One More Cup Of
Coffee (1976)
Desire is een sleutelwoord
in Bizets meesterwerk, de opera Carmen (1875). De ongelukkige Don José doorstaat de
schande en de ongemakken van de gevangenis dankzij de bloem die Carmen hem had
toegeworpen, droog en verdord in zijn borstzakje, en als hij eraan ruikt voelt
hij maar één verlangen,
je ne sentais qu'un seul désir,
un seul désir, un seul espoir:
te revoir, ô Carmen, oui, te revoir !
… één enkel verlangen, en hij kan slechts hopen dat hij Carmen zal weerzien. De afloop is bekend. Nadat Carmen hem definitief heeft afgedankt, steekt de radeloze José haar overhoop om daarna snikkend over haar levenloze lichaam heen te vallen.
De figuur van Carmen heeft zo te zien model gestaan voor de aanbedene in “One More Cup Of Coffee”. De verteller bezingt een eveneens ontrouwe, hardvochtige, hedonistische zigeunerin die net als Carmen aan waarzeggerij en toekomstvoorspellingen doet, mooi kan zingen en een zwart hart heeft.
je ne sentais qu'un seul désir,
un seul désir, un seul espoir:
te revoir, ô Carmen, oui, te revoir !
… één enkel verlangen, en hij kan slechts hopen dat hij Carmen zal weerzien. De afloop is bekend. Nadat Carmen hem definitief heeft afgedankt, steekt de radeloze José haar overhoop om daarna snikkend over haar levenloze lichaam heen te vallen.
De figuur van Carmen heeft zo te zien model gestaan voor de aanbedene in “One More Cup Of Coffee”. De verteller bezingt een eveneens ontrouwe, hardvochtige, hedonistische zigeunerin die net als Carmen aan waarzeggerij en toekomstvoorspellingen doet, mooi kan zingen en een zwart hart heeft.
Voor de beschrijving van haar schoonheid heeft de dichter Dylan zich echter
niet door Bizet, maar kennelijk door Salomo laten inspireren, door het Hooglied.
Ingestoken wordt het lied, net als bijvoorbeeld “Sad Eyed Lady Of The
Lowlands”, als een middeleeuws blazoen, de dichtvorm waarin de dichter net als
Salomo in het Hooglied, systematisch de uiterlijke kenmerken van de aanbedene
afvinkt – in ronkende metaforen, uiteraard.
Vorm en ritme kopieert de dichter tamelijk precies;
loftuitingen als
thy thighs are
like jewels,
en
thy belly is
like a heap of wheat,
of
thine head upon
thee is like Carmel, and the hair of thine like purple
… zijn allemaal tamelijk moeiteloos inwisselbaar voor die verliefde vleierij
in Dylans eerste couplet:
Your breath is
sweet
Your eyes are
like two jewels in the sky
Your back is straight
and your hair is smooth
… maar inhoudelijk blijkt dat de trends wel veranderd zijn, in de loop van
drieduizend jaar. Salomo vindt het kennelijk reuze complimenteus om het kapsel
van zijn geliefde met ‘een kudde geiten’ te vergelijken en haar ogen met de
‘visvijvers te Hesbon’, bijvoorbeeld. The
times they are a-changin’, inderdaad.
Door het Hooglied bladerend zijn er wel meer hints te vinden dat dit
Bijbelboek onder Dylans huid zit. ‘I am
sick of love’ staat daar letterlijk (5:6), dat we precies zo terughoren in
“Love Sick”, een echo van 8:5 cometh up
from the wilderness klinkt in “Shelter From The Storm”, de rose of Sharon in “Caribbean Wind” en voor
“Someone’s Got A Hold Of My Heart” plukt Dylan een identieke lily among the thorns uit Hooglied 2:2.
Maar na die eerste vier regels met Hoogliedachtig gefleem neemt de dichter
Dylan een ander afslag dan Salomo, en begint hij de exotische schone af te
kammen: bij alle uiterlijke schoonheid is ze wel een liefdeloos, ondankbaar
creatuur.
De inspiratiebron voor de rest van de tekst verklapt Dylan tijdens de concerten
tussen 14 november en 16 december 1978 en tevens in interviews (met Paul Zollo,
SongTalk, 1991, met Shelton in ’78,
Jonathan Cott in ’77 en in Australië met Karen Hughes in ’78).
De kern is een bezoekje aan een zigeunerkoning in Zuid-Frankrijk. Dat
verhaal vertelt Dylan tweeëntwintig keer op de bühne en lijkt weliswaar nogal
geromantiseerd, maar in de kern zal het wel historisch correct zijn. In
Saintes-Maries-de-la-Mer vindt jaarlijks een religieus pelgrimsfeest voor
zigeuners plaats, dat Dylan op zijn vierendertigste verjaardag heeft bezocht,
samen met zijn gastheer David Oppenheim, de schilder. Dylan verpakt zijn
herinneringen aan dat bezoek in schilderachtige, filmische bewoordingen:
“Een paar jaar geleden was ik in Zuid-Frankrijk toen de zigeuners daar hun
festival hadden. Toevallig rond hun allerheiligste feestdag, zoiets als de
Kersttijd. Hoe dan ook, die specifieke dag is de dag waarop ik ben geboren, het
is mijn verjaardag. Ik hoorde er al jaren over en wilde het wel eens meemaken.
Dus dat deed ik. Dus ik kwam daar, een stadje aan de oceaan, in het zuiden van
Frankrijk. En alle zigeuners waren er. Ze kwamen uit Hongarije, Roemenië,
Frankrijk, Engeland, Duitsland, al die landen. Gewoon langs het strand. En wat
ze dan doen tijdens die feestdagen, ze vieren gewoon een week lang feest. Ik
heb toen de koning van de zigeuners daar leren kennen. Ik weet niet hoe oud hij
was. Hij droeg een bolhoed toen ik hem ontmoette. Hij had 16 vrouwen en 125
kinderen. En ik was nogal onder de indruk van hem. Hoe dan ook, ik bleef hangen
en feestte een week lang mee, ik sliep niet, deed alles wat er te doen was
minstens twee keer. En toen het tijd werd om te vertrekken, zei hij: "Wat kan
ik je aanbieden, Bob, nu onze wegen zich scheiden?" Het enige wat ik nodig
had, was nog een dag wakker blijven, gewoon om terug te kunnen gaan naar
Noord-Frankrijk, dus vroeg ik om nog een kop koffie voor onderweg. Dus dat
kreeg ik, ze deden in een zak, ik nam het aan en vertrok.”
Dit verhaal vertelt Dylan in licht afwijkende varianten. Soms met details
die de ongeloofwaardigheid nog vergroten (zoals zijn herinnering dat hij bij de
oceaan staat en over een grote vallei uitkijkt – in de Camargue is noch een
oceaan, noch zijn er ‘grote weidse valleien’), maar het verhaal maakt wel
duidelijk welke gevoelens Dylan zelf heeft bij “One More Cup Of Coffee”:
exotisch, ontheemd, verloren. Aan “Isis” herinnert het sowieso, maar misschien
nog wel meer aan “Señor”, dat hij in deze periode steevast ook al met een
vergelijkbaar bizar, woest uitwaaierend verhaal inleidt.
Het refrein heeft de dichter daarmee een autobiografische basis gegeven. In
het vraaggesprek met Paul Zollo, dertien jaar na die bühnepraatjes, veegt hij
dat echter weer van tafel. Die dagen in Zuid-Frankrijk hebben “vermoedelijk wel
het schrijven van dat lied beïnvloed”, maar
“The Valley Below kwam
waarschijnlijk ergens anders vandaan. Mijn gevoel over het liedje was dat de
coupletten ergens anders vandaan kwamen. Het ging nergens over, dus dat ‘valley below’-ding werd het middel om
het aan op te hangen. Maar ‘valley below’
kan van alles betekenen.”
Klopt. Salomo lijkt de vrouwelijke schaamstreek ermee te bedoelen. Maar ook
de minder Bijbelvasten zullen bij valley vermoedelijk
eerder een meer lugubere associatie hebben: Psalm 23:4, Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad
vrezen, de Psalm die Dylan ook zal parafraseren in de krachtenbundeling met
U2, “Love Rescue Me” (1987). Of, nog akeliger, het Dal van Hinnom, Gehenna, het
dal waarin ten tijde van Salomo een eeuwig vuur brandende werd gehouden en
waarin kinderen werden geofferd aan Moloch – dat ook de valley below Jerusalem werd genoemd.
Uiteindelijk, echter, zal de woordcombinatie bij een song and dance man als Dylan wel zijn binnengekomen via een van de
vele, vele songs waarin een valley below wordt
bezongen. De eeuwenoude, populaire folksong “Early In The Morning”,
bijvoorbeeld (Early one morning / Just as the sun was rising / I heard a young maid sing / In the valley below), dat in de jaren 60 alleen al in Bonanza minstens drie keer wordt gezongen. Of via Dottie Rambo’s gospelklassieker “(In The Valley) He Restoreth My Soul”. Buffy Sainte Marie’s
“The Piney Wood Hills”, Dave Dudley’s “Silver Rails” (wiens “Coffee, Coffee,
Coffee” trouwens ook wel in Dylans platenkoffertje zal zitten), “Watching The
Apples Grow” van Stan Rogers, Connie Smith’s tophit “Cincinatti Ohio”… ach, op
elk schap in Dylans platenkast zullen wel zo’n vijf, zes valleys below te vinden zijn.
En dat geldt ook voor dat kopje koffie. Radiomaker Dylan wijdt een gehele
episode van Theme Time Radio Hour aan
koffie (seizoen 1, aflevering 5, Coffee),
waarin hij vijftien songs met koffiedrinkende protagonisten draait, maar niet
het lied dat het dichtst bij hem staat: “I’ll Just Have A Cup Of Coffee (Then
I’ll Go)” van Claude Gray uit 1960.
De exotische connotatie van de coupletten kleurt ook Dylans voordracht. De
zanger kiest voor Oriëntaals aandoende versieringen die eerder aan een muezzin
dan aan zigeunermuziek doen denken, maar effectief is het wel; het accentueert
de uitheemse, atypische couleur van de song. Eenzelfde mystieke glans heeft het
kippenvelopwekkende intro, dat volgens bassist Rob Stoner spontaan, eigenlijk
uit ongemak is ontstaan:
“Het was helemaal niet de bedoeling dat ik een solo zou spelen. Violiste
Scarlet Rivera stond nog niet klaar. Bob begint al te spelen – en er gebeurt
niets. Iemand moest iets doen, dus ik begin die bassolo te spelen.” (Mojo, oktober 2012)
Maar de drijvende kracht van het lied is natuurlijk de dalende baslijn van
de coupletten. “If you ever
want to write a hit, don’t feel ashamed, do a descending bass line,” zoals
Sir Paul McCartney leert.
De populariteit van de song bij de collega’s is begrijpelijk. Velen
kopiëren de exotische sfeer. Frazey Ford, bijvoorbeeld, en Calexico met Roger
McGuinn.
Robert Plant legt er tabla-achtige percussie onder, laat de akoestische
gitaar arabesken spelen en eronder doedelt een synthesizer licht neurotische fluittonen
– alsof de Gypsy Kings “Tomorrow Never Knows” spelen, maar een bijzondere
charme heeft de cover desondanks (Dreamland,
2002).
De bekendste cover is de kaalgeslagen, stuwende versie van The White
Stripes op hun gelijknamige debuutalbum, 1999, en maakt een rocksong ervan. In
die categorie heeft Nutz, een vergeten band uit Liverpool, een traditionelere
aanpak; hun versie is een dramatische, gedragen stadionrocker en toch leuk (Hard Nutz, 1977).
De mooiste interpretatie is van de Texaanse gitaarbeul Chris Duarte, die
alle schoonheden van het origineel én de beste covers weet te verenigen in een
broeierig, hypnotiserend, schraal meesterwerk (Romp, 2012). Carmen, Salomo en de zigeunerkoning zijn dood, maar Stevie
Ray Vaughan leeft nog. Helemáál op Duarte’s live-opnames.
One More Cup of Coffee
(Valley Below)
Your
breath is sweet
Your
eyes are like two jewels in the sky
Your
back is straight, your hair is smooth
On
the pillow where you lie
But
I don’t sense affection
No
gratitude or love
Your
loyalty is not to me
But
to the stars above
One
more cup of coffee for the road
One
more cup of coffee ’fore I go
To
the valley below
Your
daddy he’s an outlaw
And
a wanderer by trade
He’ll
teach you how to pick and choose
And
how to throw the blade
He
oversees his kingdom
So
no stranger does intrude
His
voice it trembles as he calls out
For
another plate of food
One
more cup of coffee for the road
One
more cup of coffee ’fore I go
To
the valley below
Your
sister sees the future
Like
your mama and yourself
You’ve
never learned to read or write
There’s
no books upon your shelf
And
your pleasure knows no limits
Your
voice is like a meadowlark
But
your heart is like an ocean
Mysterious
and dark
One
more cup of coffee for the road
One
more cup of coffee ’fore I go
To
the valley below
2 opmerkingen:
Aan de covers mogen we ook nog die straatmuzikant op de Albert Cuyp toevoegen die ik dit nummer ooit hoorde zingen.
Die laatste twee zinnen van het laatste couplet heb ik altijd een beetje een cliché gevonden, maar ik weet niet helemaal zeker of je dat kunt vertalen als een zwart hart, want dat klinkt wel erg negatief en zo is het volgens mij niet bedoeld.
Nog iets: tijdens de Desire sessies coverde Dylan ook People Get Ready van Curtis Mayfield, dus zou het kunnen dat een ander juweeltje van wijlen deze soul man, Gypsy Woman, ook heeft bijgedragen aan de inspiratie?
Good point. Frans. Mayfield is sowieso een aanwijsbare invloed, al sinds de mid-jaren 60. Het Impressions-album Keep On Pushing ligt daar, veelbetekenend, op de hoes van Bringing It All Back Home. In de Basementdagen.zingt Dylan “People Get Ready” voor de eerste keer (ook nog in ’75, inderdaad, en in ’89 en ’91) en in het prachtige soulstampertje “All You Have To Do Is Dream” citeert Robbie Robertson genoeg Mayfield-licks.
Vanuit “Gypsy Woman” zou ik overigens eerder een lijntje naar “Spanish Harlem Incident” trekken.
Klopt, “een zwart hart” klinkt zwaarder dan een “dark heart” - maar negatief lijkt het me toch wel bedoeld. “Je bent mooi, but I don’t sense affection or love”, en “je hebt een stem als een leeuwerik, but you heart is dark “… nee, dit is vast geen leuke meid.
En je hebt die straatmuzikant toch wel rijkelijk beloond, he Frans!
Een reactie posten