De hoezen #1 - door Patrick Roefflaer

Dit voorjaar kon je, in de bibliotheek van het Belgisch Limburgse Genk, een unieke tentoonstelling bezoeken rond Bob Dylan. Onderdeel daarvan was een presentatie van de vinylhoezen van zijn studio- en live elpees. Ik had de eer daarbij een rondleiding te mogen verzorgen om tekst en uitleg te geven.
De resultaten van mijn opzoekingswerk wil ik graag met jullie delen in een serie posten. 

Op 26 oktober 1961, tekent Bob Dylan een platencontract met Columbia Records in New York City.
Dat hij bij Columbia – een van de grootste Amerikaanse platenmaatschappijen – terecht komt is een gelukkige gebeurtenis. Wie weet hoe zijn carrière zou zijn verlopen indien hij bij een in folk gespecialiseerde maatschappij was ondergekomen, zoals Folkways Records, Elektra of Vanguard. Misschien hadden puristen wel de stekker getrokken uit zijn voorstel om elektrisch versterkt te gaan spelen.

Anyway, belangrijker nog in dit verhaal is dat, kort voordat Dylan bij Columbia Records onder contract komt, de afdeling vormgeving van de platenmaatschappij net helemaal is vernieuwd. Bob Cato (37) is in 1960 aangesteld als hoofd van de afdeling en John Berg (29) kwam een jaar later als diens assistent.
Samen zorgen ze voor frisse nieuwe beeldentaal – net op tijd voor de rockmuziek die het zal overnemen van de jazz uit de jaren vijftig. Zeker nadat Cato in 1965 wordt bevorderd tot adjunct-directeur en Berg zijn plaats inneemt aan het hoofd van de afdeling, levert de afdeling baanbrekend werk af. In de dertig jaar dat hij bij de firma blijft, maakt Berg meer dan 5000 hoezen, waaronder Born to Run van Bruce Springsteen en Underground van Thelonious Monk.

Belangrijk om weten in dit verhaal is ook dat in het contract staat vermeld dat de artiest de foto mag aanleveren die op de voorzijde van de hoes wordt afgedrukt.

1 - Bob Dylan 
Uitgebracht: 19 maart 1962
Fotograaf: Don Hunstein
Hoestekst: Robert Shelton
Art-director: John Berg

December 1961
Veel tijd of geld wil de firma niet besteden aan de hoes van het platendebuut van hun nieuwste aanwinst. Een van de staffotografen krijgt de opdracht om een portret van de folkzanger te maken. Don Hunstein vindt het zelfs niet nodig om er de fotostudio van Columbia Records aan 7th Avenue
voor te verlaten. Hij laat Bob plaatsnemen voor een raam, gitaar in de hand – klik, klik en klaar is Kees.

De 20 jaar oude Dylan ziet er uit als een koorknaap, met blozende wangen, een jas van schapenvacht en op zijn hoofd een zeemanspetje - zoals zijn idool Woody Guthrie er ook droeg. Hij kijkt geamuseerd in de lens, een beetje onwennig onder de aandacht. 
Om te voorkomen dat het CBS-logo in de linkerbovenhoek niet goed zichtbaar zou zijn door de hals van de gitaar, laat Berg de foto in spiegelbeeld afdrukken.

Begin jaren zestig is het gebruikelijk om de songtitels op de voorzijde op te sommen. Om kosten te drukken is de achterzijde van de hoes steeds in zwart-wit. Het kleine zwart-wit portret in de linkerbovenhoek is ook gemaakt door dezelfde fotograaf, waarschijnlijk tijdens een van de twee sessies voor de opname van de elpee, einde november 1961.
De rest van de achterzijde is ingenomen door twee teksten. In de rechtse kolom staat het artikel van Robert Shelton, dat eerder werd gepubliceerd in The New York Times (29 september 1961) en dat toen de jonge artiest onder de aandacht bracht van producer John Hammond. De rest van de hoestekst is toegeschreven aan ene Stacey Williams – een pseudoniem waarachter diezelfde Shelton zich verschuilt.






2 - The Freewheelin’ Bob Dylan 
Uitgebracht: 27 mei 1963
Fotograaf: Don Hunstein
Hoestekst:  Nat Hentoff
Art-director:  John Berg

Hetzelfde team als voor de debuutelpee is ook verantwoordelijk voor de hoes van Dylans tweede elpee. 
Don Hunstein herinnert zich: ‘Ik sprak af met Bob in zijn appartement, op de derde verdieping [boven Bruno's Spaghetti Shop, op 161] West 4th Street in Greenwich Village. Het appartement was nogal somber, maar ik maakte er toch een bruikbaar setje foto’s, waarvan een aantal met zijn vriendin Suze. Dylan zelf was toen al bewust bezig met zijn imago. Hij was zelfverzekerd en wist hoe te spelen met de camera.’

Daarna stelt de fotograaf een andere locatie voor: ‘Ik zei dat ik even naar buiten wou. Ik keek door het raam en zag dat het snel donker zou zijn.’

Het is februari 1963. Binnen was het al niet te warm, maar buiten ligt er sneeuw. Daarom trekt Suze nog een tweede dikke trui aan, onder haar jas. Dylan wil er echter cool uitzien en verkiest enkel een jasje van hertenleer over zijn hemd aan te trekken – absoluut niet geschikt voor het koude winterweer.
‘Op sommige foto’s is duidelijk dat we het ijskoud hadden’, vertelt Suze. ‘Bob in elk geval, in dat dunne jasje. Maar het plaatje telde.’



‘Het was winter, vuile sneeuw op de grond... ,’ vertelt de fotograaf in 1997 aan The New York Times, ‘Ik heb geen idée waarom, maar ik zei, “Loop de straat eens op en af.”  Het was niet iets dat ik vooraf heb gepland. Het was in de late namiddag – je ziet dat de zon lag staat. Het moet er niet erg aangenaam geweest zijn, daar in die viezigheid.’
Hunstein moet snel werken. ‘Ik kon slechts één rolletje kleurenfoto’s maken, plus nog enkele in  zwart-wit.’

Uit het stapeltje foto’s kiest Dylan er eentje van het verkleumde koppeltje op de hoek van Jones Street en West Fourth Street. Mogelijk speelt de gelijkenis met een iconisch portret (door Dennis Stock) van zijn idool James Dean mee. 

Het is een prachtige foto: een moment bevroren in de tijd. Je hoort bijna de sneeuw knisperen onder de voeten van het verliefde koppeltje, voor eeuwig bij elkaar in het Manhattan van de vroege jaren zestig Kijk hoe de compositie alles mooi vat: Bob en Suze die tegen elkaar kruipen om het warm te krijgen, Bob pal in het centrum, met de perspectieflijnen van de dakranden en de auto’s die ergens ver weg achter hem samenkomen. Het Volkswagenbusje dat je ogen naar het centrum trekt en het perspectief versterkt. Kijk naar de koperkleurige gebouwen die ze opgaan in de lucht…

Een iconische hoes, veel geïmiteerd en geparodieerd. ‘Het is een van die mijlpalen die het uiterlijk van andere albumhoezen beïnvloedde, juist vanwege de nonchalance en de spontaniteit,’  meent Suze. Een beetje mysterieus ook.  ‘De meeste hoesfoto’s waren keurig gearrangeerd, wat voor de hoezen van Blue Note schitterend werkte, maar veel minder goed bij de perfect geposeerde keurige pop-en folkalbums.’

DeeAnne, die meer dan 50 jaar met Don Hunstein was getrouwd, vertelt in 2017 dat ze het daar helemaal mee eens is: ‘Heel veel mensen kennen dat beeld, maar niet Dons naam. Ik vind dat hij alle eer verdient… maar niet veel mensen schenken aandacht aan een hoesfoto (of )..  de fotograaf. Het blijft een erg populaire foto en veel mensen willen hem. Ik krijg veel brieven van mensen die vertellen wat de foto voor hen betekent. Ze zeggen dat het hen herinnert aan hun jeugd. Zelfs jonge mensen, vandaag, herkennen zich er in: twee jonge mensen in een ruwe omgeving. Het is een symbool geworden voor een jeugd die opgroeit in een ruwe omgeving, maar met hoop op een beter toekomst.’

De tekst op de achterzijde is dit keer van Nat Hentoff, schrijver, journalist en jazz-criticus. Een groter deel van de gesprekken die Hentoff daarvoor met Dylan heeft gehad, verschijnt in juni 1963 in Playboy. 

Twee weetjes:
In Frankrijk verscheen The Freewheelin’ Bob Dylan als: En roue libre.

In oktober 2004 verschijnen de memoires van Bob Dylan in het boek Chronicles, Vol. One (Simon and Schuster). 
Bij de besprekingen voor de omslag van het boek, wil Dylan een foto van New York zoals het er uitzag toen hij er toekwam. Uit een fotoboek over de stad, uitgegeven in 1962 kiest hij een foto van Times Square, uit 1961. De fotograaf? Don Hunstein.

Maar Suze krijgt het laatste woord: ‘Misschien zou niemand ooit hebben begrepen waar die nummers over gaan als die hoes er niet omheen gezeten had. Weet je, het verhaal zit in de liedjes. Ieder nummer dat hij ooit over mij heeft geschreven. Het zit er allemaal in.’








3 – The Times They Are A-Changin’ 
Uitgebracht: 13 januari 1964
Fotograaf: Barry Feinstein
Hoestekst: Bob Dylan
Art-director: John Berg


Op de hoes van de elpee Delaney & Bonnie on Tour with Eric Clapton (1970) staat een foto van een Rolls Royce, waarbij iemand op de zetels vooraan ligt te slapen, met zijn laarzen uit het geopende raam. Het zijn de voeten van Bob Dylan. De auto is van zijn manager Albert Grossman en de foto is gemaakt door Barry Feinstein.

Het is die wagen die de zanger en de fotograaf samen bracht. 
De ontmoeting vindt plaats in het kantoor van Grossman, in september 1963. Feinstein werkt bij het tijdschrift Life, waar hij opvalt omwille van zijn ongewone portretten van Hollywoodsterren. Hij is de verloofde van Mary Travers – de zangeres van Peter, Paul en Mary, die een dikke hit hebben met Dylans ‘Blowin’ In The Wind’.  Met het geld van die hit heeft Grossman de Rolls Royce gekocht.  De Silver Dawn is uit 1953 en staat in een garage in Denver waar hij opgeknapt is. Grossman zoekt een vrijwilliger om er de wagen te gaan oppikken. Feinstein biedt zich aan als vrijwilliger, maar doet de trip niet graag alleen. Dylan is bereid om mee te gaan. Samen vliegen ze naar Denver en rijden dan terug. Tijdens de rit van bijna 3000 km worden de twee goede vrienden.

Feinstein is dan ook de vanzelfsprekende keuze voor de hoesfoto van Dylans derde elpee. Volgens hem was het een van de gemakkelijkste opdrachten ooit. Een vriend van hem heeft een appartement in de Upper East Side, waar ze even van gebruik mogen maken. Daar, op het dakterras, fotografeert hij Dylan van onderuit. ‘Een paar klikken en ik wist dat ik had wat ik wilde hebben: een interessante, ongewone hoek – een moment met Bob.’ Tien minuten en de klus zit er op.

The Times They Are A-Changin’ staat helemaal in het teken van protest en maatschappelijke conflicten en het intense zwart-wit foto portret van een ernstig kijkende Dylan beklemtoont dit.  Hij oogt somber, alsof hij op zijn 22ste  al een kruis te dragen heeft, de zware last van het geweld en het onrecht van de wereld. 
De gelijkenis met portretten van Woody Guthrie is treffend.

In opdracht van Life volgt Feinstein  Dylans tournee van 1966 (denk aan de foto op de hoes van No Direction Home) en is in 1974 de officiële tourfotograaf.  Hierdoor en door zijn hoesfoto’s voor George Harrison (All Things Must Pass - 1970) en Janis Joplin (Pearl  - 1971) werd Feinstein een invloedrijk rock-fotograaf.

Op de achterzijde van de hoes prijkt dit keer een gedicht van Dylan: "11 Outlined Epitaphs" De tekst gaat verder op beide zijden van de binnenhoes.


Ook dit keer weer kreeg de plaat in Frankrijk een andere naam: ‘Mister’ Bob Dylan.

Een mooie collectie foto’s van Feinstein, met flink wat portretten van Bob Dylan staat hier.








4 opmerkingen:

Jochen zei

Erg leuk Patrick. Bedankt voor de weetjes. En ik ben reuze benieuwd naar je verhaal bij de migraine-aanval Shot Of Love.
Groeten,
Jochen

Frans zei

Prachtig, Patrick, maar ik moet toch echt even iets kwijt, namelijk dat je lijdt aan de kwaal waar zoveel journalisten, ook de onvolprezen Jochen aan lijden: een neiging om gebeurtenissen uit het verleden te omschrijven in de tegenwoordige tijd: Op 26: oktober 1961 tekenDE Bob Dylan... en dan de rest. Je zegt toch ook niet: gisteren GA ik naar de bakker om een brood te kopen... Sorry, hoor, nix persoonlijks, maar dit ergert me gewoon...

peerke zei

Dag Frans

Dat was een van de eerste dingen die men mij vroeg om aan te passen toen ik de eerste teksten van mijn boek inleverde. In de tegenwoordige tijd schrijven zou directer zijn voor de lezer.

Groet

Patrick

Frans zei

Ik snap die gedachte, maar ik vind dat het niet werkt. Je ziet het aan het verhaal van Don Hunstein: hij vertelt het in de verleden tijd en dan spring je weer terug naar de tegenwoordige tijd... Ik vind het onhandig en ik geloof dat je uitgever/redactie ongelijk had. Maar genoeg hierover, Dylan in de studio blijft een goed boek en ik zie uit naar je artikel over Highway 61 Revisited, m.i. de beste platenhoes van Dylan.