Het is zo'n song waarbij je even vergeet wie je bent

Een dag of acht, negen geleden viel de opname van een Bob Dylan-concert in Nashville in mijn schoot. Het is uit de tijd dat Dylans band bestond uit Bucky Baxter, Larry Campbell, Tony Garnier en David Kemper. Het is uit de tijd dat Bob Dylan nog gitaar speelde tijdens zijn concerten. Mis ik die dagen? Volgens mij niet. Het is nu ook goed.
Zoals op zoveel concertopnamen van Bob Dylan komen ook op deze tape enkele verrassend sterke versies van bekende songs voorbij. Daarnaast bevat de opname enkele aangename verrassingen. In de eerste categorie vallen voor mij opener "Gotta Serve Somebody" met een deels nieuwe tekst en "Stuck Inside Of Mobile With The Memphis Blues Again". In de tweede categorie valt de Hank Williams-cover "Honky Tonk Blues".
Het schitterende "Friend Of The Devil" gaat op deze opname wat de mist in. Niet omdat Dylan en band dit niet goed spelen, maar omdat het enthousiaste publiek zó luid meezingt dat Bob Dylan zo nu en dan overstemt wordt. Dat is jammer voor de opname, maar mooi - denk ik - voor de mannen en vrouwen die er bij waren die avond in Nashville.
Enfin, een dag of acht, negen geleden viel de opname in mijn schoot en sinds ik 'm voor het eerst beluisterde spookt het door mijn hoofd. Het zijn niet "Gotta Serve Somebody", "Mobile" of "Honky Tonk Blues" die mij wakker houden. Het is die ene song op deze opname die tot de buitencategorie hoort. En dat is uitzonderlijk. Bijna iedere concertopname bevat wel sterke versies en aangename verrassingen, maar een song van de buitencategorie is een rariteit. Het is zo'n song waarbij je even vergeet wie je bent.
Het is zo'n song waarover ik niet meer kan zeggen dan dit: als je de kans krijgt, luister dan. Deze tape, "It's All Over Now, Baby Blue". Kippenvel.

Bovenstaande gaat over het concert van 6 februari 1999.

de hoezen #3 - door Patrick Roefflaer

5 - Bringing it All Back Home 
Uitgebracht:22 maart 1965
Fotograaf: Daniel Kramer
Fotograaf achterzijde: Daniel Kramer
Hoestekst: Bob Dylan
Art-director: John Berg

Fotograaf Daniel Kramer raakt geïnteresseerd in Bob Dylan, door diens optreden in de Steve Allen Show op 25 februari 1964. Hij ziet hoe de jonge zanger zich ongemakkelijk voelt om vragen te beantwoorden op TV, maar helemaal open bloeit wanneer hij ‘Lonesome Death of Hattie Carroll’ brengt. (De opname is te beluisteren op de 50th Anniversary Collection 1964.)

Kramer contacteert Dylans manager Albert Grossman, met de vraag om een fotoshoot van een uur te mogen doen. Het antwoord is nee. De aanhouder wint echter en na een half jaar zeuren, krijgt hij eindelijk zijn zin. Het is dan 27 augustus 1964. Maar zijn model geeft zich niet zo gemakkelijk bloot. Op Dylans vraag wat voor soort foto’s hij wou maken, antwoordt Kramer: "Oh, doe maar wat je wou doen." Waarop Dylan hem mee neemt naar een filmzaaltje om recent opgenomen beelden te bekijken. In het duister kan de fotograaf natuurlijk niks beginnen.
Gelukkig ziet de fotograaf er de humor van in en uiteindelijk mag hij Dylan, zoals de titel van zijn boek aangeeft (Bob Dylan: A Year and a Day - Taschen, 2016) volgen: van 27 augustus 1964 tot 28 augustus 1965. Hij is daardoor een bevoorrechte getuige bij de overgang van de folkzanger naar een rockster.

Vanzelfsprekend mag hij de foto voor de hoes van Bringing It All Back Home verzorgen. “Het was mijn eerste platenhoes,” verklaart Kramer later. ‘Ik wist dat de muziek speciaal was en anders. Daarom wou ik ook een beeld dat met niks te vergelijken viel. Tot dan heeft Dylan niet voor mij willen poseren. Hij had liever dat ik hem in beweging vastlegde.’

Begin februari 1965 zijn de opnamen achter de rug en komt de hoes ter sprake. De platenfirma  heeft laten weten dat ze graag weer een meisje op de foto hebben, net als bij The Freewheelin’ Bob Dylan, twee jaar eerder. Bob heeft echter niet veel zin om zijn nieuwe vriendin op te voeren. Hij wil Sara Lowdnes liever buiten beeld houden – ook al omdat hij nog steeds iets heeft met Joan Baez.

Sally Grossman is net in het kantoor van haar man wanneer de boodschap binnenkomt en Dylan stelt voor dat zij het zal doen.

Kramer heeft een aantal van de opnamesessies bijgewoond en weet dus dat Dylan muzikaal een heel andere richting uitgaat.  En dat wil hij tonen op de hoes.  Hij wil hem kalm en onbeweeglijk tonen te midden van de chaos om hem heen. De boodschap is: ‘Bob Dylan ziet niet alleen dat de wereld om hem heen verandert, maar begrijpt het ook. Terwijl het voor ieder ander wazig is.’

‘Dat was allemaal lang voor photoshop,’ legt hij, in augustus 1996 uit aan Mojo. ‘Dus moest het wazige effect met de hand worden gemaakt. Ik bouwde een statief dat me toeliet de camera rond te draaien en de foto was het resultaat van een combinatie van statische en bewegende belichting. Ik zocht naar het gevoel van een beweging met hem als middelpunt.”

De shoot vindt plaats in huis van Grossman, in Bearsville bij Woodstock. De keuze voor de setting valt op de vroegere keuken van het huis: voor de open haard, rond een ligzetel (een cadeau van Mary Travers van Peter, Paul en Mary, voor het huwelijk van de Grossmans), waarop Bob en Sally plaatsnemen.
‘Op de ochtend van de fotosessie maakte ik een ruwe proeffoto, zonder Bob en hij begreep onmiddellijk wat ik voor ogen had.’
Om het geheel wat meer aan te kleden, stelt Daniel voor dat Bob wat favoriete spullen uitkiest. ‘Hij koos wat voorwerpen uit. Dat deed ik ook en misschien brengt Sally er ook een paar aan. Het wordt wat te druk - te gemaakt - en dus moesten we weer wat wegdoen.’

Naast boeken en tijdschriften zijn er ook heel wat elpees in beeld: The Impressions, Robert Johnson, Ravi Shankar en Eric Von Schmidt. Het valt op dat Dylans meeste recente album, Another Side of Bob Dylan, helemaal achteraan is beland: in de haard – als om aan te geven: dit ligt ver achter mij.

Helemaal vooraan ligt dan weer een EP van Françoise Hardy: ‘Tous les garçons et les filles’. Dit is de tweede keer op rij dat Dylan eer bewijst aan de française: een van de gedichten op de achterzijde van de hoes van Another Side was aan haar opgedragen.
Door de foto vierkant bij te snijden voor de hoes, valt de EP echter buiten beeld.

Meer info over de voorwerpen vind je hier.


Van het tiental foto’s die Kramer maakt is er slechts één waarop de twee personen én  de kat in de lens kijken. Volgens de biograaf Robert Shelton heet die kat overigens Rolling Stone (No Direction Home: The Life and Music of Bob Dylan - Beech Tree Books, 1986), maar andere bronnen hebben het dan weer over Lord Growing.

Het resultaat is schitterend: in plaats van het jonge, zorgeloze koppeltje van The Freewheelin’ Bob Dylan zien we nu een sjiek geklede heer in een  stijlvolle omgeving, geflankeerd door een elegante, zelfbewuste dame. De boodschap is duidelijke middelvinger aan diegenen die zeuren over zijn authenticiteit: bye-bye folkies, hier zit een rockster!

Het was de bedoeling dat de foto de hele hoes zou in beslag nemen, maar art-director John Berg beslist daar anders over. Hij voegt de witte rand en titel toe, maar laat wel de opsomming van de songtitels achterwege – een primeur voor Columbia.

Op de achterzijde prijken naast een tekst van Dylan, een selectie van zes zwart-wit foto’s gekozen uit  de portfolio van Kramer.
Van rechts boven naar links beneden:
Bob met Joan Baez (foto waarschijnlijk genomen in het Convention Center, Philadelphia, op 5 maart 1965);
Peter Yarrow praat met enkele politieagenten (foto gemaakt op 5th Avenue);
Allen Ginsberg (met hoge hoed) backstage tijdens een Dylan concert in het McCarter Theater in Princeton, New Jersey, in september 1964;
Dylan tijdens een opnamesessie voor Bringing It All Back Home;
Underground filmmaker Barbara Rubin (die Dylan introduceerde bij het gezelschap rond Andy Warhol) masseert Bobs hoofd backstage in het McCarter Theater;
Dylan (met hoge hoed) verlaat de Town Hall in Philadelphia, na het concert op 25 oktober 1964.

Daniel Kramer en John Berg krijgen een nominatie voor een Grammy voor beste hoesontwerp 1965. De eer gaat echter naar Robert M. Jones en Ken Whitmore, voor Jazz Suite on the Mass Texts van Paul Horn.


Naschriften
Geïnspireerd door het succes van de hoesfoto, doet Kramer de shoot een maand later nog eens over, voor de kaft van Dylans experimentele boek Tarantula. De locatie is opnieuw in Woodstock, maar dit keer in de tuin van het huis van de moeder van Peter Yarrow (de Peter van Peter, Paul and Mary). Op 15 maart 1965 schikken ze, voor het schuurtje een aantal voorwerpen rond Bob. Dit keer mag Sara wel in beeld.
Uiteindelijk wordt besloten om de foto niet te gebruiken. ‘Jammer genoeg, deden we het te goed,’ vertelt Kramer in zijn boek Bob Dylan by Daniel Kramer (Citadel Books, 1967) ‘De foto leek te sterk op die van Bringing It All Back Home.’

De titel Bringing It All Back Home kan verwijzen naar het terugkeren naar de muzikale roots uit zijn jeugd en tegelijkertijd ook naar de verschuiving van de focus van zijn songs van universele bekommernissen naar meer persoonlijke conflicten.
Anderzijds kan de titel ook worden geïnterpreteerd als een antwoord op de Britse Invasie in het kielzog van The Beatles. De jonge Britten brachten de rock ‘n’ roll terug in de Amerikaanse hitlijsten. Dylan nam de handschoen op, zette een nieuwe standaard voor het genre en claimde het zo opnieuw voor het land van oorsprong.
Mogelijk lag die laatste interpretatie mee aan de basis om in Engeland en ook in de Benelux de elpee  om te dopen naar de eerste single uit de plaat: Subterranean Homesick Blues. Die titel bleef zelfs een hele tijd aangehouden bij de overgang naar de cd.




Dylan kort #1302

De tolk van Java, het boek van Alfred Birney heeft als motto enkele regels uit Bob Dylans "Man In The Long Black Coat". [met dank aan Herman]
België speelt op de tonen van "Knockin' On Heaven's Door", zie hier. [met dank aan Dirk]
Bob Dylan op de Varkensmarkt (Culemborg), zie hier.
21 september: een Dylan-tribute in Rijkevorsel, zie hier.
In een bericht van Pivot Dance kwam ik Bob Dylan en mijn eigen naam tegen, zie hier.
Dylan & de Beats op The Allen Ginsberg Project, zie hier.

Dylan & de Beats

Een eerste reactie van Hans op Dylan & de Beats:

"Dat je na je, zoals gebruikelijk, fijne autobiografische schets over je kennismaking met Dylan en Kerouac en de noodzakelijke info vooraf over de hoofdpersonen uit je verhaal en de betekenis van 'Beats' echt van wal steekt met de beschrijving van de hoes van Bringing it all Back Home is meesterlijk en wint me al helemaal voor dit werk!"

De eerste 30+ bladzijden van Dylan & de Beats lezen om een indruk te krijgen? Dat kan hier.

Voor meer informatie over Dylan & de Beats, zie hier.




aantekening #6750

Afgelopen weekend heb ik de laatste twee van de vijf afleveringen van de door Arte uitgezonden serie Bob Dylans Amerika gezien. Sindsdien vraag ik me af of ik de enige ben die bij het zien van de tatoeage in de nek van Dave Stewart dacht: "verrek, da's geen toeval." (of zie ik 't nou verkeerd??)

~ * ~ * ~ * ~

Tijdens het mixen van Planet Waves, ergens in november 1973, besloot Bob Dylan nog een song te willen opnemen. Dylan nam plaats achter de piano in de studio, instrueerde gitarist Robbie Robertson kort over de bedoeling van de opname, de banden werden gestart en misschien wel het mooiste nummer van Planet Waves werd opgenomen: "Dirge".
Ik ben verslingerd aan "Dirge" en naarmate ik ouder wordt, wordt mijn bewondering voor "Dirge" alleen maar groter.
De schoonheid van "Dirge" begint al met de openingszin, luister maar eens goed: de woorden zeggen het ene terwijl de stem, de intonatie het tegenovergestelde beweert. In "Dirge" voel je zowel de liefde als de haat voor de toegezongen dame.
Om de ondraaglijke pijn die liefde soms ook kan zijn te voelen zou je kunnen luisteren naar het voorlaatste vers:

Can’t recall a useful thing you ever did for me
’Cept pat me on the back one time when I was on my knees
We stared into each other’s eyes ’til one of us would break
No use to apologize, what diff’rence would it make?

zingt Dylan, maar het zijn wederom niet alleen de woorden die hij zingt, maar vooral ook hoe hij die woorden zingt. Daar moet je naar luisteren om de schoonheid van de pijn te voelen.

Nooit speelde Bob Dylan "Dirge" live. Die ene versie van "Dirge", de versie van Planet Waves, daar moeten we het mee doen. Meer is er niet.
of toch?

Rob Fraboni, de man achter de knoppen tijdens het opnemen van Planet Waves over het opnemen van "Dirge" op de dag dat de songs gemixt werden: "We had recorded a version [van 'Dirge'] with only acoustic guitar and vocal a few days earlier."

Wacht even, ze waren al bezig met mixen toen de piano-gitaar-versie van "Dirge" werd opgenomen. Betekent dit dat de gitaar-versie van "Dirge" waar Fraboni het over heeft eigenlijk op  Planet Waves gezet zou worden? Daar lijkt het wel op.

Ik wil die gitaar-versie van "Dirge" horen. Ik verlang er naar, het tolt al dagen door mijn kop. Ik kom er niet meer vanaf, van dat verlangen. Ik wil "Dirge" horen, ook die eerste versie.


Legionnaire’s Disease (1978) - door Jochen Markhorst

Legionnaire’s Disease (1978)

Lodi is een klein stadje, qua grootte vergelijkbaar met een Velsen of een Zeist, in San Joaquin County, ergens in het midden van Californië. Op de officiële website afficheert Lodi zich graag als een zonnig, welvarend stadje dat zijn roem te danken heeft als producent van wijndruiven, als Zinfandel Capital of the World zelfs, en het wijst trots op de onderscheiding 2015 Wine Region Of The Year. Benijdenswaardig en indrukwekkend allemaal, maar daaraan heeft Lodi haar roem natuurlijk niet te danken. Daarvoor moeten we bij Creedence Clearwater Revival zijn, bij het B-kantje van de wereldhit “Bad Moon Rising” uit 1969: “Lodi”.
Maar ja, in dat aanstekelijke liedje, dat al gauw net zo populair wordt als de A-kant, zet John Fogerty het stadje bepaald niet in het zonnetje. Met de stokregel Oh Lord, I’m stuck in Lodi again zal de plaatselijke VVV niet al te verguld zijn. Fogerty bedoelt het niet persoonlijk, legt hij later uit, sterker nog: hij komt weliswaar uit het honderd kilometer verderop gelegen Berkeley, maar als hij het lied schrijft is hij nog nooit in Lodi geweest. Het heeft echter the coolest sounding name, vandaar. Je spreekt het uit als lo-dai, en inderdaad, met het voorafgaande Lord I’m loopt dat keervers als een tierelier. Desondanks negeren de officiële instanties het liedje maar liever. Op die knullig vormgegeven, maar zeer uitgebreide site http://www.lodi.gov worden ruim honderd historical dates of interest sinds 1869 gememoreerd, inclusief hoogtepunten als de productie van 3000 wagonladingen watermeloen in 1886 (“zonder irrigatie!”), het eerste druivenfestival in 1934 en de oplevering van een nieuw politiebureau in 2003, maar dat Creedence in 1969 het stadje wereldberoemd maakt, staat nergens vermeld. Bij de inwoners en de middenstanders ligt het overigens minder gevoelig; op plaatselijke festivals, braderieën en andere evenementen wappert altijd wel ergens een banier met Fogerty’s beroemde oneliner en soms is Oh Lord I’m stuck in Lodi again zelfs het motto van zo’n feestje. 

Na de pijnlijke breuk met zijn bandmaten in 1972 en vooral wegens het schandelijke wurgcontract met manager Saul Zaentz, weigert Fogerty anderhalf decennium lang om zijn oude Creedencehits te spelen. Uiteindelijk duwt Bob Dylan hem weer de goede kant op, vertelt hij in het interview met Uncut, maart 2018. De aanloop daarheen beschrijft hij uitvoeriger in zijn autobiografie Fortunate Son (2015). Hij spreekt Dylan in februari 1987, na een spontaan gezamenlijk optreden met George Harrison bij een concert van Taj Mahal in Los Angeles. Op verzoek van het publiek speelt Dylan een van zijn eigen songs, daarna is George Harrison aan de beurt met “Honey Don’t” en “Twist And Shout”.

Drie minuten lang zong ik Ooh in dezelfde microfoon als George Harrison, net als destijds The Beatles in de Ed Sullivan Show. Dat was een fantastisch gevoel. Toen zei Bob: “Okee John, we hebben allemaal een song gedaan. Nu jij. Proud Mary.”
“Sorry Bob,” zei ik, “ik speel mijn oude songs nooit meer.” Ik deed moeilijk, dat weet ik ook wel. Maar Bob Dylan discussieert niet. In plaats daarvan zei hij, geniaal en invloedrijk zoals hij nu eenmaal is: “Als jij die songs niet meer speelt, zal de hele wereld blijven denken dat Proud Mary een lied van Tina Turner is.”
Nu kon ik er niet meer onderuit. Ik dacht, Bob Dylan heeft me zojuist opgedragen om Proud Mary te spelen omdat het anders een Tina Turnersong wordt. Dat is iets wat alleen een muzikant kan – al dat gelul aan de kant schuiven en gewoon gaan. Dus ik speelde Proud Mary. En genoot ervan. Enorm.

“Dylans woorden waren nogal provocerend en that certainly put a bee in my bonnet, het zette me wel even aan het denken,” geeft Fogerty toe in dat Uncutinterview. Een paar maanden later speelt hij op een benefietconcert voor Vietnamveteranen en laat hij tot laaiend enthousiasme van de oudgedienden voor het eerst in al die jaren weer “Fortunate Son”, “Who’ll Stop The Rain” en al die andere CCR-klassiekers horen.

Het is niet de eerste of enige keer dat Fogerty Dylans invloed erkent. In die autobiografie bewondert hij de songschrijver Dylan onomwonden en als een stroopsmerende radiopresentator hem the voice of a generation noemt (SiriusXM, oktober ’16), deinst hij geschrokken terug: nee, dat is Dylan. In het interview met American Songwriter, mei 2013, kan hij zelfs geen superlatieven verzinnen om die invloed te beschrijven:

Bob Dylan, je kunt zijn belang niet overdrijven, zijn culturele impact op die tijd. Het maakt niet uit hoeveel overdrijvingen en hyperbolen je gebruikt met betrekking tot 
Bob Dylan, je hebt er nooit genoeg. Als er één man verantwoordelijk is voor het einde van de Vietnamoorlog, dan is het Bob Dylan wel. Vanwege die miljoenen en miljoenen jonge mensen die naar zijn muziek luisterden, zijn woorden ontleedden, kinderen van zijn poëzie werden en een culturele mening ontwikkelden, dat is allemaal naar Bobs beeld, in zijn schaduw.

En het meest tastbaar is die invloed natuurlijk in zijn songs, zoals in “Lodi”, waarin Fogerty varieert op Dylans “Stuck Inside Of Mobile”.

In 1978 retourneert Dylan het compliment door een andere regel uit “Lodi” te hergebruiken voor het obscure “Legionnaire’s Disease”. Met een wat macabere twist, dat wel. Waar Fogerty zingt If I only had a dollar for ev’ry song I’ve sung, zingt Dylan I wish I had a dollar for everyone that died.
Dat is niet het enige bevreemdende aan de song. Alleen al de plaats in ’s mans catalogus is tamelijk uniek; Dylan heeft het lied nooit opgenomen of uitgevoerd op een podium, maar in 1981 worden wel de auteursrechten veiliggesteld, de tekst wordt opgenomen in The Lyrics en op de site. Vergelijkbaar hoogstens met het lot van “Love Is Just A Four Letter Word”.
Wezensvreemd is daarnaast het thema. Legionnella’s disease, de legionairsziekte of veteranenziekte, wordt in 1976 opgespoord na een uitbraak van de ziekte als 221 veteranen, die voor een reünie van het Amerikaans Legioen in hetzelfde hotel in Philadelphia verblijven, besmet raken met de bacterie die we sindsdien de legionella pneumophila-bacterie noemen. Dat zien we eigenlijk nooit, zo’n acute, en vooral vluchtige insteek van een Dylansong. Andere topical songs, zoals “George Jackson” of “Who Killed Davey Moore” hebben dan nog wel een historisch incident als inspiratiebron, maar hebben daarbovenop een tijdloze, het anekdotische overstijgende waarde. Hier bij “Legionnaire’s Disease” zien we wel een poging daartoe, in dat merkwaardige laatste couplet, maar het komt niet echt van de grond. Het begrip veteranenziekte is nu eenmaal te specifiek om zich los te kunnen zingen van de inhoud, te expliciet om een metaforische kwaliteit te winnen.
Dylanesque woordspel en –kunst is er wel. Niet veel, maar in ieder geval meer dan in de meeste songs van Slow Train Coming, die hij na dit lied zal schrijven. Got ’em hot by the collar is een catachrese, een niet-bestaande uitdrukking, en lijkt samengesteld uit hot under the collar (= furieus, woest) en to get by the collar (bij de kraag vatten), plenty an old maid shed a tear heeft een archaïsche, negentiende-eeuwse kleur, zoals ook put on a squeeze eerder gangsteridioom uit jaren 30 films is, en semantisch hier sowieso niet past.

De bard is er zelf niet al te trots op, in ieder geval. Hij gebruikt de song enkel voor de soundcheck, net zoals hij in die dagen wel meer songs die ongepubliceerd blijven uit zijn mouw lijkt te schudden, en verwerpt het lied dan gauw.
Gitarist Billy Cross, uit de begeleidingsband, is echter wel dol op “Legionnaire’s Disease”. Twee jaar later, als Billy al lang en breed weg is bij Dylan, en hij met zijn Deense vrienden van de Delta Cross Band een platencontract heeft, weet Cross nog een oude tape van een soundcheck in Detroit op te snorren en dat voldoet om zijn bandleden te overtuigen: voor het album Up Front (1981) produceren ze dan de eerste officiële opname van deze Dylansong.
Die opname maakt ook meteen wat inzichtelijker waarom de meester het lied heeft laten liggen – dat stukje tussen de verzen lijkt wel héél erg op “Like A Rolling Stone”. Reparabel – Dylan had het bij een eventuele opname ongetwijfeld omgeschreven of eruit gegooid – maar ach, hij heeft nieuwe songs genoeg, deze maanden in 1978. En Dylan really, really hates to repeat himself, verklapt studiotechnicus Chris Shaw in 2008:

Quote

"Hans zit gebogen over de hoes van Bringing It All Back Home die op zijn dijen rust. Zijn mond hangt half open van de inspanning terwijl hij druk in de weer is met wat allicht onze derde joint zal worden."

Christophe Vekeman - Alle mussen zullen sterven

Bob Dylan in de Kuip, 23 juni 1978

In februari 2008 begon ik met de blog Bob Dylan in (het) Nederland(s). In het eerste bericht op deze blog plaatste ik het gedicht van Pieter Jan Mellegers over Bob Dylans eerste concert in Nederland. Dat gedicht begint zo:

Toen JEZUS eindelijk naar Holland kwam -
in het Feyenoordstadion trad Hij op,
waar eertijds Billy G. en Reinier K. triomfen vierden -
stroomde gans het volk naar Rotterdam.

Het tweede bericht op deze blog ging ook over dit concert. Ik schreef:

Dylans eerste concert in Nederland was op 23 juni 1978 in het Feijenoord stadion te Rotterdam. Heel Dylanminnend Nederland moet die dag in Rotterdam, in de regen, samengepakt hebben gezeten. Heel Dylanminnend Nederland plus uitgever Geert van Oorschot.

Zoon Wouter van Oorschot: "In april van laatstgenoemd jaar [1978] vertelde ik Hilly dat Bob Dylan op 23 juni een concert zou geven in het Feijenoordstadion te Rotterdam. Reeds lang tevoren had ik mijn moeder voor zijn werk weten te winnen. Het sprak daarom voor mij vanzelf dat ze mij en wat vrienden daarheen zou vergezellen. Ze zag evenwel op tegen het massale karakter van de samenkomst en weigerde. [...] Tot mijn verrassing melde Geert [van Oorschot] dat hij graag mee zou gaan. [...] op een stadiontribune, in de stromende regen die voorafgaand aan het concert overvloedig valt, zit een in regenjas gehulde gestalte met een plastic haarkapje op die een krant leest. De enige reden waarom je wilt geloven dat hier de uitgever van Tirade zit, is omdat van onder dit haarkapje een florissant brandende havanasigaar uitsteekt." (Tirade 400)

Ook dichter Jan Kal - o.a. schrijver van negen sonnetten naar teksten van Bob Dylan (opgenomen in zijn boek 1000 sonnetten) - was erbij, aldus een dagboekaantekening van C. Buddingh' van 26 juni 1978: "Nederland, toch nog in de finale gekomen, gisteravond, zij het pas in de verlenging, met Stientje, Sacha, Wiebe, Walter en Jan Kal (die in Rotterdam had gelogeerd na afloop van het Bob Dylan-concert in het Feyenoordstadion) met 3-1 van Argentinië zien verliezen." (Dagboeknotities 1977 - 1985; blz. 275)

Het lijkt mij duidelijk: dat eerste concert van Bob Dylan in Nederland is belangrijk voor mij. Vandaag is het veertig jaar geleden dat dat concert plaats vond, dat Bob Dylan in De Kuip in Rotterdam zijn allereerste concert in Nederland gaf.
Op 23 juni 1978 was ik niet in Rotterdam. Op die dag zat ik waarschijnlijk zandtaartjes te bakken of reed ik rondjes op mijn step. Op 23 juni 1978 was ik 5 jaar. Hoewel ik niet in Rotterdam was om Bob Dylans verrichtingen op het podium van De Kuip op te zuigen op die dag in juni 1978, ben ik toch dichtbij geweest. Over dat dichtbij zijn schreef ik vijf jaar geleden, op het 35-jarige jubileum van dit concert. Ik schreef toen:

Het is 23 juni 1978. In tegenstelling tot miljoenen anderen heb ik nog nooit van Bob Dylan gehoord. In de zomer van 1978 speelde ik in de zandbak van mijn kleuterjaren. Ik heb geen herinneringen aan 23 juni 1978, aan Bob Dylans concert in het Feyenoord stadion in Rotterdam, aan zijn eerste concert in Nederland.
Mijn fascinatie voor dit concert is gevoed door het gebrek aan herinneringen en hoewel het onmogelijk is om achteraf die ontbrekende herinneringen alsnog in te halen, heb ik in de loop der jaren wel mijn best gedaan om een surrogaat op te bouwen. Ik moet inmiddels tientallen artikelen over dit concert hebben gelezen, honderden foto's van dit concert hebben gezien. En natuurlijk heb ik de opname gehoord en de paar minuten film gezien. Ik moet de beelden van het Polygoon Journaal al tientallen keren gezien hebben. Ik heb vele mensen gesproken die er bij waren, dichterbij kom ik niet.
Het is vandaag 35 jaar geleden dat Bob Dylan voor het eerst in Nederland optrad. In die 35 jaar is er veel gebeurd. Mijn gefabriceerde herinneringen aan dit concert zijn in die 35 jaar alleen maar sterker geworden. Een van de uitwassen van die fascinatie voor Bob Dylans eerste concert in Nederland is het stuk '23 juni 1978, Feyenoord stadion "de Kuip", Rotterdam' in mijn boek Bob Dylan in Nederland 1965 - 1978. Het is een ruim twintig pagina's tellend stuk over dat eerste concert in Nederland. Tijdens het schrijven van dat stuk heb ik voor even de zandbak van mijn kleuterjaren verlaten om plaats te nemen in de Kuip, om Bob Dylan voor het eerst in Nederland te zien en horen optreden. Voor even was het weer 23 juni 1978.

Onderaan dat stuk plaatste ik een fragment over dit concert uit mijn boek Bob Dylan in Nederland 1965 - 1978. Hier nogmaals dat fragment:


En dan, rond half negen, wordt het stil op het podium.
Heel stil.
Het publiek scandeert Dylans naam.
Een bruingekleurd, met velours bekleed, rond plateau op wieltjes wordt op het podium naar voren geschoven, de instrumenten staan er al op.
Negen uur, de band, zonder Dylan komt het podium op en speelt een instrumentale versie van ‘A Hard Rain’s A-Gonna Fall’. Een paar minuten later volgt ook Dylan voor een optreden van tweeënhalf uur. Dylan komt op zonder gitaar. Zijn gitaar, een zwarte Fender Stratocaster met parelmoer ingelegde hals, staat dan al op het podium voor hem klaar. Tijdens de toegiften bespeelt Dylan een honey blonde Fender Telecaster (model 1952).
‘Een vreemd gevoel is dat. Daar staat hij dan, Bob Dylan, de dichter uit Minnesota, maar…
Onzin natuurlijk. ’t Is dwaas om te veronderstellen dat er meer gebeuren moet dan dat er gebeurt. En er gebeurt nogal wat. De sfeer prettig voelbaar, de muziek, beter nog, het geluid óók. We zijn met z’n duizenden één krankzinnig grote familie, samen in bad, in de Kuip, kletsnat, gezellig doorweekt. Onzin dus. Méér verlangen is gezeur.’ [1]
Is hij goed? Kan hij de onvermijdelijke vergelijking met zijn vroegere zelf, ergens uit de jaren zestig, aan, of valt hij glorieus door de mand?
‘In een witte broek en vest, een zwart leren jack en zwarte blouse leek de Dylan van 1978 nog altijd op de oude uit de jaren ’60. Maar ook in zijn muziek is Dylan in kwaliteit en zeggingskracht er niet op achteruitgegaan. Integendeel, zo goed als nu heeft hij nog nooit eerder gezongen en de muzikanten die achter hem staan zijn de beste waarmee hij tot nu toe gespeeld heeft.’ [2]
Henk Boom: ‘Nog niets heeft zijn [Dylans] stem aan fraaiheid, aan onverwachte wendingen, aan originaliteit ingeboet. Zijn zang is meer dan een niet te kopiëren instrument. Eén ding werd zo gisteravond [sic] duidelijk: Dylan is in de eerste plaats zanger.’ [3]

Het concert opent met een cover van het door Tampa Red geschreven ‘Love Her With A Feeling’ direct gevolgd door het eerste van twee nummers van Dylans net verschenen album Street-Legal [4]. Ik vraag me af hoeveel van de tienduizenden aanwezigen in de Kuip ‘Baby Stop Crying’ al in de albumversie gehoord hebben voor ze het Dylan vanaf het podium hoorden zingen.
En dan volgt de eerste massale herkenning, ondanks het geheel nieuwe arrangement, tijdens ‘Mr. Tambourine Man’. Het nieuwe arrangement valt echter niet bij iedereen in de smaak: ‘Het geoe-hoe van het trio [achtergrondzangeressen] maakte van “Mister Tambourine Man” een Engelbert Humperdinck-achtig gebeuren, dat bij lange na niet kon tippen aan de oorspronkelijke elpee-versie’, aldus Gerard Kessels in De Limburger [5] van 26 juni 1978. Het ‘recyclingsproces’ werkt, aldus Kessels, wel bij ‘Like A Rolling Stone’, ‘Ballad Of A Thin Man’ en ‘All I Really Want To Do’. Ook is Kessels zeer te spreken over de band: ‘De acht man sterke band manifesteerde zich als een geconcentreerd werkend gezelschap. Vooral de gitaristen Billy Cross, Ian Wallace en Steven Soles maakten indruk. Dat gold ook voor de economisch drummende Bobby Hall.’ [6] Dat Ian Wallace geen gitaar speelt, maar achter het drumstel zit en Bobby Hall verantwoordelijk is voor de percussie, doet aan de lofprijzingen van Kessels niets af.
Elly de Waard ziet ook wel wat minpuntjes aan het, zoals zij het noemt, ‘breed geïnstrumenteerd geluid waarin orgel en koor een belangrijke rol spelen’, maar is zeker niet alleen negatief: ‘In dat brede geluid is alleen nog maar ruimte voor korte soli, waarbij die van gitarist Billy Cross, violist David Mansfield en vooral Steve Douglas op diverse saxen en fluiten opvielen. Het geluid dat Dylan nu produceert is gemakkelijk in het gehoor liggend en commercieel. de up-tempo-kanten van zijn songs  zijn allemaal aangepunt, de vrolijke en opgewekte kanten eveneens. Al zijn songs hebben een opkontje gehad en dat werkt in sommige gevallen goed en in andere bepaald minder.’ [7]

De hoezen #2 - door Patrick Roefflaer

Vooreerst een correctie op The Freewheelin’ Bob Dylan.
Rob merkt terecht op: "De geplaatste James Dean foto (de overbekende 'boulevard of broken dreams' poster) gemaakt op Times Square is niet de juiste foto; bijgaand de foto die mogelijk als inspiratie diende voor de hoesfoto van The Freewheelin' (niet gemaakt door Dennis Stock maar Roy Schatt)."



4 - Another Side of Bob Dylan 
Uitgebracht: 8 augustus 1964
Fotograaf: Sandy Speiser
Hoestekst: Bob Dylan
Art-director: John Berg

Voor de hoesfoto van Dylans vierde elpee wordt opnieuw een staffotograaf van Columbia Records ingeschakeld. Dit keer is het niet Don Hunstein, maar zijn collega Sandy Speiser die van dienst is.
Van deze sessie zijn acht foto’s gekend.

Dankzij het speurwerk van Bob Egan kunnen we precies het traject volgen dat de fotograaf en zijn onderwerp hebben afgelegd, die dag in juni 1964.  (Zie hier)
Volgens Google Maps kan je het hele traject in nog geen twee minuten lopen.

De trip vertrekt midden in de muziekwijk van New York: op de kruising van Seventh Avenue en West 52nd Street. De studio van de platenmaatschappij Columbia bevindt zich vlakbij: op de zevende verdieping van het gebouw op nummer 799 van Seventh Avenue.
Dylan heeft er waarschijnlijk met mixen van de opnamen voor de plaat bijgewoond. Hoewel het zomer is, is het blijkbaar niet erg warm: hij draagt een zwarte trui met rolkraag, met daarover een zwarte vest zonder kraag. De linker pijp van zijn jeansbroek is onderaan opgelapt.

Ze steken de straat over en volgen West 52nd Street tot aan het volgende kruispunt.
Onderweg poseert Dylan in een speelhal, met een geweer richtend op een of ander spel. Hiervan zijn minstens drie verschillende foto’s in omloop.
Vervolgens hurkt hij voor de etalage van de speelhal. Achter het glas hangen carnavalsmaskers van Jackie Kennedy en Charles De Gaulle (twee foto’s).
Een paar meter verder, staat een politieagent te praten met een vrouw. Dylan kijkt over zijn schouder terwijl hij de twee passeert.
Dan poseert hij voor een kraampje met tijdschriften (twee foto’s in kleur).

Op de hoek van West 52nd Street met Broadway aangekomen, hurkt Dylan op de stoep, kijkt peinzende blik, naar de grond, leunt tegen een wegwijzer/straatnaambord en steunt tenslotte met de linkervoet op voet van dezelfde wegwijzer.
Die laatste foto wordt geselecteerd voor de hoes. In zwart-wit afgedrukt, centraal geplaatst tegen een witte achtergrond, met aan de linkerzijde de elpeetitel en het logo van CBS, aan de rechterzijde de songtitels.

Een lange tekst van Bob Dylan neemt de gehele achterzijde van de hoes in beslag: ‘Some Other Kind of Songs’.


De foto met de maskers, “Large Selection of Masks”, wordt in 2003 overwogen voor Volume 6 van de Bootleg Series: Live 1964 – Concert at Philharmonic Hall. Uiteindelijk krijgt een portret uit een andere sessie met Speiser de voorkeur.

Voor wie wil weten hoe de fotograaf er zelf uit ziet: op de foto gemaakt tijdens het beluisteren van de opname van ‘Like A Rolling Stone’, op 16 juni 1965, zit Sandy Speiser rechts vooraan, in een wit hemd.











Dylan & de Beats: de laatste dagen van Allen Ginsberg

In mijn net verschenen boek Dylan & de Beats schreef ik over de laatste dagen van Allen Ginsbergs leven:

In maart 1997 doken er geruchten op over een tv-special rond Allen Ginsberg. Het zou gaan om een aflevering van MTV Unplugged en Bob Dylan zou, aldus de geruchten, meedoen. Allen Ginsberg in een interview met Michael Goldman op 14 maart 1997: “I’m looking forward to working with Bob [Dylan] again soon, we’re going to be doing an album together. A kind of Ginsberg Unplugged.”  Die Unplugged-sessie van Allen Ginsberg stond gepland voor 20 juli 1997. Volgens Allen Ginsberg had niet alleen Bob Dylan toegezegd mee te willen werken aan deze sessie, ook Beck, Paul McCartney en Philip Glass zouden van de partij zijn.
Eind maart 1997 werd het voor Allen Ginsberg duidelijk dat hij terminaal ziek was, dat hij niet  lang meer te leven had. Hij belde honderden vrienden, bekenden en voormalige geliefden, waaronder Bob Dylan, om afscheid te nemen.
Op 3 april 1997 werd definitief besloten dat Ginsbergs tv-special niet door kon gaan vanwege de slechte gezondheid van de dichter.
Op 5 april 1997 overleed Allen Ginsberg, hij was zeventig jaar.

In 1997 gaf Bob Dylan maar liefst 94 concerten. Slechts één keer tijdens al deze concerten speelde hij “Desolation Row” en wel op 5 april 1997 in Moncton, Canada. Aan het eind van het nummer richtte hij zich tot het publiek met de woorden: “A friend of mine passed away, I guess this morning, that was one of his favorite songs, poet Allen Ginsberg.”

Vanochtend zette Billy 4 "Desolation Row" op YouTube, opgenomen tijdens het concert in Moncton, Canada op 5 april 1997. Dat zal toeval zijn, ik ken Billy 4 niet. Een mooi toeval.
Luister naar "Desolation Row" hier.




Dylan kort #1301

Bob Dylans Amerika met Wolfgang Niedecken is een documentaireserie van vijf afleveringen van ongeveer een half uur per stuk die deze week op Arte wordt uitgezonden. Vier van de vijf afleveringen staan inmiddels online, zie hier. Zeer de moeite van het kijken waard. Het is te hopen dat NTR of een andere Nederlandse omroep binnenkort het goede voorbeeld van WDR / Arte volgt.
Bob Dylan Live 1962 - 1966; Rare Performances Form The Copyright Collections de dubbel-cd waarvan aanvankelijk gedacht werd dat die alleen in Japan zou uitkomen, lijkt toch een wereldwijde release te zijn. De cd is inmiddels bij verschillende winkels te bestellen. Zie bijvoorbeeld hier. Bob Dylan Live 1962 - 1966 verschijnt 28 juli, voor de prijs hoef je het niet te laten. [met dank aan Rob]
Mike Posner - "I Took A Pill In Ibiza", een bekend beeld, zie hier. [met dank aan zoonlief voor de tip]
Nieuwe pagina: Misschien is het je al opgevallen, misschien nog niet: bovenaan de kolom rechts op deze blog staan sinds enkele dagen twee knoppen met de namen "BD in NL (home)" en "Dylan & de Beats". Deze knoppen geven de mogelijkheid om te schakelen tussen de hoofdpagina van Bob Dylan In (Het) Nederland(s) - de pagina waar je nu naar kijkt - en een pagina over het net verschenen boek Dylan & de Beats.

Dylan & de Beats

Dylan & de Beats, een studie naar de invloed van The Beat Generation op Bob Dylan is verschenen.

Dylan & de Beats is de weerslag van de grondige studie die Dylan-kenner en Beat-liefhebber Tom Willems deed naar de invloed van de schrijvers van The Beat Generation op het werk van Nobelprijswinnaar Bob Dylan en vice versa. Niet eerder werd er zo uitvoerig en met zoveel inzicht geschreven over deze relatie.

Drie jaar schrijven en een volwassen leven lang oog hebben voor de connecties tussen Bob Dylan en de schrijvers van The Beat Generation heeft geresulteerd in Dylan & de Beats, de meest diepgravende studie naar de connecties tussen Beat-schrijvers als Allen Ginsberg, Jack Kerouac en William Burroughs enerzijds en Bob Dylan anderzijds. Om Dylan & de Beats te kunnen schrijven las Tom Willems een boekenkast vol Beat-literatuur, onderhield hij contact met curatoren van het Allen Ginsberg-archief en luisterde hij maandenlang naar niets anders dan Bob Dylans muziek.
In Dylan & de Beats beperkt Willems zich niet tot de grote namen uit de Beat Generation - de inmiddels legendarische literaire beweging uit het Amerika van de jaren vijftig en zestig - als Allen Ginsberg en Jack Kerouac. Ook Beat-schrijvers Lawrence Ferlinghetti, Gregory Corso, Michael McClure, LeRoi Jones, Peter Orlovsky en vele anderen zijn in Dylan & de Beats te vinden.

Tom Willems legt in Dylan & de Beats connecties tussen songwriter Bob Dylan en de schrijvers van The Beat Generation bloot die tot op heden grotendeels verborgen bleven. Zo is er veel aandacht voor de invloed van de boeken van de Beats op Bob Dylans mid-sixties meesterwerken Bringing It All Back Home, Highway 61 Revisited, Blonde On Blonde en het boek Tarantula. Verder gaat Willems in Dylan & de Beats uitvoerig in op Bob Dylans verblijf in en rond San Francisco in december 1965, een tijd waarin hij veelvuldig in het gezelschap verkeerde van Allen Ginsberg, Lawrence Ferlinghetti en Michael McClure en weet hij antwoord te geven op de vraag: Is Bob Dylan een van de Beats?

Bij het lezen van Dylan & de Beats wordt duidelijk dat de invloed van Jack Kerouac op Bob Dylan verder strekt dan alleen zijn bekendste boek, On The Road, zijn dichtbundel Mexico City Blues of het enige boek dat bij Kerouacs leven verscheen waarin de naam Bob Dylan te vinden is: Desolation Angels.
Ook toont Willems in Dylan & de Beats aan dat de door William Burroughs bekend gemaakte cut up-techniek door Bob Dylan met name in de jaren 1965 en 1966 werd gebruikt.
In Dylan & de Beats schrijft Willems niet alleen over het belang van de dichtbundel A Coney Island Of The Mind van Lawrence Ferlinghetti voor Bob Dylan, maar ook over het belang van Bob Dylans songs voor het schrijven van Lawrence Ferlinghetti.

Het meest uitvoerige hoofdstuk in Dylan & de Beats is gereserveerd voor de vriendschap tussen Beatdichter Allen Ginsberg en Bob Dylan. In dit hoofdstuk gaat Willems niet alleen in op die vriendschap maar ook op de invloed van Allen Ginsberg op Bob Dylan en vice versa. Zo schreef Allen Ginsberg meerdere gedichten voor en over Bob Dylan en zorgde Bob Dylan er al dan niet  bewust mede voor dat de dichtbundels The Fall Of America en Gates Of Wrath van Allen Ginsberg konden verschijnen.
Als een extra is in Dylan & de Beats een niet eerder gepubliceerd interview met Allen Ginsberg over zijn samenwerking met Bob Dylan tijdens het opnemen van songs voor zijn album First Blues opgenomen.

Verder bevat Dylan & de Beats hoofdstukken over de relatie tussen Bob Dylan en respectievelijk Gregory Corso en Michael McClure. In aparte hoofdstukken gaat Tom Willems in Dylan & de  Beats onder andere nog in op de grote aanwezigheid van de Beats op de hoes van Bob Dylans album Bringing It All Back Home, de invloed van bijna vergeten Beats als Bob Kaufman en Richard Brautigan op Bob Dylan en de aanwezigheid van Beats in Bob Dylans werken uit de eenentwintigste eeuw.



Tom Willems - Dylan & de Beats
Uitgeverij Brave New Books, 2018
ISBN 9789402176070
Softcover, 350 pagina’s, €26,50

Maxima sings Dylan - door Leo Lotterman

Argentijnse media berichtten dat koningin Maxima op de begrafenis van haar zus het lied “Knockin’ on heaven’s door” van Bob Dylan heeft gezongen. Eerder zong zij op de begrafenis van haar vader ook een lied van Dylan. Welke, dat stond jammer genoeg niet in het bericht. Los van de verdrietige aanleiding, is dit nieuws voor mij, die al langer dan levenslang in Bob is, te mooi om niet waar te zijn. Ik word er blij van. Omdat “Knockin’ on heaven’s door” gewoon een heel erg mooi lied is. Dat is één. Twee is dat onze koningin blijkbaar ook een beetje in Bob is. Drie, ten slotte. Er gaat weinig boven een koningin die liedjes van Bob Dylan zingt. Ze zingt ze vast heel mooi. Troostrijk, vermoed ik.

zie hier.






Dylan kort #1300

Bob Dylans Amerika op Arte, aanstaande maandag en nu al online, zie hier. [met dank aan Floater]
Onder de titel Bob Dylan Approximately is er een Dylan-tribute in Venlo op 18 november, zie hier. [met dank aan Henk]
De trailer van het computerspel The Last Of Us part 2 bevat een mooie versie van "Little Sadie", een nummer dat Bob Dylan ook opnam voor Self Portrait, zie hier. [met dank aan Wim]
Bob Dylan als dichter, is er iemand bij deze lezing op Texel geweest? Zie hier.
40 jaar Street-Legal, zie hier.
Gevonden zin: "Net zoals Bob Dylan en The Rolling Stones brengt Kamagurka af en toe een oude hit die klinkt als een nieuwe." Vindplaats hier.
Bob Dylan is het onderwijs ingeslopen: "Medeoprichter, onderwijskunstenaar en directielid Sjef Drummen gebruikt bij zijn lezingen over dit onderwijsconcept een tekst van Bob Dylan (1966): 'But to live outside the law, you must be honest.' Vindplaats hier.

aantekening #6741

The sun’s not yellow it’s chicken

Hoe vaak heb ik No Direction Home, de documentaire over het eerste deel van Bob Dylans carrière, in de loop der jaren gezien? Ik weet het niet precies, ik houd het maar op vaak.
Gistermiddag keek ik deel 1 van No Direction Home, vanochtend in alle vroegte deel 2. Als wat ik me tijdens het kijken kon herinneren van al die keren dat ik eerder keek een goede graadmeter is voor hoe vaak ik die film heb gezien, dan heb ik deel 1 vaker dan deel 2 gezien.
Vreemd, ik dacht dat ik films altijd van begin tot eind keek. Niet dus.

Goed, No Direction Home dus.
Wanneer ik Joan Baez "Love Is Just A Four Letter Word" hoor zingen, denk ik "damn, dat had Dylan moeten zingen."
Ik val voor de porseleinen "Visions Of Johanna" ergens in de tweede helft van deze film. Iedere keer weer.
De magere, bijna doorschijnende Allen Ginsberg niet lang voor zijn dood die huilt om "A Hard Rain's A-Gonna Fall" zoals hij in 1963 ook deed en die andere Beat, Lawrence Ferlinghetti die - voor wie weet waar hij moet kijken - niet één, maar twee keer voorbij komt. Zijn woorden blijven hangen.

I was an American boy.
I read the American Boy Magazine   
and became a boy scout   
in the suburbs.

En de camera die langs de lange rij wachtende concertbezoekers raast, ergens in de laatste minuten van No Direction Home. Wie goed kijkt ziet in een flits een wachtende voor even uit de rij stappen om te zwaaien naar de camera.
Wat stond er ook al weer op die poster waar Bob Dylan voor stond toen Daniel Kramer hem op de foto zette? O ja: "Protest against the rising tide of conformity" en hoewel die poster niet meer is dan een ordinaire reclameposter voor gin, is de slogan er eentje om te onthouden. Een levenshouding waarbij men af en toe even uit de rij stapt in één zin gevat. Zoiets.

Goed, No Direction Home dus.
Goede docu, eentje om nog vaak te kijken. Die docu stuurde me naar de platenkast en dus draai ik nu de ene na de andere take van "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" en "Tombstone Blues".
Goede muziek voor de zaterdagochtend. Het schudt wakker, maar op een dragelijke manier. "I'm chillin' with Bob Dylan", zoals Sheldon in een van de afleveringen van The Big Bang Theory zegt. Zo is 't deze ochtend.

Ik had natuurlijk Street-Legal moeten draaien, gisteren of anders vandaag, maar ik heb er momenteel de oren niet voor. Ik zit nu even vast in No Direction Home en de muziek uit halverwege de jaren zestig.
Street-Legal verscheen op 15 juni 1978, gisteren veertig jaar geleden. Voor veel Nederlandse Dylan-liefhebbers - zo stel ik me voor - was het verschijnen van Street-Legal een aangenaam opstapje naar Bob Dylans allereerste concert in Nederland, acht dagen later, op 23 juni 1978.
Ik heb daar geen herinneringen aan. In juni 1978 was ik vijf. En hoewel het zinloos, onzinnig is, heb ik daar soms spijt van. Spijt dat ik zo laat geboren ben.

Het liefst zou ik nu in de auto stappen en de 160 kilometer naar mijn geboortegronden rijden. Vis eten en zeggen hoe geweldig het er is. De hele weg de ramen open en Highway 61 Revisited in de cd-speler. Maar ik ga niet, verplichtingen en vermoeidheid kluisteren mij aan huis en dus verwisseling de ene cd voor de andere. Nee, geen Highway 61 Revisited, dat album is vandaag onlosmakelijk verbonden met de reis die ik niet ga maken. Ik hoef geen herinnering aan wat ik niet ga doen.

Misschien is het tijd voor iets van tournee 1966, een solo-set. Terug naar "Visions Of Johanna" en de schok die het kijken van de bijbehorende beelden in No Direction Home me gaven.

Ik blijf thuis, Bob Dylan zingt.
Het is zaterdag.
Mij kan niks gebeuren.
Chillin' with Bob Dylan.

De hoezen #1 - door Patrick Roefflaer

Dit voorjaar kon je, in de bibliotheek van het Belgisch Limburgse Genk, een unieke tentoonstelling bezoeken rond Bob Dylan. Onderdeel daarvan was een presentatie van de vinylhoezen van zijn studio- en live elpees. Ik had de eer daarbij een rondleiding te mogen verzorgen om tekst en uitleg te geven.
De resultaten van mijn opzoekingswerk wil ik graag met jullie delen in een serie posten. 

Op 26 oktober 1961, tekent Bob Dylan een platencontract met Columbia Records in New York City.
Dat hij bij Columbia – een van de grootste Amerikaanse platenmaatschappijen – terecht komt is een gelukkige gebeurtenis. Wie weet hoe zijn carrière zou zijn verlopen indien hij bij een in folk gespecialiseerde maatschappij was ondergekomen, zoals Folkways Records, Elektra of Vanguard. Misschien hadden puristen wel de stekker getrokken uit zijn voorstel om elektrisch versterkt te gaan spelen.

Anyway, belangrijker nog in dit verhaal is dat, kort voordat Dylan bij Columbia Records onder contract komt, de afdeling vormgeving van de platenmaatschappij net helemaal is vernieuwd. Bob Cato (37) is in 1960 aangesteld als hoofd van de afdeling en John Berg (29) kwam een jaar later als diens assistent.
Samen zorgen ze voor frisse nieuwe beeldentaal – net op tijd voor de rockmuziek die het zal overnemen van de jazz uit de jaren vijftig. Zeker nadat Cato in 1965 wordt bevorderd tot adjunct-directeur en Berg zijn plaats inneemt aan het hoofd van de afdeling, levert de afdeling baanbrekend werk af. In de dertig jaar dat hij bij de firma blijft, maakt Berg meer dan 5000 hoezen, waaronder Born to Run van Bruce Springsteen en Underground van Thelonious Monk.

Belangrijk om weten in dit verhaal is ook dat in het contract staat vermeld dat de artiest de foto mag aanleveren die op de voorzijde van de hoes wordt afgedrukt.

1 - Bob Dylan 
Uitgebracht: 19 maart 1962
Fotograaf: Don Hunstein
Hoestekst: Robert Shelton
Art-director: John Berg

December 1961
Veel tijd of geld wil de firma niet besteden aan de hoes van het platendebuut van hun nieuwste aanwinst. Een van de staffotografen krijgt de opdracht om een portret van de folkzanger te maken. Don Hunstein vindt het zelfs niet nodig om er de fotostudio van Columbia Records aan 7th Avenue
voor te verlaten. Hij laat Bob plaatsnemen voor een raam, gitaar in de hand – klik, klik en klaar is Kees.

De 20 jaar oude Dylan ziet er uit als een koorknaap, met blozende wangen, een jas van schapenvacht en op zijn hoofd een zeemanspetje - zoals zijn idool Woody Guthrie er ook droeg. Hij kijkt geamuseerd in de lens, een beetje onwennig onder de aandacht. 
Om te voorkomen dat het CBS-logo in de linkerbovenhoek niet goed zichtbaar zou zijn door de hals van de gitaar, laat Berg de foto in spiegelbeeld afdrukken.

Begin jaren zestig is het gebruikelijk om de songtitels op de voorzijde op te sommen. Om kosten te drukken is de achterzijde van de hoes steeds in zwart-wit. Het kleine zwart-wit portret in de linkerbovenhoek is ook gemaakt door dezelfde fotograaf, waarschijnlijk tijdens een van de twee sessies voor de opname van de elpee, einde november 1961.
De rest van de achterzijde is ingenomen door twee teksten. In de rechtse kolom staat het artikel van Robert Shelton, dat eerder werd gepubliceerd in The New York Times (29 september 1961) en dat toen de jonge artiest onder de aandacht bracht van producer John Hammond. De rest van de hoestekst is toegeschreven aan ene Stacey Williams – een pseudoniem waarachter diezelfde Shelton zich verschuilt.






2 - The Freewheelin’ Bob Dylan 
Uitgebracht: 27 mei 1963
Fotograaf: Don Hunstein
Hoestekst:  Nat Hentoff
Art-director:  John Berg

Hetzelfde team als voor de debuutelpee is ook verantwoordelijk voor de hoes van Dylans tweede elpee. 
Don Hunstein herinnert zich: ‘Ik sprak af met Bob in zijn appartement, op de derde verdieping [boven Bruno's Spaghetti Shop, op 161] West 4th Street in Greenwich Village. Het appartement was nogal somber, maar ik maakte er toch een bruikbaar setje foto’s, waarvan een aantal met zijn vriendin Suze. Dylan zelf was toen al bewust bezig met zijn imago. Hij was zelfverzekerd en wist hoe te spelen met de camera.’

Daarna stelt de fotograaf een andere locatie voor: ‘Ik zei dat ik even naar buiten wou. Ik keek door het raam en zag dat het snel donker zou zijn.’

Het is februari 1963. Binnen was het al niet te warm, maar buiten ligt er sneeuw. Daarom trekt Suze nog een tweede dikke trui aan, onder haar jas. Dylan wil er echter cool uitzien en verkiest enkel een jasje van hertenleer over zijn hemd aan te trekken – absoluut niet geschikt voor het koude winterweer.
‘Op sommige foto’s is duidelijk dat we het ijskoud hadden’, vertelt Suze. ‘Bob in elk geval, in dat dunne jasje. Maar het plaatje telde.’

Chris Wade - Bob Dylan in the 1980s

Gisteren in mijn handen gevallen, vandaag uitgelezen: Bob Dylan in the 1980s van Chris Wade. Het is geen dik boek en het leest makkelijk weg. Een heerlijk boek om even tussendoor te lezen.
Een boek over Bob Dylan in de jaren 80, een decennium dat volgens menig Dylan-schrijver maar het best zo snel mogelijk vergeten kan worden.
Chris Wade is goddank eigenwijs, hij luistert niet naar het liedje van menig Dylan-schrijver dat we allemaal kennen, maar trekt zijn eigen plan. In Bob Dylan in the 1980s schrijft hij (kort) over ieder studioalbum dat Bob Dylan in de jaren 80 uitbracht, de verschillende tournees, de film Hearts Of Fire en komt daarbij soms tot verrassende conclusies: Saved en Shot Of Love zijn - in tegenstelling tot Infidels - uitstekende albums en Saved is misschien wel Dylans best klinkende album.
Hoewel ik het lang niet met alles wat Wade schrijft eens ben, is het verfrissend om Bob Dylan in the 1980s te lezen. Het lezen van een afwijkende mening zet de geest weer even op scherp.
Met name in de eerste helft van Bob Dylan in the 1980s wordt die geest op scherp gezet. Zodra Wade schrijft over de tweede helft van de jaren 80, over albums als Down In The Groove en Oh Mercy, lijkt hij zijn frisse schrijfpen leeg te hebben geschreven.
Bob Dylan in the 1980s is geen topboek - daarvoor had Wade een stuk uitvoeriger op het onderwerp in moeten gaan - maar zeker een aangenaam boek om tussendoor te lezen. Met name de frisse blik die Wade werpt op Dylans albums uit de eerste helft van de jaren tachtig en het in dit boek opgenomen interview met gitarist Ira Ingber maken Bob Dylan in the 1980s tot een alleraardigst boek.

Dylan kort #1299

In de kerk: Lisbeth Gruwez dances Bob Dylan, zie hier. [met dank aan Dirk]
De laatste vuurtorenwachter: "De dichter is een rolling stone", zie hier. [met dank aan Flor]
Koningin Máxima  zingt Bob Dylan op de begrafenis van haar zus, zie hier, hier, hier, hier. [met dank aan Hans]
Cover: Dan Vanhoudt zingt "Hurricane", zie hier.

From A Buick 6 (1965) - door Jochen

From A Buick 6 (1965)

“Een van mijn tekortkomingen is dat mijn stem zo oprecht klinkt,” zegt Paul Simon in het interview met Rolling Stone (april 2011). “Ik heb geprobeerd om ironisch te klinken. Lukt niet. Kan ik niet. Alles wat Dylan zingt heeft twee betekenissen. Hij vertelt je de waarheid en houdt je tegelijkertijd voor de gek. Ik klink altijd serieus.”
Simon is wat al te bescheiden over de beperktheid van de kleur van zijn zangstem, maar inderdaad: de ironie, het sneren en het sarcasme dat Dylan vooral in de kwikzilveren jaren ’65-’66 in zijn zang weet te leggen, valt buiten Simons bereik. Daar staat tegenover dat hij een grootmeester is, vergelijkbaar is met Randy Newman, op het terrein van onderkoelde understatements, droge humor en gespeelde sulligheid. “50 Ways To Leave Your Lover”, “Paranoia Blues”, “Have A Good Time”… Paul Simons palet heeft heus wel meer kleuren dan alleen sincere, oprechtheid.
Hij verklapt niet waar hij heeft ‘geprobeerd om ironisch te klinken’, maar Simon refereert in een adem door aan Dylan, dus de link met “A Simple Desultory Phillipic” (1965 en 1966) is gauw gelegd. Of hij daar ironisch klinkt, daarover valt te twisten, maar hij doet in ieder geval enorm zijn best om als Dylan te klinken. Sowieso is het een Dylanpastiche waarvoor de tijd vriendelijk is geweest. Destijds werd het wat flauw gevonden, verkeerd begrepen (ironisch genoeg als een verachtenswaardige poging om mee te liften op Dylans succes) en een enkele keer met enige welwillendheid gewaardeerd, maar in fankringen en bij biografen wordt er in de eenentwintigste eeuw met meer liefde op teruggekeken. Soms wat al te himmelhochjauchzend (biograaf Marc Elliot noemt het a vicious burlesque,  een venijnige karikatuur, op fansites getuigen fans o.a. ‘een van de beste politieke songs ooit’ en ‘groots en hilarisch’), maar leuk is het lied zeker.
Er bestaan twee versies. De eerste stamt uit Simons Londense periode, is akoestisch en duidelijk geïnspireerd op Bringing It All Back Home. Simon kopieert “It’s Alright Ma (I’m Only Bleeding)” op zijn gitaar en ratelt daaroverheen verzen als:

I was Union Jacked, Kerouac'd
John Birched, stopped and searched
Rolling Stoned and Beatled till I'm blind
I've been Ayn Randed, nearly branded
Communist 'cos I'm lefthanded:
That's the hand I use, well, never mind!

De opname komt terecht op het curieuze soloalbum The Paul Simon Songbook (1965), een in Londen, zonder Art Garfunkel, opgenomen plaat die gauw aan de plots opgekomen vraag naar een folky Paul Simon moest voldoen. Het is een rammelend, sjofel allegaartje van songs van het geflopte Wednesday Morning 3.A.M. (“The Sounds Of Silence”, bijvoorbeeld), nieuwe songs en songs die een jaar later voor Simon & Garfunkels doorbraakalbum Parsley, Sage, Rosemary And Thyme opnieuw zullen worden opgenomen.
Tot de laatste groep behoort “A Simple Desultory Phillipic”. Voor die tweede versie heeft Simon om te beginnen de tekst aangepast; veel namen zijn veranderd. Het eerste couplet begint nu met:

I been Norman Mailered, Maxwell Taylored
I been John O'Hara'd, McNamara'd

Maar dat is niet de meest ingrijpende verandering; die betreft de muzikale omlijsting. Dylan heeft inmiddels Highway 61 en Blonde On Blonde uitgebracht en dat brengt Paul Simon tot de originele ingreep om de muziek te actualiseren; hij kopieert de kwikzilversound en kiest nu als model voor de muziek: “From A Buick 6”. Een uitdaging, want Simon is natuurlijk berucht om zijn schier neurotische productionele perfectiedrang, maar het moet gezegd: voor deze keer klinkt het – voor zijn doen dan – redelijk gruizig.
Overigens inspireert Dylans succes producer Tom Wilson, zonder medeweten van Paul Simon, tot een ‘folkrock’-remix van het geflopte Sounds Of Silence. Het wordt een enorme wereldhit, in sommige naslagwerken zelfs (ietwat discutabel) tot “the quintessential folk rock release” benoemd. De astronomische verkoopcijfers leiden tot de haastige hereniging van Simon and Garfunkel en uiteindelijk tot de verheffing van het duo tot poplegende.

“From A Buick 6” wordt nog wel eens weggezet als filler, als een weinig opzienbarend tussendoortje op een album vol eeuwige klassiekers. En inderdaad, tussen songs als Like A Rolling Stone, It Takes A Lot en Thin Man straalt de Buick wat minder glanzend dan ze alleenstaand zou doen, ergens op een verlaten parkeerdek in het maanlicht. Losgezongen van die overdonderende plaatkant A komt “From A Buick 6” echter beter tot zijn recht: een van die kwikzilveren parels uit de hoogtijdagen van een geniale kunstenaar, een bitterzoete, onbehouwen bluesrock vol halfvertrouwde referenties en buitenissige metaforen. 
De titel heeft, zoals de meeste songs op Highway 61, geen directe relatie met de tekst. De Buick 6-serie werd van 1914 tot 1930 geproduceerd, dus hoogstens heeft die titel een soort gevoelsmatige link met de roots van de muziek bij het lied. En thuis hadden de Zimmermans vroeger een Buick; in Chronicles herinnert de bard zich familietripjes naar Duluth met de ‘old Buick Roadmaster’, de auto waarin Dylan heeft leren rijden, het merk waaraan hij ook in latere jaren trouw blijft. Een Buick 6 associeert de dichter dus vermoedelijk met zoiets als oud en vertrouwd of van blijvende waarde.
Het lied zelf is losjes gebaseerd op “Milk Cow Blues” van Sleepy John Estes uit 1930, een song waaruit Dylan wel vaker put. Killing you by degrees, bijvoorbeeld, keert terug in “Where Are You Tonight?”, Some said disease, some said it was degree’in echoot door in de opening van “Legionnaire’s Disease” en ook de eerste regels van “From A Buick 6” zijn geïnspireerd op Estes’ klassieker:

Now asks sweet mama
Lemme be her kid
She says, 'I might get boogied 
Like to keep it hid'

Los daarvan is er dan ook nog de inhoudelijke overeenkomst: beide bluessongs thematiseren overspel. Alleen kiest de dichter Dylan daarvoor – uiteraard – hallucinantere beelden en kleurrijkere metaforen dan Estes.
Dylans ik-persoon heeft thuis een graveyard woman, een dooie huismus, die voor de kinderen zorgt terwijl hij de bloemetjes buiten zet met zijn soulful mama, met een spetterende dame die bruist van leven. Haar bijzondere kwaliteit is haar vermogen om hem weer op te peppen als hij het allemaal niet meer ziet zitten. De mismoedigheid die de verteller kan kwellen verwoordt de dichter dan niet met de gebruikelijke bluesclichés als down and out of feelin’ blue of I’m so lonesome, maar met sprankelende beeldspraak zoals lost on the river bridge, ‘verdwaald op de brug over de rivier’ – een prachtig en volstrekt origineel beeld voor de verlorenheid van een wankelmoedig man die verscheurd wordt tussen een leven op de rechteroever, bij de moeder van zijn kinderen, of op de linkeroever, bij de vrouw die hem gelukkig maakt.

Bob Dylan en een Amsterdamse advocaat

Daan Heerma van Voss schrijft in Een verlate reis over de Amsterdamse advocaat Daan de Jong: "De enige Nederlander die ik ken die Bob Dylan op zijn kantoor heeft gehad."
Zo'n bijna terloops opgeschreven zin roept vragen bij mij op. Wanneer was dit? En met welke reden?
Is het überhaupt wel waar?
En waarom zou het niet waar zijn?
In hetzelfde boekje noteert Heerma van Voss nog wat deze advocaat De Jong over de ontmoeting met Bob Dylan gezegd zou hebben: "Een aardige jongen, maar erg afwezig, hij staarde alleen maar naar buiten, en hij articuleerde slecht."
Meer staat er niet over het bezoek van Bob Dylan aan de Amsterdamse advocaat De Jong in Een verlate reis. En ik zou zoveel meer willen weten.

aantekening #6734

Ik las het gisteren op Facebook en dus ben ik ook maar even langs gegaan: winkelketen Action verkoopt een select aan titels op vinyl voor een schappelijk prijsje (€11,95), waaronder Bob Dylans Highway 61 Revisited in mono.



~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~

Als ik de centen er voor had, was ik op het vliegtuig gestapt: in The Woody Guthrie Center in Tulsa is de tentoonstelling Tarantula(s): Bob Dylan's Novel Revisited te zien. Ik heb het wel vaker geroepen en ik blijf het roepen: Tarantula is een schitterend boek.
Op 24 juni worden - als extraatje bij deze tentoonstelling - een aantal films vertoond. Naast Bob Dylans Eat The Document worden er nogal wat Beat-gerelateerde films vertoond, zoals Pull My Daisy van Robert Frank en Alfred Leslie en Wholly Communion van Peter Whitehead.
Deze tentoonstelling bewijst voor mij vooral dat ik het bij het rechte eind heb in mijn binnenkort te verschijnen boek Dylan & de Beats waarin ik aantoon dat de Beats in het algemeen en William Burroughs' cut-ups in het bijzonder van invloed zijn geweest op Bob Dylan tijdens het schrijven van Tarantula.

Meer informatie over de tentoonstelling staat hier.
Dylan & de Beats is klaar, het boek ligt over een week of twee in de winkel.

~ * ~ * ~ * ~ * ~ * ~

VOOR DE WEDUWE VAN NELLE, THE RISING HOPE

Zo zuig ik uit een zware sigaret
de inspiratie voor dit kleine sonnet.
Mijn verslaving aan de nicotine is
als vrij mens waarlijk om te grienen.

Toch wil ik het woord graag dienen,
zuiver en zeer vrij van geest terwijl
ge nu de slaafsheid en goedkoopte leest
van de rust gegeven door tabak,

het Indiaanse vredeskind en
tevens voedsel voor mijn pennefluit
waarmee ik de verrukking uit

door simple concentratie ingegeven, maar
ik sterf aan rokend leven, doch wil Buddingh',
Huxley, Thomas en Bob Dylan hun roken graag vergeven.

Hans Vlek - Onnette Sonnetten (Loeb & Van der Velden, uitgevers, 1980)


NEST

Gisteren was het precies dertig jaar na het eerste concert van wat Dylan-liefhebbers de Never Ending Tour - kortweg NET - zijn gaan noemen. Ik dacht daar gisteren niet aan, vanochtend wel, na een bezoek aan de website Expecting Rain. Die inmiddels dertig jaar durende tournee begon met het spelen van "Subterranean Homesick Blues", het openingsnummer van het concert in Concord, Californië op 7 juni 1988. Het tot nu toe laatste concert van de NET (Verona, 27 april 2018) sloot af met "Ballad Of A Thin Man". De tour komt nog niet tot stilstand, een volgende serie concerten is al gepland. Tussen dat eerste concert in 1988 en het eerste concert van de aanstaande leg die Bob Dylan en band naar onder andere Japan en Australië brengt voor concerten zitten bijna 3000 concerten.

Een van de vele Dylan-schrijvers die ik heb gelezen had het in zijn boek niet over de Never Ending Tour (NET), maar over de Never Ending Series Of Tours (NEST), een veel betere naam voor de inmiddels dertig jaar durende muzikale wereldreis van Bob Dylan.
De naam van de auteur is me ontschoten en in welk boek ik dit las weet ik ook niet meer.

Terwijl ik dit schrijf pompt de stereo-installatie "Girl From The North Country" de kamer in. Het is een deel van een langere opname, een opname van een van de concerten van de NEST. Ik kan wel opschrijven om welk concert het gaat, maar wat is de meerwaarde? Hoe groot is de kans dat een van mijn lezers uitgerekend op dit moment dezelfde opname uit de kast heeft gepakt en tijdens het lezen denkt "verrek, da's ook toevallig!".
Die kans lijkt mij niet zo groot, maar ik ben geen wiskundig genie die dat even op een notitieblokje voor je kan uitrekenen. Laat ik het er op houden dat de kans dat je vanmiddag hetzelfde beleg als ik op je brood legde groter is dan de kans dat je naar dezelfde opname luistert.
Bob Dylan speelde "Girl From The North Country" ergens tussen de 400 en 500 keer tijdens de NEST. Dat lijkt misschien veel, maar daarmee komt dit nummer niet eens in de top 10 van de meest gespeelde nummers.

Er zijn Dylan-liefhebbers die streven naar het bezit, naar het kunnen beluisteren van een opname van ieder concert van de NEST. En hoewel ik die drang begrijp - ik ben immers een verzamelaar, een hamster - ik heb die behoefte niet.
Het is te groot. Te veel.
Veel liever kies ik zo nu een dan een concert van de NEST uit en luister meerdere malen voor ik naar een volgende opname grijp.

Nu ik er over nadenk wordt de NEST voor mij in één beeld dat op mijn netvlies gebrand staat gevangen. Het was tijdens een concert in 1998, in Rotterdam. Bob Dylan speelde "Desolation Row". In het gangpad zat een vrouw op haar hurken. Ineens zat ze er, alsof ze uit het niets tevoorschijn was gekomen. Op haar bovenbeen lag het boek Writings & Drawings opengeslagen. Ze keek niet naar het podium, ze las in het boek de tekst van "Desolation Row" terwijl Bob Dylan zong.
Andere concertgangers liepen langs de vrouw, niemand stootte haar aan of viel haar lastig tijdens het lezen en luisteren, ondanks dat ze met haar manier van zitten het gangpad grotendeels blokkeerde.
Toen het nummer was afgelopen sloeg ze Writings & Drawings dicht, stond op en duwde het boek onder haar arm zodat ze haar handen vrij had om te applaudisseren.
Bij het begin van het volgende nummer - "The Times They Are A-Changin'" - verdween ze weer in de massa.
De NEST kent momenten die ons, als individu, uit de massa tillen. Voor iedere Dylan-liefhebber zijn die momenten op een ander moment in de NEST te vinden. Dat maakt de NEST tot zo'n bijzonder een aangenaam fenomeen. Die momenten.
Die momenten die ons even uit het nu tillen.
Maar ook: die momenten die ons laten bakkeleien met andere liefhebbers over wat de beste "Love Sick" of "Tangled Up In Blue" ooit was. Welke gitarist of drummer de beste NEST-gitarist of drummer was en natuurlijk de vraag: wat gaat hij morgen, volgende week of over twee maanden doen?
Komt er nog een leg die hem naar Europa brengt? Naar Nederland of België?
Waarschijnlijk wel, al is het nooit zeker.

En ondertussen? Ondertussen luister ik naar opnamen van NEST-concerten. Ik heb al heel wat uren 'verprutst' met luisteren.
En toch: ik ben pas net begonnen. Er is nog genoeg te ontdekken.