Dylan kort #1298

Tieners ontdekken "oude" muziek, De Wereld Draait Door van 26 februari. Zie hier. [Met dank aan Hans] De geschiedenis herhaalt zich, zo lijkt het. Het is niet heel anders dan hoe ik verschillende soorten muziek ontdekte in mijn tienerjaren en ik zie nu hetzelfde bij zoon- en dochterlief.
An Evening with Bob Dylan & Neil Young in Kortrijk en Brugge, zie hier. [met dank aan Dirk]
Fox is begonnen (vanaf 24 februari, 4 afleveringen per avond) met het uitzenden van de serie Dharma and Greg. Het is uitkijken naar aflevering 4 van seizoen 3 met een heerlijk stukje Dylan, zie hier. [met dank aan Edo]
"De hippies van '70 hadden een betrekking aanvaard toen het nog kon en een flat betrokken in de  buitenwijk van een 'overloopstad' waar de platen van Bob Dylan en Janis Joplin verstoften in het rek van de power-tower naast de driezitsbank." uit: Amsterdam, de jaren 70 - foto's van Steye Raviez. [met dank aan Alja]
VPRO-Gids (#9) over Raymond van het Groenewoud: "Van Lou Reed leende hij de rockpose, van Chet Baker de intensiteit, van Bob Dylan de gedachtegang, van Kamagurka de gekte." [met dank aan Herman en Hans]

aantekening #7359

Terwijl 'mevrouw Tom' naar Netflix kijkt, blader ik gedachteloos door een boek over de Amerikaanse popart kunstenaar Robert Rauschenberg. Ik kan me meestal redelijk afsluiten voor het geluid van de televisie, tenzij ik iets bekends hoor.
Het is de klank van de mondharmonica die mij uit mijn boek trekt. Het snerpende, bijna zwevende geluid dat ik uit duizenden herken: het intro van "All Along The Watchtower". En zoals dat vaak gaat op dat soort momenten, word ik niet alleen uit mijn boek getrokken, maar ook in het verleden, in een herinnering gezet. Ik ben zestien jaar. Een vriend heeft op zijn zolderkamer "All Along The Watchtower" van Jimi Hendrix voor mij gedraaid. Het is de vetste song die ik ooit gehoord heb, maar nieuwsgierig als ik ben, wil ik het origineel horen.
Ik leg iedere week een paar gulden van mijn zakgeld opzij en als ik na een paar weken twintig gulden heb, stap ik op de fiets. De stad is zo'n zeventien kilometer verderop, ongeveer een uur fietsen. In de stad is één platenzaak. Ik wil Bob Dylans versie van "All Along The Watchtower" horen, simpelweg omdat ik nieuwsgierig ben. Ik weet niet op welk album het nummer staat, laat staan of de platenzaak een uur fietsen van huis de plaat op voorraad heeft. En als die plaat op voorraad is, of mijn 20 gulden genoeg is om de plaat mee te mogen nemen. Het zijn de dagen voor internet en smartphone.
De drang om geluk te hebben, om "All Along The Watchtower" te vinden reduceren de zeventien kilometer peddelen tot niet meer dan een eenvoudig te overwinnen noodzakelijk kwaad.
In die platenzaak zie ik voor het eerst van mijn leven de hoes van John Wesley Harding - het album waar "All Along The Watchtower" op te vinden is. Mijn 20 gulden is genoeg om de plaat mee naar huis te kunnen nemen. Ik houd nog een paar gulden over.
De plaat zit in een plastic tas, de plastic tas heb ik aan het handvat vast - een plaat doe je niet onder snelbinders en een fietstas heb ik niet. De wind slaat regelmatig tegen de tas waardoor de plaat tegen mijn peddelend been slaat. En iedere keer ben ik bang dat de plaat zal breken. Zeventien kilometer lang.
De plaat breekt niet. Goddank.



Tussen het besluit om op de fiets te stappen en het uit zijn wat vreemd ogende hoes halen van de plaat zit zo'n tweeënhalf uur - wie zijn die mannen naast Bob Dylan op de foto? Tweeënhalf uur waarin mijn hersens overuren hebben gedraaid. Ik heb me veel verschillende voorstellingen gemaakt van de muziek op John Wesley Harding, maar niet een komt er in de buurt van wat ik te horen krijg. Na drie nummers die ik niet echt gehoord heb - ik wacht op "All Along The Watchtower" - is het eindelijk zo ver. Hendrix' versie is vet, ik verwacht dat Dylans versie nog vetter is. Ronkende gitaren, knallende drums, orgels, pompende bassen, overslaande stemmen, psychedelica, trillende borstbenen, een moeder die onder aan de trap schreeuwt of 't wat zachter mag, ik verwacht het allemaal, maar krijg het niet.
Ik hoor een akoestische gitaar en een mondharmonica. Meer niet. Is dit het?
Drums en basgitaar vallen in, niet te veel op de voorgrond.
Een stuwend ritme, dat dan wel.
En dan die stem:

“There must be some way out of here,” said the joker to the thief

De springstof in mijn kop gaat af.
In dat moment, na die ene zin weet ik het: dit is het.
Alle respect voor Jimi Hendrix, maar zijn "Watchtower" hoef ik nooit meer te horen.

Het komt allemaal terug, dertig jaar later, als de Netflix-serie "All Along The Watchtower" mijn kamer in spuugt. Dat was gisteravond.
Maandagochtend, half vijf. Ik kan niet meer slapen. De spoken in mijn hoofd zingen die ene regel. En na die regel volgt vanzelf de rest.
Ik stap uit bed, zet John Wesley Harding op. Althans, wil dat doen. Realiseer me dat ik een lijstje in mijn kop heb en dat lijstje bepaalt welke John Wesley Harding ik draai.
Het lijstje van de best klinkende versies van dit album:

1. originele Amerikaanse mono-persing
2. reel to reel-versie
3. Engelse heruitgave uit jaren negentig
4. originele Amerikaanse stereo-persing
5.

Ik leef inmiddels zo lang met John Wesley Harding dat ik een lijstje in mijn kop heb.
Soms wil ik vergeten, opnieuw kunnen beginnen.
De volgorde van de platen op het lijstje is niet in steen gebeiteld. Er wil nog wel eens iets schuiven.
Plek vijf is nog leeg. Ik twijfel welke persing daar moet komen. Eigenlijk al jaren. De Japanse persing? De eerste cd-versies? In ieder geval niet de cd-heruitgave uit 2003. Die klinkt gewoon slecht.
Het lijstje bepaalt niet alleen welke John Wesley Harding ik meestal draai, maar vooral ook welke ik niet draai. Zoals de Engelse mono-persing, staat in de kast, draai ik eigenlijk nooit.
Daar moet verandering in komen, al is het maar voor één keer. Vandaag draai ik die Engelse mono. Een paar maal.
Klinkt goed.
Ik ben toe aan een nieuwe explosie in mijn hoofd. Een explosie die de lijstjes eruit blaast.

Maandagochtend, het is dertig jaar geleden dat ik voor het eerst John Wesley Harding hoorde. Ik veer nog steeds op als "All Along The Watchtower" begint.

Goed nummer, mysterieuze tekst.
Ik begrijp die tekst niet. Althans, niet helemaal. De grote lijn wel.
Zolang Dylan zingt, zie ik het voor mij. Denk ik het te begrijpen. Maar vraag het me niet na te vertellen. Dan moet ik zeggen dat ik het niet begrijp. Ik snap de muziek waar ik zo van houd niet. Het is een vloek, een absurditeit.
Het is een paradox. Ik houd er van.
Lang leve de paradoxen.
Dat ik het niet begrijp, zorgt er mede voor dat ik na dertig jaar luisteren nog steeds gefascineerd ben.
Natuurlijk, ik heb de tekstanalyses gelezen. Dylan had een bijbel en daar heeft hij wat regels uit gehaald. Maar staren naar die bron, is uiteindelijk niet de ingang tot begrip. Wat het staren naar die bron vooral bewijst, is dat Bob Dylan een interessantere schrijver is dan de krabbelaar die jaarlijks royalty's voor de verkochte bijbels op zijn bankrekening bijgeschreven krijgt.
Er is een theorie die beweert dat de coupletten in de verkeerde volgorde staan, dat je, om "All Along The Watchtower" te begrijpen, de tekst van achter naar voren moet lezen.
Flauwekul.
Klinkklare onzin.
Kletspraat.
Het gewauwel van een dronken aardbei met een tikkeltje grootheidswaanzin onder z'n kroontje.
Als de tekst in een andere volgorde gelezen had moeten worden, dan had Dylan die tekst wel in die andere volgorde gezet.
Bovendien moet de tekst niet gelezen worden, de lezer moet luisteren voor begrip.
Er is een reden waarom "All Along The Watchtower" met een mondharmonica begint. Er is een reden waarom Dylan de nadruk legt op sommige woorden tijdens het zingen. Alleen daarom al moet er geluisterd worden.

There must be some way out of heeere,” 
saidthe joker to the thief
“There’s too much confusion, I can’t get no relief
Businessmen, theeeey drink my wine, plowmen dig my earth
None of them along the line 
know what any of it is worth”

Er zit woede, verontwaardiging in de woorden van de joker. Dat zit 'm in de tekst, maar vooral in hoe Dylan die woorden zingt. En meer nog dan verontwaardiging is het onrust dat te horen is in dat eerste couplet. De joker zit op hete kolen. Hij heeft het niet breed.
Eenzelfde exercitie is te doen voor het tweede couplet, voor hetgeen de dief tegen de joker zegt. De dief relativeert. Hij lijkt de joker gerust te willen stellen. "Doe maar rustig, komt allemaal goed", lijkt hij te willen zeggen. En toch krijg ik als luisteraar het idee dat hij de boel belazert, dat hij een dubbele agenda heeft.
In het derde couplet komt niemand meer aan het woord. het is een couplet dat zich het beste laat lezen (beluisteren) als regieaanwijzingen.
Daarmee is het mysterie dat "All Along The Watchtower" is niet opgelost. Gelukkig maar.

"All Along The Watchtower" draait - voor mij - om het naar het puntje van mijn stoel gedreven worden op het moment dat ik die huilende mondharmonica hoor, de onrust zich in mijn donder begint te roeren.

Outside in the distance a wildcat did growl
Two riders were approaching, the wind began to howl

En dan gewoon weer vooraan beginnen.

Dylan kort #1297

In dé Blueskrant no. 20 (februari - april) staat een uitvoerig artikel over Michael Bloomfield door Corné Lis. Uiteraard komt Bob Dylan een aantal malen voorbij in dit artikel (o.a. Newport 1965). Dé Blueskrant is gratis te krijgen in een groot aantal platenwinkels. [met dank aan Hans]
Chris en Rich Robinson (Black Crowes) waren vrijdag 14 februari te gast in het radioprogramma One Night Stenders. De mannen praten uitvoerig over Dylan, na zo'n veertig minuten, na Joe Cockers versie van "Dear Landlord". Luister hier. [met dank aan Martijn]
Johan Braeckman: "Rockzangers zoals Bob Dylan zijn ook verhalenvertellers.", zie hier. [met dank aan Dirk]
Aldi verkoopt een aantal 4 cd's tellende boxsets van Sony waar muziek van Dylan op de vinden is: Ultimate Movies bevat "Things Have Changed" (en "Ballad Of Easy Rider" door The Byrds), op Ultimate Love staat "Make You Feel My Love" en Ultimate Acoustic heeft "Shelter From The Storm". [met dank aan Hans]
Van Mojo ligt nu The Collectors Series: Bob Dylan - Edition 1 is de schappen van de kiosk. Dit tijdschrift beslaat de jaren 1941 - 1973. Ik heb het blad nog niet gezien, maar al wel begrepen dat er voor de doorgewinterde Dylanliefhebber weinig tot niks nieuws in staat, maar dat het wel allemaal fraai oogt. Zie hier. Deel twee ligt vanaf 5 maart in Engeland in de schappen (in Nederland dus iets later). [met dank aan Jasper]
19 maart: een Dylan-avond in Metropool, Hengelo, zie hier.
12 maart: in het kader van de boekenweek, Dylansongs in de bibliotheek in Almere, zie hier.

Million Dollar Bash (1967) - door Jochen Markhorst


Million Dollar Bash (1967)

Het meest beruchte miljoenenbal van de afgelopen decennia is het feestje dat niet doorging: het Fyre Festival op de Bahama’s, op het paradijselijke eilandje Great Exuma. De mislukking is spectaculair. In de aanloop naar het luxueuze, decadente, meerdaagse ‘Festival Van De Eeuw’ worden social media influencers  als Kendall Jenner betaald (en niet misselijk, blijkt bij de rechtszaak: $ 275.000,-) om het feest te promoten en dat werkt: kaartjes voor duizenden dollars worden grif verkocht. 28 April 2017 moet het dan losbarsten, maar het wordt een debacle. Het terrein is niet klaar, de riante, duurbetaalde onderkomens zijn tenten, er is onvoldoende voedsel en water, de topartiesten zijn niet gecontracteerd en de overhaaste afgelasting, op Dag Eén, leidt tot apocalyptische, Lord Of The Flies-achtige toestanden rond het vliegveldje: tot overmaat van de ellende krijgt de organisatie het niet voor elkaar om iedereen weer terug naar huis te laten vliegen.

De nasleep is al net zo sensationeel. Miljoenenclaims, rechtszaken, gevangenisstraffen… in januari 2019 verschijnen, onafhankelijk van elkaar, vrijwel tegelijkertijd twee documentaires over deze zeperd (Fyre Fraud en op Netflix Fyre: The Greatest Party That Never Happened), die beide moeite hebben om de veelheid aan tumult tot een overzichtelijke reconstructie terug te brengen.

Op de voorafgaande avond, als er al flink wat gasten zijn gearriveerd, wordt een ‘spontaan strandfeest’ georganiseerd, waarbij opgetrommelde leden van een lokaal bandje voor de muziek moeten zorgen. Ze blijven, noodgedwongen, urenlang doorspelen en zijn uiteindelijk de enige act van het festival. De setlist is niet bekend. Maar Million Dollar Bash zou de voor de hand liggende keus zijn geweest. Met profetische waarde zelfs, alleen al in de openingsregels:

Well, that big dumb blonde
With her wheel in the gorge
And Turtle, that friend of theirs
With his checks all forged

Aan domme blondjes geen gebrek, daar op Great Exuma, de wheel in the gorge kan zo maar een originele metafoor voor het ontsporen van een evenement zijn en Turtle die cheques vervalst is dan organisator McFarland die in oktober 2018 wegens miljoenenfraude tot zes jaar cel wordt veroordeeld.

Het miljoenenfeestje van Dylan en de jongens van The Band, daar in die kelder van de Big Pink in West Saugerties, is gelukkig heel wat minder opgepompt, stukken veelkleuriger en sowieso veel geslaagder. En volijker.

Althans, Dylan en The Band vinden het kennelijk een novelty song, een cabaretachtig liedje dat drijft op humor. In zijn autobiografie (Testimony, 2016) vertelt Robbie Robertson dat hij even weg was voor een paar boodschapjes en dat de overige mannen in de tussentijd “Yea Heavy And A Bottle Of Bread” en “Million Dollar Bash” hebben opgenomen. 

“We rookten een joint en lachten onszelf kapot om die opnames. Bob zei: ‘Okee, wie zou deze liedjes kunnen doen?’ We opperden van alles en iedereen, van Brook Benton tot Marty Robbins. ‘Nee… wat dacht je van Little Jimmy Dickens,’ bood ik aan.
Garth liet zijn orgel toeteren en fluiten.”

Niet helemaal navoelbaar is de link met Marty Robbins en met Brook Benton (vanwege “Boll Weevil” misschien?), maar Little Jimmy Dickens, de kleine countrygrootheid die naam maakt met humoristische liedjes als “May The Bird Of Paradise Fly Up Your Nose” en “Truck Load Of Starvin’ Kangaroos” is inderdaad wel een kandidaat voor een novelty song. Maar ja – zijn dit wel novelty songs? Beide songs hebben kop noch staart, ontberen een pointe, en missen ook een andersoortige klapper, zoals een dialoog met rare stemmetjes (“What’s The Use Of Getting Sober”) of gestotter (“K-K-K-Katy”) of dwaze geluidseffecten (“Beep Beep”) – Little Jimmy had vermoedelijk vriendelijk bedankt.
.
Robertson’s associatie is waarschijnlijk geïnspireerd door de twee verwijzingen in “Million Dollar Bash”, de verwijzingen naar “Yakety Yak” en “Along Came Jones”, twee bekende novelty hits van The Coasters, beide geschreven door de grootmeesters Leiber en Stoller, overigens.

Die verwijzingen rechtvaardigen het stempeltje ‘novelty’ echter niet. Net als Yea Heavy is de tekst van “Million Dollar Bash” een pointeloze opeenstapeling van zinledige, nonsensicale observaties, losjes bijeengehouden door een stokregel en een refrein. Wel slaagt de dichter Dylan er weer in om epiek te suggereren; het lied lijkt een verslag van een feest dat gaandeweg uit de hand loopt. ‘Iedereen zal er zijn,’ belooft het eerste couplet, tussendoor wijst de dichter naar gasten als Turtle en Silly Nelly op een toon alsof iedereen wel weet wie dat zijn en hij vermeldt, net als in bijvoorbeeld “Clothes Line Saga” banaliteiten (‘Jones bracht het vuilnis weg’, ‘Ik keek op mijn horloge’) die door het enkele vermelden ervan symboliek of diepgang suggereren – die er niet is, natuurlijk.

Net als bij Yea Heavy boeit dan wel weer het creatieve proces: waarvandaan ontspringen die halfbekende zinnen, de namen, de beelden?
Deels uit de taal zelf, zo te zien. De associatieve geest van de taalvirtuoos Dylan springt binnen zo’n slenterend couplet vanzelf van alliteratie naar rijm naar alliteratie: checks – cheese – chunk – cash – bash, bijvoorbeeld, zoals elke zesde regel alleen maar gedicteerd wordt door de restrictie dat er gerijmd moet worden op bash. En dat leidt tot emptied the trash of then push and then crash.

Moeilijker herleidbaar zijn inhoudelijke opvallendheden, zoals die namen. Silly Nelly? ‘Nelly’ is een vrijwel uitgestorven naam in de Verenigde Staten; volgens de Social Security Administration komt de naam al sinds 1900 niet meer voor in de Top 1000 van populairste namen. Literair schijnt de naam ook al niet te inspireren. Weinig Nellies. De vertelster in Wuthering Heights (1847), huishoudster Nelly, wordt een keertje silly genoemd (door hoofdpersoon Cathy; you’re silly, Nelly), maar het is niet erg waarschijnlijk dat Dylan zich door die roman heeft heen geworsteld, laat staan dat het een blijvende invloed op zijn creatieve ader zou hebben.

In songs ja, in liedjes leeft de naam wel voort. Vooral in oude liedjes, overigens. “Nelly Bly” bijvoorbeeld, van de Dylan van de negentiende eeuw, Stephen Foster, dezelfde Nelly die nog even langskomt in “Frankie And Johnny” (There sat her lover man Johnny / Makin’ love to Nelly Bly). En Dylan kan ongetwijfeld ook meezingen met Shel Silversteins “Hey Nelly Nelly”.
Dat lied kent hij in ieder geval van Judy Collins, die het zingt op haar derde album (met de sprankelende titel Judy Collins #3). Collins neemt die plaat maart 1963 op en bezorgt de jonge Dylan rooie oortjes door diens “Masters Of War” en “Farewell” te coveren. Die plaat opent voorts met “Anathea”, het lied dat Dylan zal verbouwen tot het meesterlijke “Seven Curses”, en bevat Judy’s versies van “Deportee” en “The Bells Of Rhymney”- liedjes die Dylan later, onder andere in The Basement, ook zal spelen. Judy Collins #3 en daarmee “Hey Nelly Nelly”, zoveel is wel duidelijk, zit wel onder Dylans huid.

Maar Nelly zat er al eerder, blijkt uit de Gaslight Tapes, de opnames uit oktober ’62 van Dylan in het Gaslight Café, New York. Dylan speelt het aloude “The Cuckoo Is A Pretty Bird” (ook wel “The Evening Meeting”, of “The Coo Coo Bird”, of “Going To Georgia”, en nog wel een stuk of wat titelvarianten), dat hij kent van de uitvoering van Clarence Ashley. En daarin verandert de lieddichter, zonder duidelijke reden, de versregel So I can see Willie / As he goes on by in So I can see Nelly / As she goes on by. 
Maar het houdt niet over – noch in Dylans oeuvre (één Nellie nog, in “Wanted Man”), noch in liedjes überhaupt. Niet te vergelijken met de hoeveelheid Mary’s (en de varianten Marie, Maria, Rosemary en Rose Marie), bijvoorbeeld.

Dylanesque, tot slot, zijn de achteloos ingestrooide catachreses, de abusio’s, de vertrouwd klinkende woordcombinaties die niettemin volstrekt origineel, of gewoon onjuist, zijn. The louder they come, the harder they crack is er zo een, en I get up in the mornin’ but it’s too early to wake (‘to wake up, zou dat moeten zijn). We kennen de stijlfiguur uit de gloriejaren ’65-’66, als sterkhouders van poëtische explosies als “Farewell Angelina” en “It’s All Over Now, Baby Blue”, maar op een lome namiddag in de nazomer van 1967 schudt de bard ze ook nog met kennelijk gemak, ongekunsteld improviserend, uit zijn mouw.

Het liedje is populair. “Million Dollar Bash” zit in de grabbelton waaruit de Britse geluksvogels als Manfred Mann (“Quinn The Eskimo”) en Brian Auger and the Trinity (“This Wheel’s On Fire”) mogen grabbelen, en Fairport Convention gaat aan de haal met het feestnummer. Bassist Ashley Hutchings, die overigens in 1988 de allermooiste versie van Dylans verworpen meesterwerkje “Angelina” zal opnemen, herinnert zich zesendertig jaar later die eerste kennismaking, ergens in een Londens kantoortje, met die selectie van Basement Tapes:

“Het grootste deel van de band ging erheen. Daar zaten we, in een kringetje, en we zetten die white-label vinyl kopieën op. En uit de speakers kwam die rare mengelmoes van stijlen en lijzige teksten. Het klonk ondergronds, op de een of andere manier, een bizarre mantel van gekte overdekte de liedjes. We vonden het geweldig. Als het had gekund, hadden we alle liedjes gecoverd.”         
(The Observer, 20 juni 2004)

Maar ze moeten kiezen, en zo wordt uiteindelijk “Million Dollar Bash” een van de prijsnummers van de prachtige plaat Unhalfbricking. Het lied is ook een blijvertje op de setlist; de Cropredy-uitvoering van 1997 is onweerstaanbaar.

Iets eerder komt de cover van Stone Country uit, de eerste band van countryrockpionier Steve Young, kort voordat hij als solo-artiest zijn onsterfelijke “Seven Bridges Road” schrijft. Behalve een enkele, erg leuke LP (Stone Country) brengt de vergeten band in 1968 ook vier singles uit, waarvan eentje een ‘Basement-single’ is: “This Wheel’s On Fire” (mei ’68). Het B-kantje is een bijzonder leuke, Buffalo Springfieldachtige versie van “Million Dollar Bash” – beide songs staan in 2007 als bonustracks op de heruitgave van dat enige album.
Net zo’n charmante psychedelische jaren 60-allure heeft The Mixed Bag – alweer een B-kantje, nu van de terecht vergeten, door Tim Rice geproduceerde single “Potiphar” uit de Andrew Lloyd Webbermusical Joseph And The Amazing Technicolour Dreamcoat (1969)

Gunga Din, The Beards, Crust Brothers… het lied blijft ook in de eenentwintigste eeuw populair en eigenlijk is elke cover wel leuk. Een van de allerleukste uit deze eeuw staat op het sympathieke Garth Hudson Presents A Canadian Celebration Of The Band, op de heruitgave in 2011, de versie met Steve Leckie en Thin Buckle. En wat klinkt zo’n Canadian Celebration in Garth Hudson’s schuur dan toch oneindig veel feestelijker dan een Fyre Festival op de Bahama’s.






Garth Hudson’s Canadian Celebration: https://www.youtube.com/watch?v=WDqxzavvoK0



More Blood More Tracks alternatieve hoezen

Pjotr stuurde mij een serie alternatieve hoezen voor More Blood More Tracks, het veertiende deel van The Bootleg Series. Waarschijnlijk zijn al deze hoezen door fans gemaakt. Dat valt op wanneer je naar details kijkt, zo is het catalogusnummer op één hoes van Highway 61 Revisited. Dat neemt niet weg dat ze de moeite van het bekijken meer dan waard zijn. [met dank aan Pjotr]







Rubber Soul & Dylan

Hoi Tom

Onlangs dook de originele foto op die gebruikt is voor de cover van Rubber Soul. Het verhaal van deze hoes is bekend: fotograaf Robert Freeman projecteerde enkele slides tegen een op een stoel geplaatst wit bord ter grootte van een lp hoes, het bord schoof iets naar achteren zodat de foto vervormd overkwam, maar het effect ervan vonden the Beatles zo mooi waarna de keuze voor de hoesfoto snel was gemaakt.

Op de originele foto zie je the Beatles geposeerd, alle vier opvallend in modieuze bruin suède jasjes met daaronder pulli's, en dit doet meteen denken aan onze eigen held, die er een jaar eerder precies zo uit zag: bruin suède jasje met daaronder een pulli.
Dylan zocht the Beatles op in die tijd (augustus 1964), toen ze verbleven in het Delmonico hotel in New York, en het is zeer goed mogelijk dat hij the Beatles op een idee bracht.

Groet Rob





Hallo Rob,

In mijn tienerjaren luisterde ik naar the Beatles. Ik had een paar albums, maar lang niet alles: The Beatles (White Album), Sgt. Pepper, Abbey Road, Let It Be en de rode en blauwe verzamelaars. Ik realiseer me achteraf pas dat ik - op een verzamelaar na - uitsluitend muziek van de latere Beatles had.
Tijdens een van de vele opruimacties is al dat werk van the Beatles verdwenen.
Een sprong voorwaarts naar halverwege de jaren negentig, 'mevrouw Tom' bracht na een jaar wonen in  Afrika de herinnering aan één album mee naar huis: Rubber Soul. De herinnering aan rijden over Afrikaanse wegen met Rubber Soul op de autoradio was voor haar genoeg om eenmaal terug in Nederland bij het eerste beste bezoek aan een platenzaak dat album te kopen.
Voor het eerst Rubber Soul horen was voor mij de trigger om de muziek van the Beatles weer in huis te halen. Van alle Beatles-platen draai ik Rubber Soul denk ik het meest frequent.
Ik moet de hoes van dat album inmiddels tientallen keren in mijn handen hebben gehad en nooit had ik de link gelegd tussen Dylans jas met coltrui en de kledij van the Beatles op die hoes. Nu ik het weet, kan ik het haast niet meer anders zien. Dank dat je mij hier op attent hebt gemaakt. Ik kan hier lang over mijmeren.
Ik denk dat je gelijk hebt, ik denk dat de overeenkomst geen toeval is. Er is een foto van Bob Dylan vlak voor of na hij the Beatles bezocht in het Delmonico op 28 augustus 1964 en hoewel de foto zwart-wit is, is het overduidelijk dat hij een suède jasje en coltrui draagt.
Deze jas-link is een mooi verhaal naast dat andere Rubber Soul-Bob Dylan-verhaal, een verhaal dat jij als Beatles en Dylan-liefhebber zeker kent: "Norwegian Wood (This Bird Has Flown)" van Rubber Soul werd door Dylan gebruikt als uitgangspunt voor zijn eigen "4th Time Around" van Blonde On Blonde. Gaat het te ver om er dan ook nog op te wijzen dat Bob Dylan op de hoesfoto van Blonde On Blonde een bruin suède jasje draagt?

groet,
Tom


aantekening #7351 (associaties)

Where Ma Rainey and Beethoven once unwrapped their bedroll
Tuba players now rehearse around the flagpole

Bob Dylans songteksten zitten vol namen, zoals Ma Rainey en Beethoven in bovenstaand voorbeeld uit "Tombstone Blues". Het horen van die namen ervaar ik steeds weer als een uitnodiging om verder te kijken dan alleen dieper in Bob Dylans oeuvre. Met dank aan Bob Dylan luister ik regelmatig naar "De Kreutzersonate" van Ludwig van Beethoven en staan de filmbeelden van Ma Rainey die ik meer dan een decennium geleden zag nog steeds op mijn netvlies.
Gisteren vond ik in de kelder van een platenzaak een plaat van Ma Rainey. Het oude formaat: 10 inch. Ik heb getwijfeld of ik de plaat moest kopen, maar toen ik zag dat het nummer "Rough And Tumble Blues" op de plaat staat - een van de vele voorlopers van Bob Dylans "Rollin' And Tumblin'" - was ik verkocht. De plaat kraakt, piept en zucht als een bejaarde zeurkous wanneer het rondjes maakt onder de naald, maar mooi is het wel.


~ * ~ * ~ * ~

Iedere zondagochtend begint voor mij met de nieuwsbrief van Meander Magazine. Die nieuwsbrief is voor iedereen die ook maar een beetje geïnteresseerd is in poëzie essentieel. Vanochtend werd ik, met dank aan die nieuwsbrief, gewezen op een bespreking van het gedicht "1975" van Frank Koenegracht door Jeroen van den Heuvel. Voor het bespreken van het gedicht van Koenegracht gebruikt Van den Heuvel twee andere gedichten: "Sociëteitsfeest" van Lucebert en "1975" van Remco Campert. Het gaat me om het tweede gedicht, "1975" van Campert, dat begint zo:

Rare jaren, deze jaren,
niets komisch veel mislukt
rollende stenen zonder mos.

Tegen beter weten in denk ik bij die derde regel aan Bob Dylans "Like A Rolling Stone". De jazz-liefhebber Campert zal met deze regel niet verwijzen naar de Dylan-song en toch lukt het mij maar niet om tijdens het lezen van dit gedicht ergens in mijn achterhoofd die bekende stem te horen:

How does it feel
How does it feel
To be on your own
With no direction home
Like a complete unknown
Like a rolling stone?

De schrijver van het stuk over Koenegrachts gedicht, Jeroen van den Heuvel, heeft ook een associatie bij die derde regel, maar zijn associatie is anders dan die van mij. Hij schrijft: "Het gedicht van Campert typeert de tijdgeest en de veranderingen met duidelijke verwijzingen. Bijvoorbeeld naar popmuziek, de Bijbel, de Tweede Wereldoorlog, de beat generation, en ook Lucebert. Hij doet dat  specifieker dan Koenegracht. Waar die refereert aan popmuziek via ‘versterkte muziek’, wijst Campert specifieker op de Rolling Stones."
Waar ik aan Bob Dylans "Like A Rolling Stone" denk, denkt Van den Heuvel aan The Rolling Stones.

Ik herinner mij een recensie van Bob Dylans "Like A Rolling Stone" van niet lang na het verschijnen van die single in de zomer van 1965, volgens de recensente is de song een verwijzing naar The Rolling Stones, maar dit terzijde.

Slaan Van den Heuvel en ik met onze associaties niet beiden de plank mis? Is de regel van Campert niet gewoon een verwijzing naar het Engelse gezegde "a rolling stone gathers no moss"?

~ * ~ * ~ * ~

In de zaak waar ik gisteren Ma Rainey kocht, kocht ik ook een cd van Karen Dalton. Nog een naam die ik associeer met Bob Dylan. Ik kan me niet herinneren ooit muziek van Dalton gehoord te hebben. 
Op de cd staat "Nottingham Town", een nummer dat Dylan gebruikte voor het componeren van "Masters Of War". 
In de auto onderweg naar huis hoor ik voor het eerst Karen Dalton. Het bevalt.
Dick Weissman in de liner notes bij deze cd: "In his autobiography. Chronicles, Vol. 1, Bob Dylan refers to Karen as his favorite of the Village coffeehouse singers."

~ * ~ * ~ * ~

Dylan (erg) kort #1296

De Volkskrant (papier:15 februari, online: 14 februari) bevat een (korte) recensie van How Does It Feel; Leven met Bob Dylan van Harm Peter Smilde, zie hier. [met dank aan Herman en Hans]
23 februari: Ana en The Zimmies in Culemborg, zie hier.

BDinNL 2.0

De pagina BDinNL 2.0 bevat een nieuw bericht met informatie (kort) over de publicatie van Bob Dylan in Nederland 1965 - 1984 en over Bob Dylans concert in Rotterdam in 1987. De pagina BDinNL 2.0 staat hier.


Under The Red Sky

Op 6 september 2019 bracht Sony vier albums van Bob Dylan opnieuw op vinyl uit: Infidels, Real Live, Down In The Groove en Under The Red Sky. Hans Altena besprak eerder de nieuwe persing van Infidels (zie hier), ik schreef eerder over Real Live (zie hier). Vandaag is het tijd voor Under The Red Sky.

Als beginnende Dylan-liefhebber, ergens in mijn pubertijd, leerde ik dat Under The Red Sky maar een matig album is. Ik las het in recensies en boeken. Voor ik het album hoorde, wist ik het al: Under The Red Sky is onder de maat.
Er zijn inmiddels bijna 30 jaar verstreken sinds het verschijnen van Under The Red Sky. In die 30 jaar ben ik geleerd dat eigenwijs zijn ook voordelen kan hebben. Ergens in de afgelopen 30 jaar ben ik eigenwijs genoeg geworden om eens goed naar Under The Red Sky te luisteren. Om gelijk maar even de knuppel in het hoenderhok te gooien: Under The Red Sky bevat misschien wel Dylans beste zangpartij van de jaren negentig. Ik heb het over "T.V. Talkin' Song". En misschien, heel misschien vind ik Under The Red Sky wel Dylans beste album van de jaren negentig. Beter dus dan Good As I Been To You en World Gone Wrong. En ja, misschien zelfs wel beter dan Time Out Of Mind.
Dat wil niet zeggen dat er niks valt af te dingen op Under The Red Sky. Songs als "Wiggle Wiggle", "Cat's In The Well" en "2 X 2" zijn op het eerste gehoor wat simpel, misschien zelfs kinderachtig. Het is geen geheim dat Dylan voor het schrijven van de songs op Under The Red Sky flink geput heeft uit kinderversjes, nursery rhymes. Voor veel Dylan-liefhebbers is dit een struikelblok. Ik heb daar niet zo'n moeite mee, moet ik zeggen. Het gaat er in eerste instantie om wat Dylan met die kinderversjes heeft gedaan, niet om dat hij ze heeft gebruikt. Wat hij er mee heeft gedaan is een aantal leuke songs schrijven. Songs als "Wiggle Wiggle" en "Cat's In The Well" moeten niet beluisterd worden in de hoop een levensles voorgeschoteld te krijgen. Het zijn geen "protestsongs" die de heersende macht, de oudere generatie of de politiek incorrecte denkers op de hak nemen. Het zijn nummers waar het (kinderlijk) plezier vanaf spat. Als luisteraar meer van deze songs verwachten is jezelf te kort doen.
Het enige mankement dat Under The Red Sky heeft, is dat een aantal songs beginnen met een fade in en eindigen met een fade out. Alsof de muziek die we horen geknipt is uit een langere jam-sessie. Het is een mankement waar ik mee kan leven.

Als er gesproken of geschreven wordt over Under The Red Sky wordt er zelden aandacht geschonken aan de ijzersterke composities die ook op dit album staan. Allereerst zijn er de twee songs die Dylan voor voorganger Oh Mercy schreef, maar die niet op dat album terecht kwamen: "Born In The Time" en "God Knows". Natuurlijk zijn er sterke versies van deze songs opgenomen tijdens de sessies voor Oh Mercy, maar dat betekent niet dat de versies van deze songs op Under The Red Sky onder de maat zijn. Verre van zelfs.
Bob Dylan heeft in zijn carrière met een aantal mensen, zowel op het podium als in de studio, duetten gedaan. Ik denk aan Joan Baez, Bette Midler, Neil Young, Van Morrison, enzovoort. Ik moet bekennen dat er maar héél weinig duetten zijn in Dylans oeuvre die ik echt kan waarderen. De grote uitzondering is "Born In Time" op Under The Red Sky waarop Dylan vocaal wordt ondersteund door David Crosby. Er is een soort ondefinieerbare magie tussen de stemmen van Bob Dylan en David Crosby in "Born In Time". Dat tilt deze "Born In The Time" boven het maaiveld uit.

Goed, sterke songs op Under The Red Sky. Naast de twee Oh Mercy-outtakes zijn er drie die er uitspringen. Natuurlijk het eerder genoemde "T.V. Talkin' Song" met de schitterende regel

Sometimes you gotta do like Elvis did and shoot the damn thing out

Verder is er de titelsong, een kindervers voor grote mensen met onder andere:

This is the key to the kingdom and this is the town
This is the blind horse that leads you around

Regels om nog eens op te kauwen. Bovendien heeft dit nummer een glansrol voor gitarist George Harrison en pianist Al Kooper.
Tot slot is er "Unbelievable". Heerlijk nummer, duistere tekst. Eentje om in rond te dwalen.

Twee song heb ik dan nog niet genoemd. Allereerst "10.000 Men": redelijke bluestekst, heerlijke muziek, goed gezongen. Tot slot "Handy Dandy". "Handy Dandy" is een valkuil. Door de titel en een aantal andere songs op Under The Red Sky is de eerste gedachte dat het hier wederom om een kindervers zoals "Wiggle Wiggle" of "Cat's In The Well" gaat. Niets is minder waar. "Handy Dandy" is alles behalve een kindervers. Kijkend naar de tekst doet het mij ergens denken aan het Traveling Wilburys-nummer "Tweeter And The Monkey Man".
Maar nog een afgezien van de tekst, luister eens naar hoe Dylan dit zingt. Luister bijvoorbeeld eens goed naar de regels:

Handy Dandy, if every bone in his body was broken he would never admit it
He got an all-girl orchestra and when he says
“Strike up the band,” they hit it

Als "T.V. Talkin' Song" Dylans beste zangpartij van de jaren negentig bevat, dan komt zijn zang op "Handy Dandy" er direct achteraan. Ik heb me eerder vergist. Er staan geen vijf ijzersterke songs op Under The Red Sky, maar zes: "Handy Dandy" hoort ook bij de categorie 'ijzersterk'.

Het mag duidelijk zijn, naar mijn smaak is Under The Red Sky een veel beter album dan de reputatie van deze plaat doet vermoeden. Het loont de moeite om 30 jaar na release naar Under The Red Sky te luisteren.
Het draaien van de in september uitgekomen heruitgave op vinyl van dit album is een uitstekende manier om Under The Red Sky opnieuw te ontdekken. Deze persing van Under The Red Sky heeft een warm geluid. De verschillende instrumenten zijn - naar mijn smaak - wat beter van elkaar te onderscheiden op deze persing dan op de oorspronkelijke persing van dit album. De nieuwe Under The Red Sky is naar mijn smaak (net) de best klinkende versie van dit album.

~ * ~ * ~

Bij de recente heruitgaven van Bob Dylans albums zit een download code zodat het album ook als hoogwaardige mp3 beluisterd kan worden. Rob heeft de mp3-versies van Real Live en Under The Red Sky beluisterd en vergeleken met onder andere de versies van deze albums in the Complete Album Collection vol. 1. Bij beide albums is zijn conclusie overduidelijk: de mp3's die weggegeven worden bij de We Are Vinyl-heruitgaven van Real Live en Under The Red Sky zijn de best klinkende (digitale) versies van deze albums.

Dylan kort #1295

Poster: platenbeurs in Sint-Truiden, zie hier. [met dank aan Dirk]
Heaven's Door whiskey is binnenkort ook in Nederland te koop, zie hier. [met dank aan Hilda]
Neil Tennant van Pet Shop Boys in de Volkskrant van 12 februari: "Een plaat over ouder worden en hoe daarmee om te gaan zal ik daardoor niet zo snel kunnen maken. Leonard Cohen kon dat, Bob Dylan is steeds lager gaan zingen. Mij lukt dat niet. Dus blijf ik maar zingen alsof we nog wekelijks in een nachtclub dansen." Zie hier. [met dank aan Hans]
Bert Wagendorp heeft het in de Volkskrant van 12 februari over een Never Ending Tour. De bewuste column gaat niet over Bob Dylans rusteloze reis rond de wereld, maar over Theo Hiddema en Thierry Baudet. Zonder Bob Dylan had een zin als "Theo Hiddema en Thierry Baudet, want die zijn het, bezochten Dordrecht in het kader van hun Never Ending Tour door Nederland, die in maart 2021 moet leiden tot een klinkende verkiezingszege." niet geschreven kunnen worden. [met dank aan Hans]
VPRO Gids nr. 7, de puzzel: Horizontaal 36. '___ a-Gonna Fall' zong Patti Smith bij Dylans Nobelprijs-uitreiking (1+4+5). De goede antwoorden graag in de reacties. [met dank aan Hans]
Masked and Anonymous wordt in maart op blu-ray uitgebracht, zo meldde Expecting Rain gisteren. Het gaat om een Amerikaanse release, zie hier. Ik vroeg me af of er ook een Europese release gaat komen en dus zocht ik op de site van Amazon Duitsland naar Masked And Anonymous. Een Duitse blu-ray versie van de film, zo ontdekte ik, is al in 2014 verschenen. Zie hier.

de hoezen #23 - door Patrick Roefflaer

25 - Empire Burlesque
Uitgebracht:10 juni 1985

Fotograaf: Ken Regan
Tekening binnenhoes: Bob Dylan
Art-director: Nick Egan


De foto’s op de voorzijde en binnenhoes
In de tweede helft van 1984 scoort Bruce Springsteen hit na hit met dance-mixen van nummers uit zijn Born in The USA. Al die remixen zijn het werk van Arthur Baker. Een paar hitsingles ziet Bob Dylan ook wel zitten, dus geeft hij de hip-hop producer vrij spel met de opnamen voor zijn volgende elpee. De opdracht is bondig, maar duidelijk: "Ik wil een pak platen verkopen!"
Ook de verpakking moet modieus: voor de hoesfoto trekt hij een grijs-wit yuppie vestje aan, compleet met schoudervullingen. De kraag van het hemdje netjes over de revers en de mouwen opgestroopt à la Michael Jackson… Onze held kan zo de set op voor een bijrol in de populaire Eighties serie Miami Vice.
Vaste tourfotograaf sinds de Rolling Thunder Revue, Ken Regan, klaart de klus in een fotostudio. Het schetst een heel ander beeld van de zanger dan de andere foto’s die Regan maakte voor de hoezen van Desire en Hard Rain.

De mysterieuze dame op de achterzijde
Op de achterzijde van de hoes staat nog een portret van Dylan. Dit keer draagt hij een stro hoedje, een zwarte lederen vest en een open hemd met een druk motief. En hij is in mooi gezelschap. Opvallend is dat het gezicht van de exotisch ogende, jongedame half verborgen gaat achter de omkadering.  Er is veel gespeculeerd over haar identiteit. Zou ze Bobs vriendin zijn? Of een van zijn zangeressen?
Wanneer men er naar informeert, antwoordt hij vaag dat ze “toevallig naast hem stond op een feestje”.
In januari 2010, beweert ene Nicola Menicacci op het forum van expectingrain.com dat hij het meisje kent: “Ze is een Italiaanse uit Rome, met Libisch-joodse roots.” Hij verwijst naar een foto op pagina 25 van het boekje bij Biograph, waar ze te zien is, gezeten vlak naast Dylan. Die draagt bovendien dezelfde kledij als op de hoesfoto. Nicola voegt er aan toe dat de foto is gemaakt “in het huis van haar neef, tijdens de tournee van 1984.“ 
“Ik mag haar naam niet onthullen, maar ze heeft geen sterrenstatus. Ze komt uit een familie van handelaars en antiekdealers. Ze ontmoette Bob op straat, in de buurt van het station van Rome.”  Na enig aandringen verklapt hij haar voornaam: Tina.
Dylan speelde van 19 tot 21 juni 1984 drie concerten in Palazzo dello Sport in Rome, Italië. Ken Regan was daarbij aanwezig als officiële tourfotograaf. Het verhaal zou dus waar kunnen zijn.
Overigens is er nog een mooie anekdote over het hemd dat Dylan draagt op deze foto’s. Ian McLagan, die de toetsen beroerde tijdens deze Europese tournee van 1984, vertelt het in zijn boek All The Rage (1998). 
"'Mooi hemd.’ [Dylan] wees naar mij. Dit was mijn kans om me solidair te tonen met mijn held. ‘Wil je het hebben? Hier,‘ zie ik. Ik knoopte het los en gaf het hem. […]
Na die nacht in Verona [25 mei 1984],had Bob mijn hemd nooit meer aan. Maar om de een of andere reden hield hij het bij en droeg het elke avond over zijn schouder op weg naar de bus of het vliegtuig. […]
Het gekke was: het volgende jaar zag ik een foto waarbij hij het hemd droeg, op de achterzijde van de hoes van zijn volgende plaat, Empire Burlesque.’

De vormgeving
In 1978 is Londenaar Nick Egan zanger bij de punkband The Tea Set. Als student grafische vormgeving aan het College of Art and Design in Watford, ontwerpt hij natuurlijk de hoesjes van hun singles zelf. De manager van The Clash ziet wel wat in zijn werk en vraagt om enkele hoesjes voor die band te verzorgen. Egans eerste albumhoes is voor Searching For The Young Soul Rebels, het debuut van Dexys Midnight Runners.
Een toevallige ontmoeting met Malcolm McLaren leidt dan weer tot ontwerpen voor diens nieuwe groep Bow Wow Wow. De befaamde parodie op Déjeuner sur l’herbre van Édouard Manet, met een poedelnaakte minderjarige zangeres is een schandaalsucces. Via Malcolms vriendin Viviane Westwood rolt hij het modewereldje in.
Omstreeks 1984 verhuist Egan naar New York om het daar te gaan maken. Zijn eerste grote opdracht is voor Bob Dylan: Empire Burlesque. Zijn meest in het oog springende bijdragen zijn een grijze rand om de voor-en achterzijde van de hoes, opgeleukt met een blauwe en een gele cirkel met daarin een ster, plus een blauwe vlek aan de linkerzijde, als tegengewicht voor de titel aan de rechterzijde, uitgevoerd in een lettertype met computerachtig stippen.
Op de stofhoes van de vinyluitgave staat Dylan opnieuw te pronken met zijn Eighties jasje. Op de achterzijde hiervan staan de teksten afgedrukt, aangevuld met een zwart-wit portret, getekend door Dylan, van een glimlachende jongedame die met gesloten ogen schijnt te genieten.
Omdat ik het opmerkelijk vond dat Egan, zo kort na zijn aankomst in de States, een opdracht binnenhaalde voor zo’n belangrijke  klant, vroeg ik hem hoe het contact tot stand kwam.
Zijn antwoord is zo boeiend dat ik het hier integraal weergeef.

Dylan had been interested in working with Malcolm McLaren, the man who helped orchestrate the British Punk scene in 1976. Which made perfect sense,  to me at least, Dylan had a genuine punk attitude, in fact I think he is, in many ways,  the Godfather of punk. From the beginning he didn’t give a shit about what people thought, going electric at the 1964 [sic] Newport Folk Festival for example, is total punk.

‘Dylan's 1964 performance were accompanied by criticisms of Dylan's antics and dismissive nature;’

 ‘Dylan made a spontaneous decision on the Saturday that he would challenge the Festival by performing with a fully amplified band.’
          
‘His attitude was,“Well, fuck them if they think they can keep electricity out of here , I'll  do it”

Just like Punk later on, he didn’t care about petty rules, he wasn’t a singer, in fact I believe, in the beginning record labels considered him as only a songwriter, they wanted him to write songs for other artists. He created a very unique ‘non singer’ vocal sound just like Punk did, immediately breaking down everything before him. I  think he saw Malcolm as being cut from the same cloth, both were Jewish, both questioned the status quo, both were creative geniuses. I always think it’s a mistake to lump Dylan in with anything else that happened in the 60’s, the only similarity was, he was there, but he was forging his own path,

He wanted Malcolm to make a music video for one of the tracks off Empire Burlesque, something Malcolm was not the least bit interested in doing.  Malcolm had asked me to check it out while I was in New York working on the album cover for his first solo record Duck Rock and report back with my thoughts. So I met with Jeff Rosen who ran Davasee Entertainment, Dylan’s publishing company. Now Jeff is a truly fantastic human being and really was the only person Dylan trusted to speak on his behalf. Jeff was an amiable no bullshit guy and without him, I wouldn’t have got as close to Dylan as I did. After the initial contact Malcolm told me to pass, on his behalf, on the video idea.

This is something that rarely happens to Dylan, being turned down, I could feel their surprise. So when I offered to do the album cover if they needed it, their answer was  “yes!”.  They saw my close creative relationship with Malcolm and how he obviously trusted me to get on with the Duck Rock album cover while he was in London. Trust is a big thing with Dylan,  he kept a close nit collection of people around him, who could vet any outsiders as well as  hold CBS at bay, without Dylan ever having much to do with them, just like Malcolm. It always blew my mind when I was up at CBS, when these seasoned veterans of the record industry, who had dealt with every major artist on the planet, would be in awe that I worked directly with Bob himself, asking me what he was like and did he remember them from one meeting five years earlier.

In fact the reason I felt so comfortable around him was, he reminded me of a really good friend of mine, photographer, Bob Gruen, who was from the same generation. Bob was always really laid back, rarely got angry and was always really appreciative of anything you did for him, plus his name was also Bob.

When I look back on it, I really was quite privileged to have such an icon of popular culture be interested in my ideas and opinions. He found, in me, a connection into a new generation.

One surreal moment happened when my phone rang at 3:00am, my girlfriend at the time answered it ready to have a go at whoever was calling at such a late hour. I guess the caller asked if I was there and when she said “yes, who is it?”, he said “Bob Dylan” I think she thought it was a prank call, as I did,  when she told me. I Could hear this distant voice say “hi Nick, it’s Bob” and I recognized the voice immediately, trying to comprehend that Bob Dylan was calling me from Moscow  at 3:00 am  New York time, just to chat.

It was those off the cuff and unconventional moments I had with Bob that, I now look back on, as being part of his character the one that makes him Bob Dylan.  I experienced quite a few of those ‘genius at work’ moments in the time I worked with him.

From a marketing point of view he must have been a nightmare, he wasn't interested in having a dialog with anyone at the label and I think the idea of doing interviews were painful to him.

That whole promotional aspect was something that he knew was important, but it wasn't something he wanted to spend a lot of time over.  I think the birth of MTV had made him reconsider his approach a little more, hence the reason he contacted Malcolm McLaren, when a lot of people didn't know who Malcolm was. Dylan was in touch and knowledgeable but again, I think the process was what bothered him the most.

After I had agreed on working on the Empire Burlesque album cover I was actually quite shocked about the photo. I had moved into being an  Art Director as opposed to being just a designer, for this very reason. I wanted to begin the creativity from scratch and that meant choosing and working with a photographer who I thought would get the best look for a concept. I was tired of dressing up bad publicity photos into album covers but I made an exception in this case. I had no involvement whatsoever in the photoshoot or even the selection of what photo to use and if it was up to me I would never have used it. No disrespect to Ken Regan, who is a very good photographer, it just wasn't a front cover for me. The back cover photo was even stranger, the photo was some kind of snap shot by a friend, I think. I was specifically told to cut half of the girls face out of the photo, not all of it, just half.

Knockin' On Heaven's Door - door Jochen Markhorst


Knockin’ On Heaven’s Door (1973)

De Indonesische schrijver Eka Kurniawan schrijft prachtige boeken en zal ooit nog wel eens de Nobelprijs winnen voor zijn magisch realistische, maatschappijkritische oeuvre, maar liedjes schrijven kan hij niet. “Het is het moeilijkste dat er is. Je hebt maar zo weinig woorden tot je beschikking,” analyseert hij, met spijt, in het Volkskrantinterview, 26 januari 2019.

“Ik heb het geprobeerd, maar ik kan het niet. Een klein verhaal dijt bij mij al snel uit. (…) Songwriters maken een omgekeerde beweging: die kunnen een groot verhaal in iets heel kleins gieten.”

Hij zegt het naar aanleiding van zijn bewondering voor "Knockin’ On Heaven’s Door", dat hij in de versie van Guns ‘n’ Roses heeft leren kennen. En in het verlengde daarvan verklaart hij een fan te zijn van de Indonesische Bob Dylan, Iwan Fals: “Ik hou ervan hoe hij in zijn liedjes kleine verhaaltjes vertelt.”

De scenarist van Pat Garrett & Billy The Kid, de schrijver Rudy Wurlitzer deelt Kurniawans bewondering, maar bewondert vooral de omstandigheden waaronder en de snelheid waarmee de bard dat lied weet te fabriceren:

“Bob schreef de filmmuziek in Mexico-stad,” zegt Wurlitzer. “Maar daarvoor, op een avond toen we vanuit Mexico-stad terugkeerden naar Durango - ik ben vergeten waarom we daar waren - zei hij dat hij nog iets wilde schrijven voor de sterfscène van Slim Pickens, die de volgende dag zou worden opgenomen. Hij krabbelde iets in het vliegtuig en liet het me regel na regel zien en toen we uit het vliegtuig stapten, was het klaar, Knockin’ on Heaven's Door.”

Wurlitzer vertelt ook hoe Dylan zich voorbereidt op de film, de ijver waarmee hij zich op het project stort en hij claimt dat Dylan via hem überhaupt een rol in die film krijgt:

“Toen Dylan hoorde dat er een Billy the Kid-film in de maak was, zocht hij me thuis in Lower East Side op, om te vragen of er een manier was om mee te kunnen doen. Hij zei dat hij in een vorig leven Billy the Kid was. Nadat ik een rolletje voor hem erin had geschreven, vlogen we naar Durango zodat hij Sam kon ontmoeten. Na het eten liepen we naar zijn huis waar Sam in zijn eentje in zijn slaapkamer zat te drinken en naar zichzelf zat te staren in een grote spiegel. Hij wendde zich tot Dylan en zei: ‘Ik ben zelf een grote Roger Miller-fan. Kan niet veel met jouw werk.’”
(interview in Arthur Magazine, mei 2008)

Bloody Sam Peckinpah slaat om als hij Dylan de ruimte geeft om “Billy” voor te zingen, weet James Coburn. Hoofdrolspeler Coburn (Pat Garrett) noemt niet die afwijzende Roger Miller-opmerking, maar weet vrij stellig dat Peckinpah geen idee had wie Dylan was (“Sam didn’t know who the fuck Dylan was”). Hij herinnert zich echter ook, dat de regisseur al na één luistersessie is bekeerd:

“Maar toen hij Dylan hoorde zingen, was Sam de eerste om toe te geven dat hij werd geraakt door Dylans zang. Hij hoorde Dylans Ballad of Billy the Kid en liet het onmiddellijk op tape zetten zodat hij het bij zich kon hebben om af te spelen.”
(interview met Garner Simmons voor Peckinpah: A Portrait in Montage, 2004)

"Knockin’ On Heaven’s Door" is natuurlijk een onaantastbaar monument. Het lied behoort tot de meest gecoverde Dylansongs, en misschien ook wel tot de meest gecoverde songs überhaupt. De filmsite imdb.com telt 78 films en televisieseries die het lied voor de soundtrack gebruiken en iedereen die wel eens een gitaar heeft vastgehouden, heeft ook deze song gespeeld.

De populariteit dankt het echter niet aan de kwaliteit die schrijver Kurniawan zo bewondert, niet aan “een groot verhaal” dat in “iets heel kleins wordt gegoten.” Knockin’ heeft inderdaad maar erg weinig woorden (zo’n 45), maar die weinige woorden vertellen niet een verhaal - dit is toch wel lyriek, het verwoorden van een gevoel.
Dat doet deze korte tekst groots, en vooral dat zal scenarioschrijver Wurlitzer hebben geraakt.

Rudy Wurlitzer verdeelt zijn talent tussen romans en filmscripts schrijven, en heeft op beide terreinen zijn sporen wel verdiend. Zijn experimentele, psychedelische debuutroman Nog (1968) trekt meteen al de aandacht en levert hem zijn eerste filmopdracht op: het herschrijven van het script voor de cultklassieker Two-Lane Blacktop (1971), de enige film waarin James Taylor als acteur is te zien. Kris Billy The Kid Kristofferson zingt zijn eigen "Me And Bobby McGee" voor de soundtrack en ook Harry Dean Stanton, die op de een of andere manier als een rode draad door Dylans leven loopt, speelt een bijrol.
Inhoudelijke referenties naar de film zijn links en rechts wel te vinden, in Dylans songs (Tail of the dragon in "Señor", bijvoorbeeld), maar vooral Wurlitzers stijl en thematiek lijkt door te dringen tot "Knockin’ On Heaven’s Door": met zo min mogelijk woorden de paradox uitdrukken dat een verteller zowel de dood vreest als verwelkomt.

Zelf bedankt Wurlitzer zijn leermeester Robert Graves (de schrijver van I, Claudius) voor zijn vaardigheid “to write short sentences, om korte zinnen te schrijven” en het best demonstreert hij dat misschien wel in het onderschatte en het onterecht vergeten meesterwerk Homo Faber (1991, Volker Schlöndorff), de verfilming van een van de drie Grote Romans van Max Frisch.
De hoofdrol wordt in die film gespeeld door die andere grootheid op het gebied van woordarme, veelzeggende filmscripts, Sam Shepard (Paris, Texas is het hoogtepunt), maar voor zover bekend heeft Shepard zich verder niet bemoeid met dit scenario. Walter ‘Homo’ Faber is een twintigste-eeuwse Oedipus, moeizaam communicerend, die rotsvast in techniek, controle en ratio gelooft - en daarvoor door het Noodlot wordt gestraft met onwaarschijnlijke, wrede ‘toevalstreffers’. Wurlitzers script is schraal, broeierig en onder de oppervlakte overvol - het ideaalbeeld van Kurniawan dus; met weinig woorden een groot verhaal vertellen.

Thematisch ambieert Wurlitzer ook daarin weer wat Dylan in die paar woorden van "Knockin’ On Heaven’s Door" lukt: het verzoenen van uitersten, zoals Dylan doet met de uitersten ‘doodsangst’ en ‘berusting’.
Hulpsheriff Cullen Baker (Slim Pickens) is dodelijk geraakt en wankelt naar de oever van de rivier, waar hij op een grote steen in elkaar zakt. Ontsteld ziet zijn stoere vrouw (Katy Jurado) het gebeuren. Ze snelt naar hem toe, maar durft de laatste stappen niet te zetten en zit, gebroken, drie meter bij hem vandaan en kijkt geluidloos huilend toe hoe haar geliefde man stervend, in zijn ogen een mengeling van spijt en berusting, over de traag stromende rivier uitkijkt.
En daaroverheen zwelt dan "Knockin’ On Heaven’s Door" aan, waarvan de tekst niet alleen deze specifieke sterfscene, maar ook de hele film verwoordt: de grote zwarte wolk daalt neer, het voelt alsof ik aan de Hemelpoort sta te kloppen.

De gekozen beeldspraak is niet nieuw en illustreert het grootmeesterschap van de kersenplukkende thief of thoughts Dylan. De song is feitelijk een amalgaam van "Fixin’ To Die", de klassieker van Bukka White die Dylan al op zijn eerste plaat bewerkt, en "Trying To Get To Heaven" van Reverend Gary Davis, en dan vooral Al Koopers variant met het refrein “Tryin’ to get to heaven in due time / Before the heaven doors close” ("Wake Me Shake Me", The Blues Project, 1966)… dat nog letterlijker in "Tryin’ To Get To Heaven" (1997, Time Out Of Mind) zal neerdalen, natuurlijk.

Een deel van de populariteit bij de collega-muzikanten zal aan de eenvoud van de muziek te danken zijn. Drie akkoorden slechts, G-D-C, nou vooruit: vier (de C wordt afgewisseld met tweelingbroertje Am7), een akkoordenschema dat elke beginnende gitarist na een uurtje wel in zijn vingers heeft. Hoewel het volgens een meesmuilende George Harrison toch niet altijd vanzelf gaat, zoals hij opmerkt in een interview met Paul Cashmere in 1993:

PC: Ken je "Knocking on Heaven’s Door" van Guns ‘n’ Roses?
GH: Yeah, die hadden zelfs de akkoorden niet goed, toch?
PC: Ik begrijp dat je er niet erg kapot van bent, dus?
GH: Het heeft maar drie akkoorden, en het lukt ze toch nog om er nog eentje verkeerd te hebben (lacht)

Een beetje vilein, maar wel grappig. Ondertussen is de cover van Guns ’n’ Roses wel de meest succesvolle versie van de song (Top 10 in veertien landen, in drie daarvan op nummer 1) en kun je van Axl Rose’s vocale acrobatiek vinden wat je wilt, maar zingen kan hij wel, met zijn onvoorstelbare bereik van vijf octaven en een beetje. De talenten van gitarist Slash worden eveneens algemeen, ook door Dylan, erkend (Slash wordt uitgenodigd voor de sessies van under the red sky). En ach, sjoemelen met het akkoordenschema past ook wel bij het rebelse imago van de band.

Voor de tekst houdt Axl Rose zich wel nauwgezet aan de gepubliceerde liedtekst, terwijl die nou juist niet in steen is gehouwen. Dylan zingt tientallen varianten. Een outtake van de oorspronkelijke sessies in Burbank, februari ’73, heeft een extra couplet, de long black cloud is een long black train, en de Before The Flood-versie van 1974 heeft ook een extra, derde couplet:

Mama wipe the blood from my face
I’m sick and tired of the war
Got a lone black feelin’, and it’s hard to trace
Feel like I’m knockin’ on heaven’s door

Tijdens de Rolling Thunder Revue (’75-’76) verschilt de tekst bijna per avond. Behalve “bloed van mijn gezicht” haalt Mama ook “bellen uit mijn oren”, “tranen uit mijn ogen”, “mijn boot naar de kust” (Sheriff Baker bouwt een eigen sloep en droomt ervan om weg te varen), maar de meest statige, ouderwetserige variant mag Roger McGuinn zingen, november ’75 in Waterbury:

Mama I can hear that thunder roar
Echoin’ down from God’s distant shore
I can hear it callin’ for my soul
Feel I’m knockin’ on heaven’s door

De duiders die zo graag autobiografische sporen in Dylans songs willen zien, komen aan hun trekken in de versies van 1981, als de bard herhaaldelijk zingt: Two brown eyes are looking at me. Anderzijds: ‘Mama’, Mrs. Cullen Baker, Katy Jurado dus, heeft ook grote, mooie, bruine ogen. Vraag maar aan John Wayne, Elvis, Marlon Brando, Ernest Borgnine, Tyrone Power, aan de mannen die allemaal van dichtbij in die ogen mochten kijken en vaak genoeg bezweken:

“Die mysterieuze ogen, zwart als de hel, als vurige pijlen op je gericht”
(uit: Darwin Porter, Brando Unzipped, 2006)

Marlon Brando, bijvoorbeeld, krijgt het gevoel alsof hij op een poort naar de hemel staat te kloppen.

De covers zijn ontelbaar. Een site als secondhandsongs.com houdt op na 139 versies, allmusic.com geeft 633 hits (maar daarbij zitten behoorlijk wat dubbeltellingen), Björner komt tot 165 en Wikipedia probeert het niet eens, maar beperkt zich tot het noemen van de meest bekende. Warren Zevons ingetogen bewerking, vlak voor zijn dood opgenomen, is hartverscheurend. Guns ‘n’ Roses en Clapton zijn de bekendste, Randy Crawford, Kevin Coyne en Roger Waters bijzonder, maar het Dunblane Tribuut, de herschreven versie die met toestemming van Dylan voor een goed doel wordt opgenomen, steekt erbovenuit.

Naar aanleiding van de gruwelijke moordaanslag op schoolkinderen in het Schotse dorp Dunblane, waarbij een 43-jarige man vijftien kinderen in de leeftijd van vijf en zes plus een onderwijzeres dood schiet, herschrijft muzikant Ted Christopher de tekst. Mark Knopfler helpt belangeloos mee en in de Abbey Road studio’s wordt, met een koor van broertjes en zusjes van de slachtoffertjes, op 9 december 1996 de single opgenomen die meteen naar de eerste plaats in de Engelse hitlijsten klimt.
Psalm 23 is erin verwerkt (De Heer is mijn herder), het tweede couplet is herschreven en een derde couplet toegevoegd:

Lord these guns have caused too much pain
This town will never be the same
So for the bairns of Dunblane
We ask please never again

Lord put all these guns in the ground
We just can't shoot them anymore
It's time that we spread some love around
Before we're knockin' on heavens door

Niemand weet wat de moordende lafaard, die ter plekke zelfmoord pleegt, bezielde. Aan de Hemelpoort zal hij niet zijn binnengelaten, in ieder geval.



Dunblane: