Black Crow Blues (1964)
Midden jaren vijftig bereikt Simon Carmiggelt zowel
kwalitatief als kwantitatief een eerste piek; de stukjes spuiten uit zijn pen
en zijn vrijwel allemaal op elk gebied - stilistisch, inhoudelijk en
humoristisch - vlekkeloos. In 1954, ’55 en ’56 verschijnen jaarlijks vier
bundels, die tezamen een Himalayagebergte aan hoogtepunten vormen.
Een van de toppen is “Het Hogere” uit de bundel Vliegen Vangen (1955).
De opening is, zoals gebruikelijk bij Carmiggelt, een binnentrekker van jewelste.
“Hebt u nu ook, dat u vlak voor het inslapen op zulke
geniale gedachten komt? Ik wel.” Halverwege het stukje nadert de
ik-persoon de drempel naar Droomland.
“Dieper
borend geraakte ik langzaam in het luchtledig der genialiteiten. Terwijl ik met
mijn ogen toe in het donker lag, werkte mijn geest onder hoogspanning en
leverde uitsluitend de hogere abstracties af die de mensheid definitief over de
brug konden helpen.”
Hij wéét dat hij dit zou moeten opschrijven,
morgenochtend is alles immers weer vergeten. Maar ja. Het bed ligt zo lekker en
het zeil is zo koud. Dus ook deze geestesparelen zullen wel weer verloren gaan…
Nee, toch niet; deze nacht, “ik weet niet hoeveel later” vindt hij de kracht,
stommelt hij half-slapend naar zijn schrijfbureau, vindt in het donker op de
tast een aantekenblok en krast hij de kern van zijn denken neer.
De ochtend bracht
het blijde gevoel dat een kind heeft als het wakker wordend beseft: ‘Ik ben
jarig.’ Daar op het bureau lag dus de sleutel die mij terugvoeren kon naar de
hogere wereld waarin ik te gast was geweest. Bijna plechtig
stond ik op en ging er op blote voeten heen.
Op het papier was met enorme, emotionele letters geschreven: ‘Eekhoorntje op lange weg’.
Op het papier was met enorme, emotionele letters geschreven: ‘Eekhoorntje op lange weg’.
Tien jaar later heeft de dichter Dylan kennelijk een vergelijkbare
openbaring, die hij in het ontnuchterende ochtendlicht op een vergelijkbare
manier niet helemáál verwerpt - hij verwerkt het in een song. “Black Crow
Blues” bestaat uit vijf inhoudelijk ongerelateerde coupletten, gegoten in een
klassiek bluesformat. Het vijfde, laatste couplet heeft dezelfde uitsmijter als
Carmiggelt:
Black crows in the meadow
Across a broad highway
Across a broad highway
“Zwarte kraaien in het weiland aan de overkant van een
brede snelweg.”
Het enkele noemen van “zwarte kraaien” brengt een
Opper-Dylanoloog als Clinton Heylin ertoe om referenties naar Van Gogh te zien.
Heylin vindt dat dit slotcouplet “een schilder oproept die zijn tijd ver
vooruit is”, voelt dat een “romantisch lijden” wordt uitgedrukt, zoals Van Gogh
zijn lijden tot uiting brengt door een oor af te snijden en vervolgens zijn
smart af te beelden in een schilderij van 'black
crows in a meadow’.
(Heylin,
Revolution In The Air)
Het is niet alleen wat érg dun, Heylin maakt zich ook
schuldig aan verwijtbare verspreiding van fake
news. Het schilderij waarnaar hij verwijst is weliswaar een adembenemend,
duister geladen meesterwerk, een van Vincents allergrootste werken, maar het
heet Korenveld met kraaien, in het
Engels Wheatfield with Crows. Een
relatie met het afsnijden van zijn oor is volledig uit de lucht gegrepen. Dat bloederige
incident vond plaats zeven maanden voor de creatie van dit werk, daarna
schilderde Van Gogh tientallen andere werken - waarin overigens ook al geen distress, geen “leed, smart” wordt
uitgebeeld.
Raadselachtig, tot slot, is Heylins bewering dat de
schilder zijn oor afsneed “om zijn lijden te uiten”. Er zijn aardig wat
theorieën over het hoe & waarom van Vincents zelfverminking. Waanzin,
tinnitus, verliefdheid, tot en met de theorie dat niet Vincent zelf, maar evil companion Gauguin bij een van hun
vele ruzies uithaalde met een degen. Maar dat het een “uitdrukking van leed”
zou zijn is een nieuwtje waarvan de kunsthistorici wel zullen opkijken.
Lijntjes van Dylan naar Van Gogh vallen moeiteloos te trekken,
dat is waar. Voorop natuurlijk het frustrerend onvoltooid gebleven
“Definitively Van Gogh” (ook wel “Spuriously Seventeen Windows”, “The Painting
by Van Gogh” en “Positively Van Gogh”), de cassette-opname van journalist
Robert Shelton, gemaakt in een hotelkamer in Denver, 13 maart 1966. De
schetsmatige hotelkameropname belooft een kwikzilveren meesterwerkje, een
evenknie van “Visions Of Johanna”, maar helaas, het blijft bij een belofte. Dylan
heeft weliswaar vrij veel liefde in de tekst gestoken, melodie en akkoordenschema
lijken ook al min of meer voltooid, maar kennelijk valt de combinatie hem toch
tegen. Het lied blijft achter op de hotelkamervloer in Colorado en wordt nooit
meer opgeraapt.
Een tweede lijntje is het obscure lied “Vincent Van Gogh”, dat Dylan samen
met Bobby Neuwirth zingt tijdens de tweede editie van de Rolling Thunder Revue.
Dylan kondigt het lied af en toe aan als een Neuwirthsong (“We’re gonna sing a song Bobby wrote about a famous painter” -
Gainesville, april ’76) en prijst het soms nadrukkelijk (“You don't hear a song like that every day” - Mobile, april ’76).
Op de officiële Dylansite, in de Dylanbibliotheek en op vrijwel alle
bootlegs wordt de song echter toegeschreven aan ene Robert Friemark, een verder
volstrekt onbekende naam in de muziekwereld. In zijn nijvere liefdeswerk, de Collector’s guide to the Rolling Thunder
Revue 1975-1976, Songs Of The Undergroud (2009) citeert Les Kokay uit een
vraaggesprek met Bobby Neuwirth:
“In een persoonlijk gesprek met Bob Neuwirth, augustus 1988 tijdens het
Edmonton Folk Festival, vroeg ik Bob specifiek naar het auteurschap van
“Vincent Van Gogh”. Ik dacht altijd dat het een Neuwirth-compositie was. Hij
zei dat het was geschreven door zijn kunstleraar, Robert Friemark. Hij voegde
eraan toe dat hij, Dylan en Kristofferson wellicht alledrie een regel of twee
hebben bijgedragen.”
Daar zit wel wat in, behalve dan dat de naam verkeerd is gespeld; het gaat
hoogstwaarschijnlijk over Robert Freimark (1922-2010), die inderdaad
enige naam heeft als schilder, en daarnaast wat freewheelt in muziek, film en
poëzie.
Waardoor Dylan en Neuwirth geraakt worden is overigens niet helemaal navolgbaar; het lied is hooguit aardig en wordt ontsierd door een puberale, veel te flauwe woordspeling als slotregel: “Now where did Vincent van Go?”.
Een verwijzing naar het late meesterstuk Korenveld met kraaien ontbreekt niet, nu als decorstuk voor Vincents tragische dood:
Waardoor Dylan en Neuwirth geraakt worden is overigens niet helemaal navolgbaar; het lied is hooguit aardig en wordt ontsierd door een puberale, veel te flauwe woordspeling als slotregel: “Now where did Vincent van Go?”.
Een verwijzing naar het late meesterstuk Korenveld met kraaien ontbreekt niet, nu als decorstuk voor Vincents tragische dood:
He picked up his paints and his easel
and he went out to paint some crows.
They found him face down in a cornfield,
shot right between two rows.
and he went out to paint some crows.
They found him face down in a cornfield,
shot right between two rows.
Historisch niet correct (het werk is een week of drie daarvoor geschilderd),
maar dramaturgisch goed gekozen. Korenveld
met kraaien is een luguber, onheilspellend werk, de opfladderende kraaien
zijn een mooi symbool voor de naderende dood - dat Van Gogh juist dit zou
schilderen in het uur van zijn dood is een romantische en ontroerende, maar
wetenschappelijk allang weerlegde mythe.
Naar dit “Black Crow Blues” is eigenlijk geen lijn naar Van Gogh te trekken
- dat beeld van kraaien op een weiland kan overal vandaan komen. Vooruit, dus
ook uit de schilderkunst misschien, maar al te waarschijnlijk is dat niet. Een
liedkunstenaar als Dylan, die zo te horen weinig energie in deze
halfgeïmproviseerde albumvuller heeft gestoken, leent of neemt zijn beeldtaal
toch vooral uit oudere songs. Joan Baez bezingt een zwarte kraai als metafoor
in haar “Fare Thee Well”, bijvoorbeeld (op haar debuutplaat Joan Baez, 1960). Kraaien vliegen
überhaupt langs in antieke folksongs, vooral in de zogeheten scaring songs, kinderrijmpjes die werden
gezongen door de jongens die de taak hadden om de vogels van het veld te jagen.
Zichzelf begeleidend met een houten klapper zongen ze liedjes als
Away, away, John Carrion Crow!
Your master hath enow
Down in his barley mow
Your master hath enow
Down in his barley mow
Bird boys heten ze, of crow keepers, en vanaf de negentiende
eeuw wordt scarecrow gangbaar, zoals
de ik-persoon in Dylans lied zichzelf ook noemt.
In andere oude ballades en verhalen hebben kraaien vaak een meer sinistere
bijrol; aan het eind van zo’n lied wordt het lijk van de hoofdpersoon gevoerd
aan de kraaien (in sommige varianten van “Fair Janet And Sweet William”,
bijvoorbeeld)
Voor de eerste vier coupletten geldt die herleidbaarheid nog in sterkere
mate. De opening Woke up this morning, waarop
Dylan hier lichtjes varieert, is natuurlijk al een bluescliché van jewelste.
Evenals de thematiek, die het vervolg van die openingsregel belooft: het wordt
een klaagzang van een verlaten minnaar.
Sommige exegeten denken daarom weer eens een autobiografische sleutel te hebben gevonden, en duiden de song dan als Dylans gejammer over het verliezen of het gemis van zijn geliefde Suze Rotolo.
Couplet twee, met standing at the side road en de empty wrist drukt dan zijn verlatenheid uit en het gevoel, buiten de tijd te zijn, couplet drie is het wanhopige smeken van Dylan om haar terugkeer en meer wanhoop in couplet vier,
Sommige exegeten denken daarom weer eens een autobiografische sleutel te hebben gevonden, en duiden de song dan als Dylans gejammer over het verliezen of het gemis van zijn geliefde Suze Rotolo.
Couplet twee, met standing at the side road en de empty wrist drukt dan zijn verlatenheid uit en het gevoel, buiten de tijd te zijn, couplet drie is het wanhopige smeken van Dylan om haar terugkeer en meer wanhoop in couplet vier,
Sometimes I’m thinkin’ I’m
Too high to fall
Other times I’m thinkin’ I’m
So low I don’t know
If I can come up at all
Too high to fall
Other times I’m thinkin’ I’m
So low I don’t know
If I can come up at all
… dat aansluit bij - weer - een doorgewinterd
bluescliché en halfjes varieert op Furry Lewis’ “I Will Turn Your Money Green”
(Been down so long it looks like up to me).
Alleen dat laatste couplet, dat kraaiencouplet, valt dan weer niet zonder hangen en wurgen in zo’n autobiografische Suze-interpretatie te wringen.
Alleen dat laatste couplet, dat kraaiencouplet, valt dan weer niet zonder hangen en wurgen in zo’n autobiografische Suze-interpretatie te wringen.
Al met al is het weinig vruchtbaar, de poging om versleuteld persoonlijk
leed van de dichter in een liedtekst als deze te zoeken. Heel veel liefde heeft
Dylan hierin sowieso niet gestoken. Rondom die bluesclichés voegt hij nog enige
technische foefjes toe - hier een gemakzuchtig binnenrijm (keurig aan het eind
van elk couplet; talk-walk,
tickin’-clickin’, day time-night time, low-know, funny-honey), daar wat
alliteratie (wand’rin’-wasted-worn, clickin’-clock),
maar vergeleken met de poëtische brille van een “To Ramona” of een “Spanish
Harlem Incident” stelt het allemaal niet zoveel voor.
Het lied is vermoedelijk uit de mouw geschud en geselecteerd voor Another Side Of om zijn
uitzonderlijkheid, om zijn non-conformisme - wat überhaupt een
selectiecriterium voor dit veelkleurige album lijkt te zijn. Vandaar ook de
switch naar piano, wellicht. De andere twee takes van “Black Crow Blues” zijn
met gitaarbegeleiding, maar dan klinkt het nog wat te gewoontjes, wat te zeer
naar “Corrina, Corrina” - de upgrade naar piano is inderdaad een geslaagde
vondst en voegt weer een extra kleurtje toe aan het eclectische Another Side Of.
Weinig fans, echter. Zelf speelt Dylan het na die drie takes nooit meer, en
de collega’s zijn ook niet al te happig. De onweerstaanbare Peter Case ruimt in
2011 zijn kelder uit en vindt daar tussen eigen afdankertjes en vrolijke
vingeroefeningen (het aloude “Milkcow Blues”, bijvoorbeeld) ook nog een prettig
pretentieloze, enthousiaste “Black Crow Blues” (The Case Files). Maar Peters liefde is wel oprecht; in 2019 speelt
hij het lied nog steeds, samen met gerespecteerd Dylanoloog Sid Griffin op het
podium in Engeland, en in 1992 koos hij het al in een Nederlandse radiostudio,
voor een 2 Meter Sessie.
Opgenomen in een piepklein studiootje op de Heuvellaan in Hilversum,28 kilometer van het
Van Gogh Museum. Half uurtje met de auto. Dichter bij Korenveld met kraaien is het lied nooit gekomen.
Opgenomen in een piepklein studiootje op de Heuvellaan in Hilversum,
Peter Case (2 Meter Sessies, 1992)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten