tegen de
eigenaar, een oude vriend van hem. De 51-jarige Russ bokst allang niet meer, maar
als zijn vriend vraagt of hij alsjeblieft even zou kunnen sparren met een of
andere oude vent (“maar je mag hem absoluut niet raken! Spring maar een beetje
om hem heen”), is hij wel bereid om voor deze ene keer de handschoenen nog eens
aan te trekken. Tot zijn verbijstering staat hij een minuut later tegenover
zijn grote idool Bob Dylan. “Hem had ik natuurlijk nóóit geslagen, al zou ik
per stoot worden betaald.”
Russ is verbaal begaafd en heeft meer dan voldoende kijk
op de sport, dus hij kan op de radio goed uitleggen hoe Dylan bokst.
Hij deelde een paar stoten
uit, en als ik mijn vuist omhoog bracht om de stoot op te vangen, dan gooide
hij er meteen een dubbele stoot achteraan, zodat ik mijn hand weer moest laten
zakken. De tweede stoot ging door mijn dekking heen en raakte me tegen m’n
hoofd. Hij wist wat hij deed, want je tweede stoot moet dan verder reiken dan
je eerste stoot. Dus dat was ook duidelijk iets waarin hij was getraind. Ik
begon me wat meer op te dringen, kwam dichter bij hem, zodat hij werd teruggedreven,
en hij raakte me met een hoek in mijn ribben. Dat was echt een hele goede
stoot. Dat vond ik wel cool. Bob Dylan heeft me gehoekt. Hij wist hoe hij moest
slaan. Hij wist hoe hij moest stoten en hoe je dan moet meelopen. Hij
wist hoe hij zijn verdediging moest handhaven, zoals met die stoot. Die begon
vanuit zijn schouder, sloeg uit en keerde weer terug naar de schouder, hij liet
hem niet zakken. Hij wist hoe hij zich moest bewegen, hij kon een rechtse hoek
plaatsen en hij wist hoe hij zijn slagen moest afwisselen. En hij wist dat je
voeten altijd uit elkaar moeten staan, daartussen moet altijd een goede ruimte
zijn en dat deed hij ook perfect. Want dat is Bob Dylan. Hij doet alles
perfect. Hij zingt perfect, hij speelt perfect, zo is hij nu eenmaal. Hij doet
niets halfbakken. Vermoedelijk heeft hij elke stoot die hij plaatst eerst
duizend keer geoefend.
Russ neemt de handschoenen mee naar huis en koestert ze
nog steeds. “Ik weet nog dat ik die middag thuis kwam. Ik dacht: twee oude
joden betraden een boksring in Austin. En een daarvan was ik.”
In Dylans werk is dan relatief weinig terug te vinden van
die boksliefde. Twee keer draait een lied wel om een bokser, maar niet om boksen
(“Who Killed Davey Moore” en “Hurricane”),
in zijn gehele catalogus komt niet meer dan een klein handjevol hints naar de
nobele kunst van zelfverdediging voor (in “Clean-Cut Kid”, in “Gotta Serve
Somebody” en in “The Groom’s Still Waiting At The Altar”) en hij covert “The
Boxer” op Self Portrait.
Die cover is destijds, in 1970, een beetje pikant. Rond
het lied hangt het nogal dun gefundeerde verhaal, dat Paul Simon het als een
sneer naar Dylan zou hebben bedoeld. In Greenwich Village is Dylans boksliefde
algemeen bekend, hij heeft ook zijn home en
zijn family verlaten om naar New York
te gaan, en met dat lie lie lie-refrein
roept Simon dan ‘leugens leugens leugens’ naar de bard. Uit nijd over diens
vermeende verraad aan de folkbeweging, of zoiets. Simons biograaf Marc Eliot
noemt die duiding utterly nonsensical (in
Paul Simon. A Life, 2010), Simon zelf
heeft een radicaal ander, geloofwaardig verhaal bij dat refrein en Dylans eigen
antwoord, die cover op Self Portrait, is
natuurlijk het meest elegant.
Maar één keer, ergens aan het begin van zijn carrière,
laat Dylan zijn liefde voor het vuistvechten doorschemeren in een eigen lied:
in “I Shall Be Free No.
Het lied is een vreemde eend in de bijt, op kant 1 van Another Side Of Bob Dylan (1964). Uit
het beroemde verslag van Nat Hentoff, de geluksvogel die namens The New Yorker de complete opnamesessie
mag bijwonen, blijkt ook de hoofdverdienste van het lied: het brengt even
lucht, het is een comic relief. Producer
Wilson moet lachen, de twee technici hebben lol, Dylan struikelt een paar keer
over de woorden en heeft uiteindelijk een extra insert nodig om tot een complete opname te komen. Daarna volgen nog
“andere songs, de meeste over verloren of verkeerd begrepen liefdes”, en na de
laatste opname, “My Back Pages”, is de sessie om half twee ’s nachts afgelopen.
Dylan heeft in vijfenhalf uur veertien songs opgenomen, elf daarvan zullen op
het album verschijnen.
De beslissing om het hele album in één klap op te nemen,
is ingegeven door commerciële motieven, begrijpen we. Normaal doen we dit niet,
zegt Tom Wilson, maar platenmaatschappij Columbia moet het per se hebben vóór
de fall sales convention, de
herfstbeurs die zeven weken later, eind juli in Las Vegas, is gepland.
Dat lijkt flauwekul. Dylan is allang Columbia’s golden boy, mag, wederom volgens Tom
Wilson, opnemen wanneer hij maar wil, en waarom hij niet een paar songs op deze
maandag, een paar andere op dinsdag en de rest op woensdag zou kunnen opnemen,
wordt met dit onzinnige fall sales
convention argument niet opgehelderd.