Don’t Ya Tell Henry (1967) - door Jochen Markhorst


Don’t Ya Tell Henry (1967)

“Die oude folksongs,” zegt Dylan in het chaotische, onserieuze New York Post-interview met Nora Ephron en Susan Edmiston in de late zomer van 1965, “dat is de enige muziek waarin het allemaal niet zo simpel is. Die zijn bizar, gevuld met legendes, mythes, Bijbel en geesten. Zelf heb ik nog nooit iets geschreven dat moeilijk te begrijpen is, althans niet voor mij, en niets dat zo uitzinnig is als die oude songs. Die gaan echt helemaal los.”
“Zoals welke songs?” vragen de dames.
Little Brown Dog,” antwoordt Dylan, en hij zingt een stukje voor: “I bought a little brown dog, its face is all gray. Now I’m going toTurkey flying on my bottle.”

Het is - wederom - een halfserieus antwoord. "Little Brown Dog" is inderdaad een eeuwenoud, bizar liedje dat helemaal teruggaat naar "When I Was A Little Boy", waarvan weer echo’s te horen zijn in “Nottamun Town”, dat door Dylan omgekat zal worden tot "Masters Of War". “Al die liedjes zijn met elkaar verbonden,” zegt Dylan in zijn fameuze MusiCares-speech, 2015, “laat je niet voor de gek houden. Ik heb alleen maar een andere deur op een ander manier geopend. Het is alleen maar hetzelfde op een andere manier verteld.”

In dat interview vijftig jaar eerder demonstreert de jonge Dylan dat ook: hij improviseert ter plekke een variant op de oorspronkelijke tekst van "Little Brown Dog", dat hij vermoedelijk in de versie van Judy Collins kent (op Golden Apples In The Sun, 1962):

I buyed me a little dog its color it was brown
Taught him to whistle to sing and dance and run
His legs they were fourteen yards long his ears they were broad
Round the world in half a day on him I could ride
Sing taddl’o day

Het lied is, in varianten en met andere titels, ook opgenomen door onder anderen Dave van Ronk, Taj Mahal en Peggy Seeger (in 1957). Dylan neemt de Van Ronkvariant op in 1970, die als "Tattle O’Day" zal verschijnen op The Bootleg Series: Another Self Portrait (2013). Die tekst is nonsensicaal genoeg. Er komt een halve kinderboerderij langs, uit een oester broedt de kip een haas uit, de haas springt over een aantrekkelijk paard, schapen die soms wol, dan weer veren leveren, maar in 1965 schakelt Dylan dus nog een tandje absurder bij, door ook nog ‘op een fles naar Turkije te vliegen’.

Het is de vrolijke onzinnigheid van nursery rhymes, van kinderliedjes, niet zozeer de ‘mystiek van oude folksongs.’ Dylans faible voor de dartele flauwekul van nursery rhymes demonstreert hij definitief op under the red sky (1990), maar veel eerder, in ’67 in de basement van de Big Pink steekt die liefde ook al de kop op. "The Mighty Quinn", "Yea! Heavy And A Bottle Of Bread", "Apple Suckling Tree"… allemaal liedjes op simpele, aanstekelijke melodietjes, met taal- en rijmplezier en vooral: met uitgelaten kolder. En in dat rijtje hoort ook de zotteklap van het montere miniatuurtje "Don’t Ya Tell Henry".

Hoewel? De stokregel apple’s got your fly en versfragmenten als a lttle chicken down on his knees ademen dezelfde dwaze anarchie als it ain’t my cup of meat en underneath that apple suckling tree, maar de meeste versregels van "Don’t Ya Tell Henry" zijn toch meer herleidbaar dan de apekool in die andere kinderrijmpjes van The Basement Tapes.
De openingsregel van elk couplet, bijvoorbeeld. I went down to… (the river, the corner, the beanery) echoot bluesklassiekers als "Crossroads" (I went down to the crossroads), oude negrospirituals als het negentiende-eeuwse "Down To The River To Pray" en een legendarische folksong als "St. James Infirmary Blues" in de jazzbewerking van Louis Armstrong uit 1927 (I went down to the St. James Infirmary).

Opmerkelijk genoeg lijkt de rest van het eerste couplet een moderne klassieker te persifleren: "A Chance Is Gonna Come", het onsterfelijke meesterwerk van Sam Cooke. Opzet lijkt moeilijk voor te stellen; dat zou grenzen aan disrespect. Maar toch: Dylans verteller gaat naar de rivier om te kijken wie er geboren is, kijkt rond en vindt een piepkuiken op z’n knieën, en roept please naar hem. Dan wordt het toch wel erg uitnodigend om Sam Cooke erbij te halen:

I was born by the river
(…)
I said mother could you help me please?
(…)
Then I looked around
and I was right back down,
down on my knees

… het zou impliceren dat Dylan de protagonist van "A Change Is Gonna Come" vergelijkt met een knielend, pasgeboren piepkuiken. Nee, dat is toch niet erg waarschijnlijk; Dylans ontzag voor zowel Sam Cooke als het monumentale lied zijn goed gedocumenteerd, met als hoogtepunt zijn bejubelde interpretatie van het lied in 2004, in het Apollo Theater in Harlem.

De overige drie coupletten geven ook geen enkele aanleiding om de tekstdichter van enige achterliggende bedoeling te verdenken. De woorden zijn in een tamelijk restrictief korset geperst en vertellen niet veel meer dan dat de verteller rond een bepaalde tijd (zaterdagochtend, om half tien, om half twaalf en gisteravond) een bepaalde plek bezoekt (de rivier, de hoek, een eetcafé en een pompstation). Hij kijkt aldaar zoekend rond en ontwaart achtereenvolgens een knielend eendje, zijn geliefde, een drietal boerderijdieren en zichzelf, en in het refrein bezweert elk van die tegenspelers hem ene Henry niet te vertellen dat de ‘appel jouw vlieg’ heeft.
De meest voor de hand liggende associatie bij de combinatie apple + fly is die met de fruitvlieg, de rhagoletis pomonella, die in het Engels apple fly wordt genoemd. Het blijft verder ongewis waarom de onbekende Henry niet op de hoogte gesteld mag worden van de aanwezigheid van dit onder entomologen populaire, schadelijke insect. Het moet een verrassing zijn, vermoedelijk.

Maar ja, fly heeft veel betekenissen. Baseball. Slagman Apple heeft de fly ball van pitcher Henry door, en dat mogen we niet verklappen. Of Apple heeft Henry’s rits uit zijn broek geknipt. Of heeft zijn favoriete kunstvlieg uit zijn viskoffer gesnaaid, wie zal het zeggen.

Legaal maakt de wereld pas in 1975 kennis met het lied, als het op de eerste officiële uitgave van The Basement Tapes verschijnt. Dat is een opgepoetste, opnieuw ingespeelde versie van het ruwe diamantje uit 1967. Levon Helm neemt nu de zang voor zijn rekening, en doet dat bijzonder goed. The Band heeft het lied dan ook al min of meer geannexeerd; het lied staat meteen op de setlist als de The Band weer begint te touren (Winterland, San Francisco in april, Fillmore East, New York in mei, en op Woodstock in augustus, bijvoorbeeld). Voor de gevoelige Helm is het een openbaring: “Het was de eerste keer in vier jaar dat we niet werden uitgejouwd” (in zijn autobiografie This Wheel’s On Fire, 1993). En ook in de daaropvolgende jaren leukt de song regelmatig de optredens op. Het is dan nog redelijk obscuur; het optreden van The Band op Woodstock zal vanwege financieel gesteggel en halfhartige artistieke bezwaren niet op de plaat verschijnen en ook op de befaamde ‘oer-bootleg’ Great White Wonder is "Don’t Ya Tell Henry" niet te vinden. Maar Levon is dol op het lied, dat hem als gegoten zit. Ondanks een in potentie traumatische ervaring, overigens:

“Mijn andere herinnering aan dat weekend is van de zaterdagavond. Ik was van de drums overgestapt op de mandoline voor "Don’t Ya Tell Henry", raakte met mijn lip de microfoon en zag een flits. Ik kreeg een elektrische schok. Het verblindde me, tranen vulden mijn ogen, mijn hele gezicht stond in brand, maar ik ging door met het lied. We hadden nieuwe apparatuur, en die was kennelijk niet goed geaard.”


De enige keer dat Dylan het lied nog eens zingt is als gast, bij het oudjaarsavondoptreden ’71 van The Band in New York, waar een relaxte Dylan tot verrukking van het verraste publiek op de bühne verschijnt om de set af te sluiten. Goedgemutst reageert de bard op geschreeuwde verzoekjes en beslist ter plekke tot – ongereperteerde, dus – opvoeringen van "Down In The Flood", "When I Paint My Masterpiece", "Don’t Ya Tell Henry"en als uitsmijter "Like A Rolling Stone".
Henry blijft in decennia erna toch een lijntje tussen Dylan en The Band, vertelt Levon in zijn boek. In 1983 doen Helm en Richard Manuel met z’n tweetjes een akoestische tournee langs clubs en universiteiten.


“Rond vijf uur op een avond in februari waren Rick en ik bezig met onze soundcheck toen Bob Dylan binnenwandelde, in een kasjmieren jas en met een grote bonthoed op. Hij zat net tussen twee tournees in en zei dat hij rondhing in The Village toen hij hoorde dat we zouden spelen. Hij vroeg: "Wat spelen jullie vanavond?" En ik zei hem dat we graag met een van zijn songs openden, met "Don’t Ya Tell Henry". Hij leende een van Rick's gitaren, ik pakte de mandoline en we speelden samen wat oude deuntjes. Hij bleef tot ongeveer negen uur en verdween toen weer.”

Maar ’s avonds, tijdens het optreden, krijgt Levon te horen dat Dylan aan de bar staat, en kijk aan: als Manuel hem roept, beklimt hij zowaar het podium en speelt hij een paar songs mee.

Als Robbie Robertson zich dan in ’75 op de eerste officiële uitgave van The Basement Tapes stort, passeert hij de sjofele, rommelige Basementopname waarop Dylan zingt, en speelt hij met The Band hun uitgekristalliseerde, superieure versie met Levon Helm aan de microfoon opnieuw in.
Puur op muzikale gronden is het een uitstekende ingreep. De muziekhistorische waarde en de charme van het origineel, op The Bootleg Series 11 - The Basement Tapes Complete (2014), zijn voor elke Dylanfan uiteraard onweerstaanbaar, maar het lied was inmiddels van Levon, my bosom buddy friend to the end, one of the last true great spirits of my or any other generation, zoals Dylan na Helms dood, april 2012, schrijft.



Don’t ya tell Henry
Apple’s got your fly

I went down to the river on a Saturday morn
A-lookin’ around just to see who’s born
I found a little chicken down on his knees
I went up and yelled to him, “Please, please, please!”
He said, “Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Apple’s got your fly”

I went down to the corner at a-half past ten
I’s lookin’ around, I wouldn’t say when
I looked down low, I looked above
And who did I see but the one I love
She said, “Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Apple’s got your fly”

Now, I went down to the beanery at half past twelve
A-lookin’ around just to see myself
I spotted a horse and a donkey, too
I looked for a cow and I saw me a few
They said, “Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Apple’s got your fly”

Now, I went down to the pumphouse the other night
A-lookin’ around, it was outa sight
I looked high and low for that big ol’ tree
I did go upstairs but I didn’t see nobody but me
I said, “Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Don’t ya tell Henry
Apple’s got your fly”



Geen opmerkingen: