Op 19 juli plaatste ik hier 'De gedachte door Peter M.' Vandaag plaats ik hier - met alle genoegens van dien - 'De Gedachte 2 -Lille door Peter M.'
Dank Peter voor weer een fantastische bijdrage!
De Gedachte 2: Lille, things have changed!
U kent ongetwijfeld ook dat gevoel. De dag van een Dylan concert sta je op, je zet koffie en je begint te denken: “Wat wordt het vanavond?”. Zeker wanneer het vorige concert al meer dan twee jaar geleden is.
Wie de jongste weken zijn geduld voor de optredens in Roterdam en Antwerpen niet kon bedwingen ging op zoek naar setlisten, reviews en clips van de jongste afgelopen Britse concerten.
Nu heb ik me daar één avond op het discussieforum van ExpectingRain geparkeerd en de live-verslaggeving van Bournemouth gevolgd. U kan dat misschien vanavond eens proberen voor het concert in Parijs.
Het gaat zo: één of meerdere ‘spionnen’ rapporteren’ live de setlist vanuit de zaal door, waarna tientallen diehards die gekozen nummers voorzien van commentaar.
Ik hoef u niet te vertellen dat de keuze van Shooting Star als tweede nummer in Nottingham voor een ware volksgekte ten huize ER zorgde.
Heel intrigerend is de commotie rond Mark Knopfler. Volgens de ene brengt hij ogenschijnlijk gezapig een selectie uit zijn solo oevre. Volgens de andere zou hij Dylan inspireren tot betere concerten.
En guess what? In Bournemouth stuurde Bwaab een secretaris van zijn team naar Knopflers loge met de vraag om één nummer tijdens de set te komen meespelen.
De commotie rond het verschijnen van de sneller-dan snel spelende gitaarvirtuoos is weergaloos. ‘Yes!!!’, ‘I knew it’, ‘Blind Willie McTell!!’.
Wat dat laatste betreft: zeker, Dylan speelde het nummer, alleen, zonder Knopfler. Die kreeg voor ‘Beyond here lies nothing’ een plaats naast Stu Kimpball toebedeeld, terwijl de meester zelve voor het eerst de gitaar omgordde. Ken uw plaats in de boksring heet dat in vaktermen.
En zo mijmerde ik gisteren maar door, op weg naar de plaats van afspraak , om met vier fans naar Lille te rijden. ‘Don’t think twice’ wordt de twee song, zei F. vrolijk ogend. Achteraan in de wagen wordt gegromd en verwezen naar het al jaren gewenste ‘Shooting Star’ op de playlist.
Heeft u ook die rare gewoonte? Ik kom zelden veel te vroeg op een feestje, maar op Bobs feestje sta ik elke keer uren te vroeg in de parking. Je weet maar nooit dat die al vol staat, of dat de tourbus van Dylan zich van locatie vergiste en het concert al om 18 uur zal doorgaan.
Nu loop je daar met vier Dylan-cats in Lille Nord: enkele vierkante kilometer met niks dan vergane kantoorgebouwen, grijze administratieve centra, zelfs geen kerken (ook hier is God door zijn eigen klokkenluiders verdreven) en daartussen een betonnen bunker, de Zénith genaamd.
Ik ken die zaal, een leuke plek, met leuke herinneringen. In maart 1995 stond Dylan er voor een halflege zaal. Moe, met de naweeën van een griep. Halfweg het concert ging hij zitten op de raiser van Winston Watson’s drumkit en zette hij met zijn hoofd bijna tussen zijn knieën een tergend mooi ‘Dignity’ in. Het beeld van een moegevochten krijger, met enkel de microfoon als wapen tussen zijn zwetende handen. Ik heb al veel mindere goden de afgrond zien inzinken. Dylan verdiende die dag de prijs van de strijdlust, om het in Tour-de-France termen te zeggen.
Tien jaar later stond de road warrior er opnieuw. Ditmaal met een country combo van illustere namen. Want ja, GE Smth, JJ Jackson, Larry Campbell en Charlie Sexton: die namen maken meteen een beeld los van complete chaos (Den Haag 1989), briljante anarchie (Vredenburg 93, 94 en 96) en de wederopstanding van de enige echte ‘The Band’ (Vorst 2000 en 2002). Daar konden de huurlingen van de jaargangen 2005 tot 2009 niet tegen op. En zo geschiedde ook Bob’s wil in Lille vijf jaar terug. Het concert kabbelde professioneel braafjes voort, maar de vonk, het heilige vuur was zoek, ver zoek.
Dié gedachten spelen door je hoofd, wanneer je om 18 uur, bij ondergaande oranje herfstzon naar de arena van de leeuwen wandelt. Tussen de rijen wachtende fans herken je steeds opnieuw dezelfde gezichten, met nog steeds dezelfde vragen in de ogen: “Kan hij het nog straks?”, “Zal hij niet terug naar de kapot gespeelde klassiekers grijpen?”. Maar ook: “I need a free ticket”. En “Ik stond op de eerste rij in Bournemouth en hij wees met zijn duim naar mij alleen”.
Het is intussen 20 uur: de zaal is volgelopen voor een voorprogramma. Dat moet van Santana in Schaarbeek ’84 geleden zijn dat een massa zo enthousiast en innig een co headliner omarmt. Ik ga u niet vertellen wat Knopfler speelde – en wanneer ik eerlijk ben dient u te weten dat ik eigenlijk in de coulissen van de Zénith de set met een half oor volgde. Dus geen oordeel omtrent Marky. Maar voor diegenen die wel benieuwd zijn wat er gebeurt en welk leuks vooral tussen de concerten valt te beleven: check de tourlog van keyboard speler Guy Fletcher. Een brave ziel die al bijna dertig jaar met Marky meedraait. Bottom line: is ‘Sultans of swing’ nog relevant in 2011: ja, het nummer blijft een statement en straalt in zijn originele versie nog steeds frisheid uit. Speelt MK het ook in Rotterdam en Antwerpen? Guy Fletcher is uw perfecte host with the most.
Half tien:u kent ongetwijfeld ook dat gevoel, nog enkele minuten en de announcer van dienst doet zijn ‘Ladies en gentlemen’ verhaal. Op dat ogenblik spant je buik samen, sperren de pupillen zich tot een microscopische zoekmachine, gericht naar die nog donkere rechterplek op het podium, trillen je neusharen en stretch je je benen als een voetballer die zich opwarmt voor een Europese CL finale.
Nog snel even een hand five met de maten en dan gaan de lichten uit. Klaar voor de match die net anderhalf uur zal duren. Geen verlengingen, geen penalty’s zo is gezegd, en geen vuile truuks onder de gordel.
Je hebt twee soorten van mensen. Diegene die al jaren naar concerten gaan en diegene die nog nooit naar een Dylan concert gingen. Daar in Lille is de tweede categorie goed vertegenwoordigd. Want de retestrakke opener Leopard skin pill box hat zorgde meteen voor een ware volkstoeloop naar de rechterkant van het podium. Niks nieuws te bespeuren daar: hij staat nog steeds achter zijn orgeltje en dat klinkt nog luider dan twee jaar terug. Wat wél nieuw is: de grimas, de pretogen en de krolse grol. Dylan klinkt inderdaad als een krolse kater en deelt vanaf minuut één de ene uppercut na de andere uit.
Feit twee, rondom hem staat opnieuw en eindelijk een band! Een groep in witte maatpakken gestoken mercenaries, met een gemene blik hun leider observerend als raven op het dievenpad. Helemaal in het midden: Charlie Sexton. Nu mag Dylan in het verleden al ontelbare keren gezegd hebben dat het hem niet kan schelen wie in zijn groep drumt of bas speelt, maar dat hij Sexton net twee jaar terug in zijn band opnam is géén toeval. ‘If Dylan is the meat, than Charlie is the spicy sauce’ zo zei mijn maat M. na het eerste nummer. Geen woord te veel gelogen: Sexton etaleerde moeiteloos alle Americana stijlen en sneed als een Zwiters mes doorheen het heerlijk ronkende keyboard van le patron, El Zorro.
Het enthousiasme van de Dylan-Sexton tandem sloeg vanaf de eerste noten meteen over op de rest van de band en dat resulteerde in vijftien aaneengeregen hoogtepunten.
Een opsomming per nummer is onbegonnen werk en leidt enkel tot welles-nietes discussies. Links naast mij bijvoorbeed stond een grijzende Fransoos die bij een ter plekke heruitgevonden ‘Honest With Me’ (met de kruissnelheid van een razende TGV) zijn handpalmen bijna in zijn oren duwde. “Cowpunk grand cru!” riepen mijn maat en ik hem nog schaterlachend toe, maar hij verdween met een pijnlijke grimas naar de coulissen om niet meer terug te keren. Het eveneens van verse adrenalinespuiten voorziene ‘Things have Changed ‘zorgde dan weer voor een vrolijke polonaise van drie frisse tienermeisjes vlak voor ons. Het tempo van ‘Things’ lag dan ook gemiddeld driemaal zo hoog als in 2005. “Bobby Ramone, one more time” kraaiden de jonge deernes. Dit maar om u te situeren wat er zoal gaande is op de ‘always on the road show’ anno 2011 van onze held.
Waren er dan rustpunten? Zeer zeker, de double shot ‘Not Dark Yet’/’Trying To Get To Heaven’ kregen een dermate voorkeursbehandeling toebedeeld dat we nog niet goed weten indien definitieve versies nog in het Dylan-woordenboek kunnen bestaan. Want de man doorspekte deze TOOM tweeling met stuitende, briljante Chicago bluesharmonicasolo’s dat we ons nadien zelf op onze adem gepakt voelden.
En het kamerbrede, majestueus gearrangeerde ‘Hard Rain’ duwde de weinige armharen naar voor de rest van de avond de hoogte in. En wie ‘Jolene’ op TTL een Chuck Berry niemendalletje noemt heeft het zo goed als bij het rechte eind. Maar wie datzelfde nummer rond half elf in Lille hoorde voelde zijn benen slap worden van opwinding. De fifties rockabilly groove spatte uit de P.A, Dylan amuseerde zich kostelijk achter, naast en rond zijn orgel. Zijn knokerige knietjes deden nauwelijks onder voor Elvis ’57. Die roze Chevy drive party eindigde na meer dan zeven minuten in een staande ovatie van het almaar luider reagerende publiek.
Zaten er dan minpunten in deze anderhalf uur durende roes? Ja, vreemd, voor één keer hoefde zelfs een bis niet. Want Dylan haalde met de vier afsluitende ‘evergreens’ een in vijftien jaar niet meer gehoord niveau. ‘Watchtower’ klonk even hoekig als de eerste Clash single, ‘Ballad of a thin man’ (met echo’s op de eindstrofes) was psychedelische beatpoetry en tijdens het voorspelbare maar nootperfecte orgelpunt ‘Like A Rolling Stone’ klonken de gitaren van Sexton, Herron en Kimpball als een Duane Eddy tribute night. Dus ja, de extra bis, ‘Forever Young’ haalde net niét dat niveau van de onsterfelijkheid.
Oh ja, en de stem, vraagt u? Niks nieuws, en toch wel. Wolfman Dylan klinkt meer dan ooit als een oude, gemene blueshond: schor, scherp en schaterend doorheen de zaal. Maar de verbetenheid, de kracht en de overtuiging die hij doorheen de stembanden stuurden zorgen voor een geloofwaardigheidsfactor ‘10’. Bovendien beweegt de knar zich met ter plekke geïmproviseerde danspasjes, shadow boxing looks en heerlijk theatrale humor van links naar rechts als een volleerde entertainer over het podium.
Dit is, beste vrienden, met stip het beste wat op een podium in 2011 te zien is. Voor diegene die er in Rotterdam of Antwerpen niet meer willen bijzijn wegens too old, too bored, too dissatisfied: eat your heart out. Voor alle andere, de gedachte dat een zeventigjarige elke avond opnieuw zijn eigen verjaardagsfeest van eigen muziek voorziet: een grandioos vooruitzicht. A song and a dance man? You bet!
Peter Mestach
4 opmerkingen:
Een prachtige recensie. We verheugen ons nog meer op het weerzien met Bob in Ahoy.
Tja... dan maar hopen dat verstokte Dylan-fans het niet menen dat Dylan in Lille het beste is wat de muziek in 2011 op het podium kan halen. Want dat is echt onzin.
En toch was er in Lille iets dat ik zelden van Dylan-live gehoord heb. Het Wolfman effect? Zou wel eens kunnen.
Goeie recensie, da's zeker.
Ieder zijn smaak natuurlijk maar laat Mark Knopfler in zijn waarde A.U.B, de man heeft ook genoeg betekend in de muziek. De show is bedoeld als 2 grote namen bij elkaar (eindelijk) en niet als een kooi gevecht tussen de 2 wie er beter is.
Mooi hoor, doet me denken aan een oude maat van me uit limburg die schreef met net zoveel passie voor authenticiteit in bobs muziek als de schrijver van dit stuk. Bob is bob en blijft bob, zelfs als wij hem niet meer herkennen. Mooi is dat..zo ben ik er ook een beetje bijgeweest
Een reactie posten