Seven Days (1976)
“Mensen vragen zich af wat religie
betekent voor jou,” stelt journalist Ben Fong-Torres in 1974, in een interview
voor Rolling Stone (14 februari
1974). Dylan krijgt die vraag vaak en antwoordt, tot aan zijn veelbesproken
bekering in 1979, doorgaans wat schouderophalend erop. Nu ook:
BD: Religie is voor
mij een vluchtig iets. Ik kan er mijn vinger niet op leggen. Het is iets in mij
en het is iets buiten mij.
BF: Maar het lijkt voldoende 'in' je te zitten om religieuze beelden onderdeel van je songs te laten zijn.
BD: Het geeft me wel wat beelden, maar ik weet niet in welke mate.
BF: Maar het lijkt voldoende 'in' je te zitten om religieuze beelden onderdeel van je songs te laten zijn.
BD: Het geeft me wel wat beelden, maar ik weet niet in welke mate.
In 1965 zegt Dylan op een vergelijkbare vraag dat hij niet zo’n Bijbellezer
is, maar heus wel eens in de Bijbel bladert (“I’ve glanced through it. I haven’t read it”). En na 1979, na de
uren in zijn Bijbelstudieclubje analyseert hij, terugblikkend: “Ik heb altijd
wel de Bijbel gelezen, maar beschouwde het alleen maar als literatuur”
(interview met Robert Hilburn, 1980).
Vanaf 1980 schroeft Dylan zijn waardering voor de Bijbel op, hij
beklemtoont ook ongevraagd dat hij de Bijbel leest en als Waarheid erkent, maar
na een korte periode van meer en minder geslaagde gospel, keert de bard terug
naar het oppervlakkigere verwerken van “wel wat beelden” in zijn songs.
Een behoorlijke factie Dylanologen negeert Dylans zelfanalyse liever, of
ontkent domweg die zelfverklaarde oppervlakkigheid. Zeker sinds Slow Train Coming (1979) zijn er flink
wat Christelijke Dylanduiders die met prijzenswaardige hardnekkigheid, maar ook
met soms wat ridicuul hineininterpretieren
de troubadour als de Dertiende Apostel willen blijven zien. Met
terugwerkende kracht, ook. In songs als “All Along The Watchtower” en “The Times
They Are A-Changin’” worden messiaanse dieptes en profetische vergezichten
ontdekt, “Shelter From The Storm” blijkt het vijfde canonieke evangelie te
zijn, het Evangelie volgens Robertus van Duluth, de “you” in “I Want You” is uiteraard de Here God.
Het wegwerpertje “Seven Days” uit 1976 ontsnapt ook niet. Allereerst door
de titel, natuurlijk. “Zeven dagen” - aha! roepen de schriftuurlijken dan. Zeven is een ‘Bijbels getal’, en een
Dylanoloog als Paul Robert Thomas wijdt meer dan 400 woorden in zijn lange artikel
over “Seven Days”, An Examination Of
Faith Crisis And Apocalypse (2007), aan de bijzondere betekenis van het
getal 7 in
de Joods-Christelijke mystieke traditie. En als je in die tunnel blijft, vind
je genoeg bevestiging. Hoewel Thomas ook wel een beetje sjoemelt, trouwens. Hij
vindt het vermeldenswaardig, bijvoorbeeld, dat het getal 7 “occurs no more, nor less than 700 times in
the Old and the New Testament” - je moet lang zoeken naar een
Bijbelvertaling waarin dát waar is. In Dylans King James Version komt seven (plus de afgeleiden seventh, seventy enzovoort) slechts 562
keer voor. In de English Standard Version
483 keer, in de Hebreeuwse, oeroude bron Codex Leningradensis 425 keer, en ook Luthers Duitse vertaling uit
1545 haalt die mythische 700 niet: 559 keer het woord sieben of een afgeleide daarvan.
Om het in perspectief te plaatsen: het getal honderd komt ongeveer even vaak voor (553 keer in de KJV), evenals de
getallen drie en vier (511 en 448 keer) en nog veel vaker komt bijvoorbeeld twee voor (708 keer).
Net zo dubieus is Thomas’ misleidende voetnootje, waarin hij nog even
gezegd wil hebben dat het woord seven ook
precies zeven keer voorkomt in Dylans lied - in de officiële versie (in Lyrics en op de site) is het zes keer,
in de live-versie op The Bootleg Series 3
(1991) acht keer.
Die al dan niet bewuste fouten hebben echter verder weinig invloed op de
algehele waarde van een essay als dat van Thomas, natuurlijk. Verwijtbaar is
daarentegen wel het aplomb waarmee veel Christelijke duiders met flinterdunne,
a priori-waarheden schermen. Zoals in dit geval: dat “Seven Days” een Bijbels
geïnspireerd lied is omdat ‘zeven’
een Bijbels getal is.
Dat laatste is aantoonbare kletskoek. In elke religie, cultuur en mystieke traditie speelt zeven wel een rol. Er zijn zeven
chakra’s, zeggen de Hindoe’s. Apollo wordt geboren op de zevende dag van de
zevende maand. Atlas heeft zeven dochters, Rome is gebouwd op zeven heuvelen,
de Islam kent zeven hemelen en zeven hellen, Boeddha loopt zeven stappen na
zijn geboorte, het is het heilige getal voor de Cherokee, en ga zo maar door -
kennelijk is er door alle eeuwen, culturen en religies heen een universele,
menselijke behoefte om een bijzondere betekenis aan 7 toe te kennen.
Dat Dylan voor het getal kiest kan natuurlijk best tot zijn oppervlakkige
geblader in de Bijbel te herleiden zijn. Maar ja; net zo sluitend is dan het
wijzen naar William Blake, om maar een andere dwarsstraat in te slaan. In
Blake’s Collected Poems wordt het
getal zeven 28 keer gebruikt,
relatief vaker dan in de Bijbel dus. De ouders van Lyca, de Little Girl Found, zoeken seven days naar hun verloren lieveling,
bijvoorbeeld. En, net zoals van de Bijbel, weten we dat Dylan al sinds de jaren
60, sinds Blake-adept Allen Ginsberg hem de Engelse dichter en
duivelskunstenaar opdringt, door de werken van William Blake bladert - en ook
regelmatig beelden, idioom en hele verzen leent. “Blake did come up with some bold lines,”
zegt Dylan in het interview met John Cohen, 1968. In ’92 ligt Blake nog steeds op zijn nachtkastje: ”De laatste tijd ben ik de
gedichten van William Blake weer aan het herlezen.”
Een jaar later gooit Dylan er zelfs nog een schepje bovenop, als hij Blake
vergelijkt met zijn beste songs:
“Love Henry” is een opmerkelijk verhaal met een raadselachtige laatste
sectie waarin een moordenares probeert om een papegaai op haar knie te lokken.
Het opent een deur naar een andere song, zegt Dylan. Dat is wat mijn beste
liedjes doen. In de laatste paar regels zou het zomaar een deur naar een ander
lied kunnen openen. William Blake had dat geschreven kunnen hebben.
(interview met Gary Hill, 13 oktober 1993)
Of Moby Dick, waarin alleen al in
de eerste honderd bladzijdes 27 keer zeven
wordt genoemd, of Dante’s Inferno met
al die zevende cirkels en zeven koningen en zeven poorten en zeven
hoofden. Of al die zevens in Tsjechovs
verhalen, die Dylan kort voor de creatie van dit lied heeft gelezen. “Seven days is no joke!” roept de
zenuwachtige Psyekov in The Swedish Match
(1883).
Het punt is: het getuigt van tunnelvisie om al die zevens in al die andere
bronnen, waarvan we weten dat Dylan meer dan oppervlakkig erdoorheen bladert,
te negeren.
De ontstaansgeschiedenis van de song geeft ook al weinig aanleiding om te
denken dat Dylan hieraan veel liefde heeft gegeven of dat hij bijzondere waarde
eraan hecht. Ron Wood, de Rolling Stone die het lied cadeau krijgt voor zijn
soloplaat Gimme Some Neck, vertelt
erover aan Jip Golsteijn, in een interview voor De Telegraaf (18 augustus
1979):
“Seven Days is niet speciaal voor
mij geschreven. Dylan schrijft nooit nummers speciaal voor anderen, hij
schrijft alleen voor zichzelf en de anderen komen vanzelf. Zo zit het en niet
anders. Ik ben op een heel bijzondere manier aan Seven Days gekomen. Een jaar geleden heb ik privé een hele avond
bij Bob thuis zitten spelen. Vrijwel elke song die hij ooit geschreven heeft en
nog veel meer. Eric Clapton en Jesse Ed Davis waren er ook bij. Uren hadden we
op band staan. Seven Days had mijn
speciale interesse, omdat ik toevallig daar lead had gezongen. Bob zei: “Als je
het wil hebben, mag je het hebben.” Dat was dat. Ik heb die cassette al die
tijd bij me gehouden en er minstens een keer per dag naar geluisterd. Ik wilde
dat nummer per se op Gimme Some Neck
hebben. Tuurlijk had ik mijn plaat uitsluitend met eigen songs kunnen vullen,
maar ik vind dat een Dylansong op geen enkele plaat misstaat, van wie dan ook.”
“Seven Days” is dan al een tijdje oud - Dylan speelt het voor het eerst
tijdens een repetitie in april ’76 - en Eric Clapton bevestigt dat hij het lied
niet hoefde (en in plaats daarvan “Sign Language” kreeg). Tijdens de tweede
Rolling Thunder Revue speelt Dylan het een paar keer (de derde uitvoering
verschijnt later op The Bootleg Series),
en dan is hij wel erop uitgekeken. Tot twintig jaar later, in elk geval; in
1996 verblijdt de bard zowel zijn Amerikaanse als zijn Europese fans met
setlists vol verrassingen. Songs als “This Wheel’s On Fire” en covers als “New
Minglewood Blues” beleven hun debuut, van stal komen oude paarden als “John
Brown” en “Obviously Five Believers”. En “Seven Days” popt plotseling weer
tevoorschijn. Hij speelt het dertien keer en daarna verdwijnt het lied, ditmaal
voorgoed, weer in de la.
Verdedigbaar (Dylan heeft genoeg songs in die categorie), maar toch ook wel
spijtig. “Seven Days” is in potentie
een prettige, up-tempo rockende wake-up
call, en zo gebruikt Dylan de song ook. In Utrecht ’96, bijvoorbeeld: aan
het eind van de set, na “When I Paint My Masterpiece” en “She Belongs To Me”
(tweede avond).
De tekst is inderdaad open genoeg om een veelheid aan interpretaties toe te
laten:
Seven days, seven more days she’ll be
comin’
I’ll be waiting at the station for her to arrive
Seven more days, all I gotta do is survive
I’ll be waiting at the station for her to arrive
Seven more days, all I gotta do is survive
… maar nou ook weer niet al te hemelbestormend; de rijm is gemakzuchtig,
die laatste bijzin is gewoon een zwaktebod, nauwelijks meer dan filler.
In iets mindere mate kun je vergelijkbare kritiek ook bij het vervolg
hebben:
She been gone ever since I been a child
Ever since I seen her smile, I ain’t forgotten her eyes
She had a face that could outshine the sun in the skies
Ever since I seen her smile, I ain’t forgotten her eyes
She had a face that could outshine the sun in the skies
Wederom: prettig ‘open’. De ‘she’
kan naar believen van de luisteraar worden begrepen als een jeugdliefde, of een
moederfiguur, of een abstractie (“levenslust”, bijvoorbeeld), of, inderdaad,
een levensdoel: de verteller verwacht met blijde verwachting een goeroe als
Jezus. Met een klein sprongetje kunnen de schriftuurlijken een Bijbelreferentie
aanwijzen: een vrouw, bekleed met de zon,
Openbaringen 12, zoals de Madonna ook vaak wordt afgebeeld, met een gezicht
omgeven door een stralenkrans.
Maar ja, ook hiervoor geldt: minstens zo waarschijnlijk dat de dichter Dylan in1976, in
de tijd waarin hij slechts oppervlakkig door de Bijbel bladert en daaraan “wel
wat beelden” ontleent, dit specifieke beeld weer van William Blake heeft
gekregen, van diens befaamde schildering The
Great Red Dragon And The Woman Clothed In The Sun (ca. 1805). Dat overigens
inderdaad Blake’s illustratie bij Openbaringen 12 is.
Hoe dan ook: het is een poëtisch, Dylanwaardig beeld, maar compenseert nauwelijks de slappe, voorafgaande versregel Ever since I seen her smile, I ain’t forgotten her eyes. Ook weer zo’n amateuristische dichtregel die illustreert dat Dylans bron droog staat, in ’76 en ’77.
Maar ja, ook hiervoor geldt: minstens zo waarschijnlijk dat de dichter Dylan in
Hoe dan ook: het is een poëtisch, Dylanwaardig beeld, maar compenseert nauwelijks de slappe, voorafgaande versregel Ever since I seen her smile, I ain’t forgotten her eyes. Ook weer zo’n amateuristische dichtregel die illustreert dat Dylans bron droog staat, in ’76 en ’77.
Na de speelse, licht onnozele brug (Kissing
in the valley / Thieving in the alley) biedt de tekst nog één intrigerend
beeld: my beautiful comrade from the
north.
Intrigerend, omdat comrade een
geladen, ongebruikelijke persoonsaanduiding is in songs überhaupt. Joan Baez
gebruikt het eenmaal, net als Peter, Paul and Mary, beide keren in ernstige,
zware anti-oorlogsliederen (respectievelijk “I Saw The Visions Of Armies” en
“Cruel War”), en verder alleen The Beatles een keertje (“Back In The USSR”) -
maar Dylan is ermee vertrouwd dankzij de klassieker “Streets Of Laredo”, die hij
later impliciet in zijn Nobelprijsspeech zal eren als een van de liederen die
hem “de taal van de folksongs hebben geleerd”. Ook daarin heeft het een
sinistere connotatie overigens; in Eddy Arnolds Laredo is de comrade de
cowboy die sterft, so brave, young and
handsome.
Én intrigerend omdat beautiful comrade from the North lijkt te refereren aan zijn eigen klassieker “Girl From The North Country”, natuurlijk.
Én intrigerend omdat beautiful comrade from the North lijkt te refereren aan zijn eigen klassieker “Girl From The North Country”, natuurlijk.
Maar de échte opmerkelijkheid is muzikaal, gek genoeg. Dylans songs
onderscheiden zich doorgaans niet door pakkende riffs, swingende licks of
spannende instrumentale intermezzi, maar in “Seven Days” zit zowaar een atypische,
aandachttrekkende riff, die eventjes helemaal alleen in de schijnwerpers staat,
dat dalende lijntje na de brug, gevolgd door een tutti - het wordt zelfs drie keer gespeeld, door Dylan in ’76.
Er zijn wel wat covers, en de meeste zijn leuk. Het bekendst is Ron Wood,
de ‘eigenaar’ van het lied, die het weliswaar met een aantrekkelijke,
Stonesachtige smerigheid inkleurt, maar helaas een erg zwakke zanger is.
Daarvan valt de Australische legende Jimmy Barnes niet te betichten, in zijn ouderwets rockende, propvolle versie uit 1987 (op Freight Train Heart). Drie gitaren, dameskoortje, orgel en piano - het komt in buurt van wat The Boss ervan zou maken.
Droger en iets kaler houdt Joe Cocker het, die een wezensvreemd, maar niet onaardig reggaesfeertje inbouwt (Sheffield Steel, 1982).
Opwindend is de swampy, Little Feataanpak van het kortlevende bandje van songwriter Kevin Howe uit Minneapolis, The Revelators, met prominente slidegitaar en prettig variërend arrangement (Blackie Ford’s Revenge, 1994). Zijn timing had beter gekund, trouwens: op zijn Natchez Trace (2012) speelt de violiste van het origineel, Scarlet Rivera, mee.
Daarvan valt de Australische legende Jimmy Barnes niet te betichten, in zijn ouderwets rockende, propvolle versie uit 1987 (op Freight Train Heart). Drie gitaren, dameskoortje, orgel en piano - het komt in buurt van wat The Boss ervan zou maken.
Droger en iets kaler houdt Joe Cocker het, die een wezensvreemd, maar niet onaardig reggaesfeertje inbouwt (Sheffield Steel, 1982).
Opwindend is de swampy, Little Feataanpak van het kortlevende bandje van songwriter Kevin Howe uit Minneapolis, The Revelators, met prominente slidegitaar en prettig variërend arrangement (Blackie Ford’s Revenge, 1994). Zijn timing had beter gekund, trouwens: op zijn Natchez Trace (2012) speelt de violiste van het origineel, Scarlet Rivera, mee.
Die cirkel wordt wel rond gemaakt door een andere oudgediende van het
eerste uur: Rob Stoner. De multi-instrumentalist, die als bassist op de
allereerste rehearsal van “Seven
Days” (en de aansluitende zes uitvoeringen tijdens Rolling Thunder Revue II)
meespeelt, neemt een zeer aanstekelijke, strakke rockabillyversie met een hoog
Sun Records-gehalte op in 1980, voor zijn onterecht genegeerde album Patriotic Duty. Moeilijk te vinden, maar
het zoeken waard.
Rob Stoner:
Seven Days
Seven
days, seven more days she’ll be comin’
I’ll be waiting at the station for her to arrive
Seven more days, all I gotta do is survive
She been gone ever since I been a child
Ever since I seen her smile, I ain’t forgotten her eyes
She had a face that could outshine the sun in the skies
I been good, I been good while I been waitin’
Maybe guilty of hesitatin’, I just been holdin’ on
Seven more days, all that’ll be gone
There’s kissing in the valley
Thieving in the alley
Fighting every inch of the way
Trying to be tender
With somebody I remember
In a night that’s always brighter’n the day
Seven days, seven more days that are connected
Just like I expected, she’ll be comin’ on forth
My beautiful comrade from the north
There’s kissing in the valley
Thieving in the alley
Fighting every inch of the way
Trying to be tender
With somebody I remember
In a night that’s always brighter’n the day
I’ll be waiting at the station for her to arrive
Seven more days, all I gotta do is survive
She been gone ever since I been a child
Ever since I seen her smile, I ain’t forgotten her eyes
She had a face that could outshine the sun in the skies
I been good, I been good while I been waitin’
Maybe guilty of hesitatin’, I just been holdin’ on
Seven more days, all that’ll be gone
There’s kissing in the valley
Thieving in the alley
Fighting every inch of the way
Trying to be tender
With somebody I remember
In a night that’s always brighter’n the day
Seven days, seven more days that are connected
Just like I expected, she’ll be comin’ on forth
My beautiful comrade from the north
There’s kissing in the valley
Thieving in the alley
Fighting every inch of the way
Trying to be tender
With somebody I remember
In a night that’s always brighter’n the day
2 opmerkingen:
En om het allemaal even nog gekker te maken: Sneeuwwitje heeft 7 dwergen! De wolf heeft 7 geitjes! Het getal van James Bond is...00... Dat kan toch allemaal geen toeval zijn!
Joe Cocker zet een goeie versie neer op Sheffield Steel !
Een reactie posten