Minstrel Boy (1967) - door Jochen Markhorst

Minstrel Boy (1967)

Oh, I think of myself more as a song and dance man, y’know.
Bij dezelfde persconferentie in San Francisco (3 december 1965) waarbij hij verklaart dat Manfred Mann de beste vertolker van zijn songs is, definieert Dylan zichzelf als een zang- en dansman, als een troubadour dus, of: een minstreel. Hij poneert het met een schelmse, charmante grijns, lacht nog steeds als hij het moet herhalen, maar hij meent het wel, mogen we inmiddels wel vaststellen.
Al in het eerste Dylanlied waarmee de wereld kennis maakt, “Talking New York” stelt hij zichzelf voor als reizende muzikant, en daarna blijft hij ons eraan herinneren. I just walk along and stroll and sing, zingt hij in “I Shall Be Free”. Ik ben een rondzwervende liedjeszanger, vertelt hij in “A Hard Rain’s A-Gonna Fall”, in “Eternal Circle” en in “I Shall Be Free No. 10”.
Mr. Tambourine Man is een song and dance man, in “Farewell Angelina” volgt de ik-persoon de muziek. Hij wordt gestenigd om zijn liedjes in “Rainy Day Women #12 & 35” en in de eenentwintigste eeuw, op Tempest, treedt de ik nog steeds zingend en dansend naar voren: bring down my fiddle, tune up my strings.

Expliciet presenteren zich ook de Traveling Wilbury’s, de supergroep waarvan Dylan als ‘Lucky Wilbury’ deel uitmaakt, als minstrelen in de bijgeleverde, fictieve herkomstgeschiedenis: “Dim Sun, een Chinese academicus, stelt dat ze verwant zijn aan ‘the Strolling Tilbury’s’, de favoriete minstrelen van Koningin Elizabeth I.” En op de eerste plaat van The Traveling Wilbury’s verzint ex-Monty Python Michael Palin dat het ontstaan van de groep is terug te voeren op een cultuuromslag bij de oorspronkelijk zeer honkvaste Wilbury’s:

Een paar onverschrokken Wilbury’s gingen een weekendje weg: laat op vrijdag vertrekken en zondag weer terug. Zij waren het die eenvoudige ritmische vormen ontwikkelden om hun avonturen te beschrijven.

Minstrelen, kortom. Het lijkt dan ook wel waarschijnlijk dat Dylan via dat bruggetje op zijn nom de plume Lucky Wilbury is gekomen. Door zijn oeuvre marcheren weliswaar tientallen zwervende muzikanten, troubadours en minstrelen, maar er is maar één die ook een naam krijgt:

Oh, Lucky’s been drivin’ a long, long time
And now he’s stuck on top of the hill

De minstreel Lucky in “Minstrel Boy” dus. Dylan schudt dit charmante liedje uit zijn mouw tijdens die zorgeloze zomer 1967 in de Big Pink, als hij goofs around, ronddolt met de jongens van The Band en de spectaculaire basement tapes volspeelt. Kennismaken met het lied deed de wereld pas dankzij de live-opname van het concert op Wight, die op Self Portrait terecht komt. Dan is nog onduidelijk waar de song vandaan komt, maar als in 1973 Writing & Drawings wordt uitgebracht, blijkt Dylan het lied tot de Basement Tapes te rekenen. Hij plaatst de liedtekst als tweede song in het hoofdstuk ‘from Blonde On Blonde to John Wesley Harding’, op bladzijde 364, meteen na “Quinn The Eskimo”, waarmee het hoofdstuk met eenentwintig Basementsongs opent, en voor “Down In The Flood”. Blijkbaar heeft Dylan ook nagedacht over het lied: het is een van de vijftien uitverkoren songs waarbij hij een tekening heeft gemaakt. Sowieso inspireren die Basementsongs hem onevenredig vaak; vijf keer maar liefst – de teksten van de tien andere hoofdstukken, de hoofdstukken die aan de tien officiële albums zijn opgehangen, hebben gemiddeld slechts één tekening.
Vergeleken met de meeste van de overige veertien tekeningen is de krabbel bij “Minstrel Boy” opmerkelijk eendimensionaal. Een jongen met een gitaar krijgt muntjes toegeworpen, meer dan een onbeholpen illustratie van de eerste regel (Who’s gonna throw that minstrel boy a coin) is het dus echt niet. Hoewel… dat lijntje van de gitaar naar een steen (?) achter de minstreel is raar. Is de minstreel vastgebonden? Of moet het een kabeltje voorstellen, speelt Lucky elektrisch versterkt?

Het is bijna onvermijdelijk om de song autobiografisch te duiden. Dylan presenteert zich vanaf dag één als een song and dance man, en zingt hier, na die tumultueuze succesjaren ’62-’66 van non-stop opnemen, toeren, toejuichingen en boegeroep, hysterisch gedweep, verafgoding en hetze, over een muzikant die, na lang onderweg te zijn geweest, nu is vastgelopen, zich – ondanks al die vrouwelijke aandacht – eenzaam en bezwaard voelt. En vooral: in de laatste refreinregel switcht Dylan plots van de derde persoon naar de eerste persoon en zingt: I’m still on that road. Mysterieus is echter vooral de derde refreinregel, de regel die we alleen schriftelijk kennen. Inhoudelijk is die regel nog wel te plaatsen. With twelve forward gears, it’s been a long hard climb – ‘met twaalf versnellingen, het was een zware klim’, dat was dus een reis met een knap zware vrachtwagen of een flinke tractor; de dichter vindt een frisse metafoor om uit te drukken dat het bepaald geen zondags plezierritje was, die jaren on the road.
Nee, het mysterieuze zit hem vooral in de vraag: waar komt die regel vandaan? Noch op de zeer fragmentarische en schetsmatige Basementopname uit 1967, noch op de live-opname van Wight 1969 is die regel te horen. Op Wight zingt Dylan daar zoiets als with aching jumpers, with all on down of misschien well aching and jumping with all laid down, in elk geval een regel die niets gemeen heeft met de regel die in Writings & Drawings en later in The Lyrics en op de site wordt gepubliceerd.
Het curieuze is dan vooral de moeite die Dylan heeft gedaan om deze, verder weinig spectaculaire, woorden in te voegen en auteursrechterlijk te beschermen. Het lijkt weinig bij te dragen aan de zeggingskracht van het lied, en überhaupt is het een song waarnaar Dylan nooit meer zal omkijken – die ene uitvoering in ’69 is meteen ook de laatste.



Bij verschijnen, op het verguisde Self Portrait dus, is de song verantwoordelijk voor de zeer zeldzame aardige dingen die over het album worden gezegd en geschreven. Zelfs scherprechter Greil Marcus valt in zijn beruchte What is this shit-recensie (Rolling Stone, juni 1970) even uit zijn rol: “Minstrel Boy” is the best of the Isle of Wight cuts; it rides easy.
Die uitzonderingspositie, die het lied verder nog deelt met “Copper Kettle”, blijft gehandhaafd. Ook in de hiernavolgende decennia, waarin Self Portrait overigens langzaam enige herwaardering oogst, wordt in terugblikken, overzichtsartikelen en op fanforums “Minstrel Boy” er zo af en toe uitgelicht en gewaardeerd.
Obscuur blijft het echter. Afgezien van een enkel tribuutbandje volgt de gehele muziekwereld Dylans voorbeeld: het lied wordt nooit gespeeld, biografen negeren het en het lied verwordt tot een catalogusnummer in de overzichtslijsten.
Dat verandert pas in 2013. “Minstrel Boy” staat zowel op The Bootleg Series Vol. 10: Another Self Portrait als op The Bootleg Series Vol. 11: The Basement Tapes Complete en wordt zowaar opgepikt door artiesten als Robyn Hitchcock en Dave Rawlings, die het lied een enkel keertje naar het podium brengen.
Meer bewondering verdient Jolie Holland, de New Weird American die ook al zo’n prachtige “Tell Me That It Isn’t True” had afgestoft op The Lagniappe Sessions (2014). In 2017 brengt ze met haar oude bandmaatje Samantha Parton het prachtige Wildflower Blues uit, waarop behalve een erg fraaie cover van Townes Van Zandts “You Are Not Needed Now” ook de allermooiste cover van “Minstrel Boy” is te vinden. De dames vinden de song kennelijk nog wat te kort, want Jolie schrijft er onbekommerd twee coupletten bij, die er overigens prima bij passen. Zelf noemen ze hun muziek North Americana and outsider folk, een zelfverzonnen genre-aanduiding die de lading eigenlijk prima dekt; hun “Minstrel Boy” is een lome, sensuele zomeravondrenditie met superieure samenzang van de dames. 



Minstrel Boy
Who’s gonna throw that minstrel boy a coin?
Who’s gonna let it roll?
Who’s gonna throw that minstrel boy a coin?
Who’s gonna let it down easy to save his soul?

Oh, Lucky’s been drivin’ a long, long time
And now he’s stuck on top of the hill
With twelve forward gears, it’s been a long hard climb
And with all of them ladies, though, he’s lonely still

Who’s gonna throw that minstrel boy a coin?
Who’s gonna let it roll?
Who’s gonna throw that minstrel boy a coin?
Who’s gonna let it down easy to save his soul?

Well, he deep in number and heavy in toil
Mighty Mockingbird, he still has such a heavy load
Beneath his bound’ries, what more can I tell
With all of his trav’lin’, but I’m still on that road

Who’s gonna throw that minstrel boy a coin?
Who’s gonna let it roll?
Who’s gonna throw that minstrel boy a coin?
Who’s gonna let it down easy to save his soul?

1 opmerking:

Frans zei

Ik vind het een heerlijk liedje, maar ik moet toch ook wel denken aan die minstrel shows die ze vroeger in Amerika hadden.