Louis Jordan (1908-1975) is natuurlijk een grootmeester van de noveltysongs, de songs die drijven op een komisch effect. De hitpotentie daarvan is onverwoestbaar en van alle tijden. Songs als “They're Coming to Take Me Away, Ha-Haaa!" (Jerry Samuel, 1966), “Da Da Da” (Trio, 1982), “Yakety Yak” (The Coasters, ’58), artiesten als Zappa (“Dancing Fool”) en Weird Al Yankovic, zelfs Sinatra bezondigt zich eraan (met het volslagen mislukte “Mama Will Bark”, ’51, bijvoorbeeld) en in de zomer van 2018 scoort Cardi B een wereldhit met de noveltysong “I Like It”.
In de jaren 40 scoort Louis Jordan met zijn band Tympany Five de ene hit na de andere met kolderieke refreinen, bizarre geluidjes of humoristische teksten. “G.I. Jive”, “Mop! Mop!”, “Five Guys Named Moe”, “Petootie Pie”, om er maar een paar te noemen. In tien jaar tijd, tussen 1942 en 1951 produceert Jordan maar liefst vierenvijftig Top 10-hits, vijftien keer nummer 1(!), in de R&B/Race Charts, en negentien singles scoren ook cross-over, in de blanke lijsten dus. Het zijn ook daar geen kleine hitjes; negen keer de Top 10 van de US Pop Chart en twee hits zijn zelfs helemáál cross-over, scoren in drie lijsten: “Ration Blues” behaalt ook nog de eerste plek in de Country Charts, evenals “Is You Is Or Is You Ain’t My Baby”.
Maar de King Of The Jukebox slechts als novelty-artiest wegzetten, doet geen recht aan Jordans fenomenale muzikaliteit, de geraffineerde composities en vooral zijn enorme invloed. Chuck Berry wijst naar Louis Jordan, als men hem als de Grondlegger Van De Rock ‘n’ Roll probeert te eren. Zonder Louis Jordan, zegt Berry dan, was ik nooit de muziek ingegaan. Hij geeft ook moeiteloos toe dat hij het aardverschuivende intro van “Johnny B. Goode” gewoon heeft gejat van Jordan: van het intro bij “Ain’t That Just Like A Woman”. Daarvan inspireert de tekst overigens ook al. Chuck Berry tot “Brown-Eyed Handsome Man”, Dylan tot een song als “Highway 61 Revisited”, die opstapeling van surreële, ongerelateerde coupletten met Bijbelse referenties:
There was Adam, happy as a man could be
Till Eve got him messin' with that old apple tree
Ain't that just like a woman?
Yeah, ain't that just like a woman?
Ain't that just like a woman?
They'll do it every time
Lot took his wife down to the cornerstore for a malted
She wouldn't mind her business, boy did she get salted
Ain't that just like a woman?
Ain't that just like a woman?
Yeah, that's just like a woman, they'll do it every time
James Brown erkent de impact op zijn eigen ontwikkeling eveneens herhaaldelijk, net als Little Richard, en Jordans producer, Milt Gabler, transponeert des jukeboxkonings muziek naar zijn blanke cliënt Bill Haley, ook al zo’n aartsvader van de rock ‘n’ roll. Bill Haley And The Comets nemen dan ook aardig wat Jordansongs op in hun repertoire (“Choo Choo Ch’Boogie”, “Caldonia”). Het rechtvaardigt allemaal de eretitel Grandfather Of Rock ‘n’ Roll, in ieder geval.
Als radiomaker komt Dylan niet om de man heen. In zijn Theme Time Radio Hour draait hij Louis Jordan acht keer, even vaak dus als Sinatra en Bob Wills, eentje minder dan lijstaanvoerder George Jones. “Louis werd een van de pioniers van de rhythm & blues,” zegt Dylan waarderend in aflevering 13, na "If You’re So Smart, How Come You Ain’t Rich?”, en memoreert vervolgens dat zelfs Chuck Berry hem zijn belangrijkste invloed noemt, “… en Chuck laat anders nóóit zijn licht op iemand anders vallen.”
In de kelder van de Big Pink waart de geest van Louis Jordan ook rond, in 1967. Aanvallen van landerige meligheid worden getoonzet in noveltysongs als “My Bucket’s Got A Hole In It”, “Kickin My Dog Around” en “See You Later, Allen Ginsberg” en de meligheid bereikt een creatief hoogtepunt bij “Bourbon Street”, het broertje van Jordans eerste nummer-1-hit: “What’s The Use Of Getting Sober (When You Gonna Get Drunk Again)”.
De gimmick van dat lied is de openingsdialoog tussen een moedeloze, zwaar teleurgestelde vader en zijn nietsnut van een zoon die het drinken niet kan laten. Als pa klaar is met zijn verwijtende gezeur, krijgt de dronken zoon alle ruimte om zijn bezopen loflied op de alcohol te lallen: ‘waarom zou je nuchter willen worden, als je daarna toch weer dronken wordt.‘
Uit dat gedeelte, de sterkhouder van de song, kopieert en extrapoleert Dylan dan de dictie, de frasering en de vloeibare voordracht; Dylans protagonist is de zoon uit What’s The Use, die gewoon weer aan de bar hangt, na dat standje van pa.
De landerige traagheid van Jordans song, die met tempo en schrale instrumentatie de wee small hours van een doorgehaalde nacht op ’s lands meest beruchte uitgaansstraat, Bourbon Street in New Orleans, oproept, weten Dylan en de jongens van The Band te evenaren. Over zo’n puike blazerssectie als de Tympany Five beschikt de Big Pink niet, maar kijk aan: met alleen een beschonken trombone (Rick Danko, vermoedelijk) roep je New Orleans ook al op.
De tekst lijkt grotendeels ter plekke geïmproviseerd en is ook niet helemaal te verstaan, maar dat de goedgehumeurde Dylan een en ander concentreert rond een dubbele woordspeling á la Rainy Day Women is er nog wel uit te halen, hoewel dat de (weinige) analytici lijkt te ontgaan. Clinton Heylin, Greil Marcus en Tony Attwood ontwaren niet veel meer dan een nathals die ergens op Bourbon Street aan de bar hangt, dan wel van bar tot bar zwalkt. Alle drie gaan dan voorbij aan de openingsregel “I’d like another Bourbon Street”, aan “I want a Bourbon Street” en vooral aan de stokregel van de laatste coupletten: “Mister bartender, I’ll have another Bourbon Street”. Dat allitereert met een gewone bestelling, a Bourbon straight, puur, maar meer nog wil de drinkebroer kennelijk een hele straat van bourbonwhisky voor zich op de toog zien, een rijtje van een stuk of acht borrels dus, hatsee. Dat Bourbon Street dan ook werkelijk die beroemde kroegstraat in Amerika is, is leuk voor de woordspeling.
De toepasselijke naam is overigens toeval; de straat is genoemd naar het Franse koningshuis (New Orleans was immers de hoofdstad van de Franse kolonie Louisiana, vandaar), niet naar de whiskeyvariant die oorspronkelijk in Bourbon County in Kentucky werd gestookt, twaalfhonderd kilometer verderop.
In 2018 maakt Dylan dan de cirkel rond door weer terug te keren naar de destijds zo lallerig bezongen neut: hij brengt, in navolging van beroemdheden als Willie Nelson, George Clooney en David Beckham, een eigen whiskeyserie uit: Heaven’s Door. De lekkerste daarvan is trouwens niet de Tennessee Bourbon, aldus het testpanel van Grub Street, de populaire food blog van New York Magazine, maar de Double Barrel Whiskey. Althans, dat is de meest “Dylan-y” van de drie whiskeys, daarin zit nog wat ‘diepte’. “Ik zou niet willen beweren dat het een geweldige Dylansong is, maar het is in elk geval een imitatie van een aardige Dylansong,” vindt panellid Adam Platt, de culinair recensent van New York Magazine, en daarmee zijn de andere critici het wel eens.
De Bourbon is wel okee. Niet verschrikkelijk. Maar: het heeft absoluut niets Dylannerigs. “Het is niet weird, niet ragebollerig, het is niet pezig.”
Voor de pezige, bizarre ragebol moeten ze dan maar nog eens het laatste lied op disc 4 van The Bootleg Series 11 - The Basement Tapes Complete opzetten: het aanstekelijke, dwaze, Dylaneske “Bourbon Street”.
Bourbon Street
I'd like another Bourbon Street
(??) oh so sweet
Hold that down, you better keep it neat
For when it's over, it was incomplete
Oh, I took it down and said, oh, oh have a seat
But I don't live down on Bourbon Street
No more, no more, no more, no more
No, I don't live on Bourbon Street no more
Bourbon Street lordy-town
You better keep it sweet
Put all your loving apples on your feet
But I don't even mind if you want to scratch your feet
You can bag it down in butter, butter sweet
Now don't (??) on my Bourbon Street
Now, Bourbon Street
A happiness will get you, Bourbon Street
The girls they won't forget you down at Bourbon Street
Here they come now
Here they come now
Here they come now
Oh them little girls
Well, I went down a-looking for Bourbon Street
I look a-high and low and then it took me off my feet
Bourbon Street
Oh man, let me tell ya, Bourbon Street
Mister bartender, I’ll have another Bourbon Street
Oh play it pretty now, boys!
Ah, sounds marvelous
Oh, shit
Yes, yes
Yes a ton of joy
Oh, I can’t take it no more
Well let me tell ya, Bourbon Street
Let me have another Bourbon Street
Tell me young brother I want a Bourbon Street
I want a Bourbon Street now
Mister bartender, I’ll have..
I’ll have another Bourbon Street
1 opmerking:
Dit klinkt inderdaad volkomen bezopen. Maar het doet denken aan het volkomen bezopen tijdperk van de Prohibition waarin de puriteinse geheelonthouders dachten dat ze het drankgebruik konden terugdringen door middel van verboden... Ik weet niet of Dylan daaraan dacht toen hij dit schreef, maar ik moet denken aan de speakeasys van weleer.
Een reactie posten