Baby, Stop Crying (1978)
Unfaithful Music & Disappearing Ink, de autobiografie van Elvis Costello (2015), doorstaat een vergelijking met Chronicles, de memoires van Bob Dylan. De toon is anders, uiteraard. Waar bij Dylan de sfeer vaak door sepiatinten gekleurd wordt, schetteren bij Costello de grelle neontinten. Tegenover de droge, terloopse humor van de Amerikaan staan de flitsende, puntige one-liners van de Brit (over de vriendin van Mink DeVille: “Ze zag eruit als een zak oude kleren die was achtergelaten nadat The Shangri-Las de stad weer hadden verlaten”). Overheersend bij beide schrijvers is echter de liefde voor songs. Costello is aanstekelijk, als hij weer de herinnering aan een obscuur B-kantje van een vergeten Motown-artiest oproept, zijn ontroering deelt bij een flard uit een George Jones-smartlap of zijn liefde voor de jaren ’30 muziek van zijn vader in woorden vangt – net als, inderdaad, Dylan. Eveneens net als zijn idool verklapt hij sans gêne van welke liedjes hij welke melodielijn, welke gitaarriff of welke sound steelt. En imiteert hij ook al de niet-chronologische opbouw van het werk.
Maar dat is allemaal niet waarom het boek een aanrader is voor de Dylanvolger. Costello is weliswaar een Dylanfan die ook díe liefde besmettelijk weet te verwoorden, maar hij vertelt vooral geestig en openhartig over zijn vele ontmoetingen met de bard. De eerste tête-à-tête is al komisch:
Bob Dylan walked into the greenroom. I can’t recall what was in his hand. He was wearing dark glasses but I thought he was looking at my shoes, back then they were the red Chelsea boots that I wore instead of carrying a business card.
He said, “I’ve heard a lot about you.”
And what was my sparkling reply, worthy of Oscar Wilde?
Why, it was . . .
“I’ve heard a lot about you, too.”
Fortunately, this punctured the ice with laughter rather than seeming utterly dim-witted.
De scène speelt 3 juni 1978. Costello is met zijn Attractions en met de band Rockpile onderweg door Amerika en heeft tot zijn vreugde een avondje vrij als Dylan in de buurt optreedt: het derde concert van de zeven zogeheten Warm-Up Shows in het Universal Amphitheater in Los Angeles voor de wereldtournee. Kaartjes worden hem min of meer in de schoot geworpen: medereiziger Billy Bremner is toevallig net een oude maat, Dylans gitarist Steven Soles, tegengekomen en die zal VIP-kaartjes voor Billy bij de kassa laten klaarleggen. Bremner houdt niet van Dylan, dus hij zegt tegen Costello: ga jij maar in mijn plaats. Echter, als Elvis zich ’s avonds bij de kassa meldt, zijn er geen kaartjes voor ene Mr. Bremner. Dan heeft de verteller voor de derde keer vandaag geluk – de kassajuffrouw herkent hem. Ze overlegt met haar chef, die hem dan samenzweerderig komt toefluisteren: ”Op die naam zijn er geen kaartjes, sir, maar wel voor Mrs. Barbra Streisand, die niet komt opdagen…”
En zo, vervolgt Costello, zit ik veertig minuten later op de tiende rij, als Dylan en zijn koortje ontvlammen in a terrific new song. “Het klonk als iets dat Aretha Franklin had moeten opnemen.”
Hij heeft het over “Baby, Stop Crying”, het lied dat Dylan net twee weken daarvoor heeft opgenomen. Costello is niet de enige die geraakt wordt. Het is de derde keer dat Dylan het speelt en het wordt, net als die andere nieuwe song van Street Legal (“Señor”) warm onthaald. De meester lijkt dan nog redelijk tevreden met het lied. Het staat vooraan in de speellijst (als nummer drie) en daar blijft het ook gedurende de Europese tournee – het schuift zelfs af en toe op naar de tweede plek (Neurenberg en Parijs). Op het oude continent is het dan ook een dikke hit. Nummer dertien in Engeland, in andere landen nog hoger.
Dat is thuis anders, tot kennelijke teleurstelling van Dylan. Bij terugkeer in de States wordt “Baby, Stop Crying” weggemoffeld naar het einde van de set, naar de 23ste plek (Augusta, 15 september ’78), in de aansluitende concerten vervalt de song soms helemaal en vanaf 29 september wordt het aan- of afgekondigd met wat cynische, zurige zelfs, commentaren. “Er zijn vanavond veel mensen van Columbia Records aanwezig, dus we spelen het, zodat ze weten dat wij ons werk doen hier.” Bij de 21 optredens in oktober wordt het lied vrijwel genegeerd, aan het eind van de maand krijgt het nog een bittere grap mee: “Dit was een single. Zijn 25 stuks van verkocht. Die heb ik allemaal zelf,” maar als het in november definitief afgeserveerd wordt, krijgt het toch nog een laatste liefkozing. “Er zijn misschien 25 stuks van verkocht, maar wij vinden het nog steeds leuk en we spelen het toch.“
Het falen van de single in Amerika heeft alles te maken met de vernietigende kritieken op Street Legal – anders dan in Europa wordt Dylans nieuwe plaat neergesabeld, de kwaliteit van de songs bespot en Dylans eigen presteren met de grond gelijk gemaakt: “zelfingenomen”, “doods”, ongeïnteresseerd… waarin een gezaghebbend criticus als Greil Marcus dat allemaal hoort is raadselachtig, maar hij staat niet alleen.
“Baby, Stop Crying” is geen doorsnee Dylansong, zoveel is waar. De tekst begint nog met openingsregels van een taalverliefde dichter, met zeven allitererende B’s, maar lijkt daarna vooral een allegaartje van bluesclichés. Robert Johnson, uiteraard (“Stop Breaking Down”), maar vooral het monument Tampa Red (1904-1981) is een inspiratie geweest. Aan de als Hudson Woodbridge geboren gitarist danken we onsterfelijke klassiekers als “It Hurts Me Too” (Dylans cover daarvan is een hoogtepunt op Self Portrait, 1970), en tientallen songs met een motiefje dat Dylan hier overneemt: de ontrouwe vrouw en haar spijt. “Crying Won’t Help You”, “Don’t You Lie To Me” en “Dead Cats On The Line”, bijvoorbeeld. Grasduinen door het oeuvre van Tampa Red levert wel meer aha-momentjes, trouwens. De mysterieuze uitdrukking the sky is folding, die Dylan in “Farewell, Angelina” en “It’s All Over Now, Baby Blue” gebruikt , komt uit “Got To Leave My Woman” (1938), Tampa’s I like my coffee sweet uit “Sugar Mama Blues” echoot door in I like my sugar sweet in Dylans Mighty Quinn – kleinere en grotere invloeden zijn er veel te vinden. Dylan eert Tampa Red ook openlijk, vooral in 1978. Zijn “Love Her With A Feeling” staat tientallen keren op de setlist, altijd als inleiding tot “Baby, Stop Crying”
Een blues is het lied zelf echter niet. Dylan noemt het een little ballad, maar dat dekt de lading maar half. Costello heeft wel gelijk, als hij het een song voor Aretha Franklin noemt. Soulvol is het sowieso, de melodie van het couplet is meeslepend, die van het refrein opzwepend en de laatste regel dáárvan (‘cause it’s tearing up my mind) is een intense, zinderende apotheose.
“I liked Street Legal a whole lot,” verklaart Dylan in 1985, in het interview met Time correspondent Denise Worrell, nog steeds niet-begrijpend. De miskenning ís ook onbegrijpelijk. Net als de meeste songs van die plaat ligt het prachtige “Baby, Stop Crying” te verstoffen in een vergeethoekje, wat we de troubadour zelf dan ook weer kunnen verwijten: hij speelt het nooit en selecteert het frappant genoeg niet eens voor Greatest Hits Vol. 3 (1994). Terwijl het toch écht een van zijn weinige hits is.
Noemenswaardige covers zijn er ook al niet. Het kan nog wel. Aretha Franklin leeft nog…
Baby, Stop Crying
You been down to the bottom with a bad man, babe
But you’re back where you belong
Go get me my pistol, babe
Honey, I can’t tell right from wrong
Baby, please stop crying, stop crying, stop crying
Baby, please stop crying, stop crying, stop crying
Baby, please stop crying
You know, I know, the sun will always shine
So baby, please stop crying ’cause it’s tearing up my mind
Go down to the river, babe
Honey, I will meet you there
Go down to the river, babe
Honey, I will pay your fare
If you’re looking for assistance, babe
Or if you just want some company
Or if you just want a friend you can talk to
Honey, come and see about me
You been hurt so many times
And I know what you’re thinking of
Well, I don’t have to be no doctor, babe
To see that you’re madly in love
Geen opmerkingen:
Een reactie posten