I’m Alright (1967) - door Jochen Markhorst


I’m Alright (1967)

In de tweede, herziene editie van zijn prachtige studie van de Basement Tapes, Million Dollar Bash uit 2014, wijdt Sid Griffin twee korte stukjes aan "I’m Alright". De eerste heeft hij geschreven toen hij alleen nog maar de eerste take kende, die van achtenvijftig seconden, de tweede na het uitkomen van The Bootleg Series Complete Vol. 11: The Complete Basement Tapes, waarop de tweede take is te vinden. Eveneens bruut afgebroken, maar nu pas op 1:45.
De langere take troost Sid nauwelijks; in beide stukjes betreurt hij dat dit lied onvoltooid is gebleven. Én in beide stukjes merkt hij op dat dit een perfecte song voor The Faces zou zijn geweest. The Faces uit de tijd van Ronnie Lane en Rod Stewart, wel te verstaan.

Rod Stewart is, zeker op zijn eerste platen, inderdaad een erkend, groot Dylanvertolker. Nick Hornby wijdt zelfs een heel hoofdstuk in zijn 31 Songs aan een van Stewarts Dylancovers, aan "Mama You Been On My Mind". Hornby leidt zijn ode in met een soort disclaimer:

“Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar van Rod Stewart houden in 1973 was het equivalent van houden van Oasis in 1994, of The Stone Roses in 1989 - met andere woorden, het maakte je misschien niet meteen de coolste gozer van de klas, maar je hoefde je er zeker niet voor te schamen.”

Het schamen begint pas met de zesde soloplaat, met Atlantic Crossing (1975) met die megalomane hoes en de mierzoete wereldhit "Sailing", met de strohoedjes, met het jetsetgedoe en al die uitwisselbare blonde fotomodellen, het carnavaleske dieptepunt “Ole Ola” (het voetballied voor het Schotse Wereldbekerelftal, 1978) en de definitieve knock-out met "Do Ya Think I’m Sexy".
Daarvoor echter, betoogt Hornby, de platen met The Faces en Stewarts daaropvolgende eerste vijf soloplaten, voor 1975 dus, is Rod helemaal oké.

Op die eerste soloplaten is Dylan een rode lijn. Stewart neemt prachtige covers op van "Only A Hobo" (op Gasoline Alley, 1970), "Tomorrow Is A Long Time" (Every Picture Tells A Story, 1971), "Mama You Been On Mind" (Never A Dull Moment, 1972) en "Girl From The North Country" (Smiler, 1974). 

De daaropvolgende plaat is Atlantic Crossing, de plaat waarmee Hornby’s schaamte begint, en is de eerste plaat zonder Dylancover. Maar opent wel met een eigen lied dat Sid Griffins associatie verklaart: "Three Time Loser". Stewart kent de obscure Basementopname dan nog niet, maar Griffin wordt natuurlijk getriggerd door het refrein van "I’m Alright":

All right, I’m all right
I’m a three time loser
But I’m all right
All right, I’m all right
I’m a three time loser
But I’m all right

Dylans wegwerpertje deelt eigenlijk alleen die ene uitdrukking met Stewarts refrein:

I'm a three time loser.
Caught it up in Monterey,
Shook it up in East Virginia,
Now my friends say it's here to stay.

… maar in de rest van de song is ook de ene na de andere Dylanreferentie te vinden. Hij bezingt een dame in leopard-skin anklehigh boots, en het derde couplet lijkt helemaal een knipoog naar de midjarenzestig Dylan:

How dare you have a party
In a Chelsea basement
When the poor excited Jezebel said come outside.
She felt me up and kissed my face,
Put her dirty hands down in my pants.
She took all of my money,
Left me naked by the silvery moon.

Chelsea, Jezebel (de non, uit "Tombstone Blues"), de basement uit "Subterranean Homesick Blues", en met enige tolerantie zijn er wel meer lijntjes naar Dylansongs te trekken, genoeg in elk geval om Griffins Stewartassociatie bij "I’m Alright" te verklaren.
Het lied is verder overigens een vrij banale stamper en zal niet helemaal voldoen aan Sids ideaalbeeld van een opwindende Faces/Stewartvertolking van een Dylansong.

Een gemeenschappelijke basis is er wel: Wilson Pickett. Op 15 juni ’66 (en niet 1967, wat de meeste websites abusievelijk melden) komt The Wicked Pickett uit, het album met "Mustang Sally", met "Everybody Needs Somebody To Love", met "Sunny" en "Knock On Wood", met een Wilson Pickett, kortom, op een hoogtepunt in zijn beste jaren - een plaat die ongetwijfeld in de platenkast van de Big Pink is te vinden, vast meegenomen door soul-aficionado Robbie Robertson. Het voorlaatste lied van die plaat is "Three Time Loser":

How many teardrops gonna fall tonight?
How many heartaches must a woman have in one life?
I lost a lover, lost a friend
Through with love I just can't win.

Three time loser
Three time loser.
One, two three in misery.
Three time loser.

Het is een stomende soulstamper, op het lijf geschreven van “one of the roughest and sweatiest soul singers” (radiomaker Dylan, Theme Time Radio Hour aflevering 11), waarvan Dylan alleen de titel en het thema meeneemt naar "I’m Alright".

De muziek ontleent een improviserende Dylan aan die andere soulgrootheid, aan Curtis Mayfield en zijn Impressions. Melodie wijkt maar lichtjes af van "People Get Ready" en dat Robbie Robertson zo’n fan is van Mayfields gitaarlicks en -fills horen we wel vaker, hier in de Basement.

Tekstueel is de song verder inderdaad onontwikkeld. Het eenvoudige refrein stond al vast, kennelijk (want Rick Danko zingt mee), de coupletten bestaan, zoals bij wel meer Basementsongs, uit filler lyrics, uit onsamenhangende clichés, onverstaanbare klanken, semantische missers en verhaspelingen:

Oh, it’s so high, so divisive 
It’s all can, I swear to God
You know she’s gonna be the death of me
But she opened my heart
And now she takes in my breath, but I,
You know, she’s sucking out the life and breath of me   

… bijvoorbeeld (of zoiets). Het vertelt verder niet al te veel, maar communiceert in elk geval dan nog wel het thema: amoureuze teleurstelling - een geslagen protagonist die zichzelf een sukkel vindt omdat hij weer eens op een verkeerde vrouw verliefd is.

De enige vermeldenswaardige cover van het lied rommelt dus - terecht - zelf maar wat met de tekst. In 2016 verschijnt het bijzonder aardige tribuutalbum Bob Dylan Uncovered Vol. 2 bij Paradiddle Records en de opening daarvan, "I’m Alright" door Bill Shuren & The Cavalary, is dermate geslaagd dat het ook op single wordt uitgebracht. Bill Shuren maakt van dat tweede couplet:

Oh, it’s so high, so defensive, it’s okay,
Now, the sweetest girl
You know she’s gonna be the death of me
Well she holds in my heart
And then she takes in my breath, but I,
You know, she’s sucking out the life and breath of me

… en waarom niet, inderdaad. De soul uit het origineel wordt vakkundig vervangen door een melodieuze rockaanpak à la Hootie & The Blowfish, en met een kleine kunstgreep (een piepklein, instrumentaal bruggetje) plus een prachtige gitaarsolo rekt Shuren "I’m Alright" op tot een respectabele 3:17.

Rod Stewart keert, na vijf platen zonder Dylancover, vanaf 1981 met onregelmatige tussenpozen terug naar zijn oude liefde. Op Tonight I’m Yours zingt hij "Just Like A Woman", in 1995 staat "Sweetheart Like You" op Spanner In The Works, hij neemt "The Groom’s Still Waiting At The Altar" op, "If Not For You" in 2006 en een gruwelijke “Love Minus Zero/No Limit” in ’97, maar hij benadert nooit meer de intensiteit en de ongepolijste schoonheid van die vroege jaren zeventig. Het dieptepunt is de gladgestreken, mierzoete ‘bewerking’ van "Forever Young".

Enig eerherstel biedt de verzamelbox The Rod Stewart Sessions 1971-1998 (2009), een compilatie van onuitgebracht materiaal en alternatieve versies. Op kant 4 duikt een onbekende versie van "This Wheel’s On Fire" uit 1992 op, waarop de rauw rockende, schurende en stampende Rod the Mod zich opeens toch weer van zijn beste Faces-kant laat horen.


Bill Shuren & The Cavalry:

Rod Stewart “This Wheel’s On Fire”:








Geen opmerkingen: