18b – The Basement Tapes
Uitgebracht: 7
januari 1975
Fotograaf: Reid Miles
Art-director: Bob Cato
Hoestekst: Greil
Marcus
Tijdens de zomer en herfst van 1967 namen Bob Dylan en
de muzikanten die zichzelf later The Band zouden noemen, meer dan honderd
nummers op tijdens informele sessies in West Saugerties, New York. Omdat de
meeste van deze opnames plaatsvonden in de kelder van het huis genaamd Big
Pink, werden de sessies The Basement Tapes genoemd.
"We hadden nooit gedacht dat het publiek hier ooit
iets van zou horen," zei Robbie Robertson tegen Uncut in 2016. "Het
was specifiek een songwriting ding. Bob wilde liedjes neerzetten voor andere
mensen om op te nemen. We speelden een song en hij zei dan: "Oh, dat zou
goed nummer zijn voor Ferlin Husky" of: "Misschien kan Ramblin 'Jack
Elliott daar iets mee." Het was pure fun.”
In januari 1975 geeft Dylan onverwacht toestemming om een
selectie van de opnames vrij te geven. Robbie Robertson wordt aangesteld om een
selectie van de nummers te maken en werkt eraan, samen met ingenieur Rob Fraboni.
Omdat er geen foto's bestaan van Bob Dylan met The
Band uit de periode van de opnames, moeten er nieuwe worden gemaakt. Er is
immers een portret nodig voor de hoes. Robertson meent dat de hoes van Underground, een album uit 1967 van
Thelonious Monk, de juiste sfeer weergeeft. De art-director van die Grammy
Award-winnende hoes is John Berg, die veel van Dylans albums heeft verzorgd. De
fotograaf: Reid Miles.
Reid Miles (1927-1993)
Wanneer omstreeks 1955 het modern jazzlabel Blue Note de
overstap maakt van 10” naar 12”, hebben ze iemand nodig om albumhoezen te
ontwerpen. Producent en fotograaf Francis Wolff vindt iemand die werkt voor het
tijdschrift Esquire: Reid Miles.
Hoewel de budgetten klein zijn, creëert hij een
"hippe" uistraling voor het label, werkend met de foto’s van Wolff of
gewoon "enkele buitensporige grafische afbeeldingen!", zoals hij het stelt.
Blue Note wordt de belichaming van modern, cool en progressief en Miles Reid één
van de eerste toonaangevend ontwerpers van albumhoezen.
In de jaren zestig raakt Reid zelf geïnteresseerd in
fotografie, met succes, getuige de hoes van Underground.
Einde 1974 neemt Robertson contact op met Miles en
vertelt hem wat hij op het oog heeft.
Reid vindt de perfecte plek voor de Basement Tapes-shoot in de kelder van de
Hollywood YMCA, op de hoek van Schrader en Selma. De stookruimte, met leidingen
en mechanische uitrusting alom, zorgt voor de juiste uitstraling.
De hoesfoto
Het idee was om de betrokken muzikanten te tonen, aangevuld
met een Fellini-achtige cast die personages uit de songs voorstellen; een Eskimo,
de dikke dame, een ballerina, een non, een buikdanseres ...
Omdat nergens wordt opgelijst wie wie is op de foto,
ontstaan speculaties dat mensen als Neil Young, Ringo Starr en Todd Rundgren
tot de betrokkenen behoren. Allemaal fout, zo blijkt.
De dwerg, die Tiny Montgomery voorstelt, is de acteur
Angelo Rossitto - beroemd van de films Freaks
(1932), Mad Max Beyond Thunderdome
(1985) en de hoes van Swordfishtrombones
van Tom Waits (1983).
Enkele vrienden zijn uitgenodigd om mee te “acteren”. David
Blue en Bob Neuwirth vergezellen Bob. The Band brengen John en Bill Scheele mee.
Bill is hun roadmanager en zijn broer John documenteerde de reünietournee van
1974 als fotograaf. Ed Anderson is hun opnametechnicus en Quinn the Eskimo wordt
uitgebeeld door William David "Charlie" Chin, wiens band Cat Mother
& The All Night Newsboys voor The Band opende tijdens hun eerste
NYC-optreden in Fillmore East, in 1969.
John Schleese vertelde in 2011 aan Jim Linderman:
"Dat was een surrealistische dag: tijdens de oorspronkelijke opnamen waren
geen camera’s toegelaten, dus dit was een bewuste poging om de sfeer van die
sessies weer te geven. Het bracht een ondeugende kant van Bob Dylan naar voren
- hoe hij zich een nieuwe identiteit kon aanmeten door een hoed op te zetten en
een kostuum aan te trekken. Achteraf gezien een kenmerk van zijn songs en
creatief werk. […]
We begonnen in een kamer met veel licht… met pooltafels
en zo, waar we ons konden omkleden en klaar maken.”
In een interview met Carol Caffin (gepubliceerd in BandBites, deel II, nr. 2, 2008), gaat
John hier verder op in: "Reid had kledingrekken meegebracht, een vooraf
ingestelde selectie zoals je zou doen voor een casting. Kleding die speciaal
was uitgezocht voor Bob of een van de andere jongens. Ik weet dat er speciale
verzoeken moesten bij zijn omdat Ed Anderson, verkleed was als Southern Belle. Dat
was erg leuk, omdat Ed lang en slungelig is - niet bepaald een aantrekkelijk
meisje. [Lacht]”
Bob trekt een rood en wit gestreept jasje aan, met een
zwart en grijs wervelpatroon in banden over de armen en borst. De jas is
gemaakt van een Indiaanse Cheumash-deken. Hij heeft het geleend van een
vriendin. In 2012 bood ze de jas aan om te worden verkocht via PFC Auctions. Daarbij
zat een herkomstbrief, waarin ze haar relatie met de songwriter beschrijft. In
die brief legde ze uit dat het jasje "... iets te klein voor hem was.
Terwijl hij de jas droeg, splitste Dylan de rug en de arm open, maar dit is
inmiddels hersteld.”
"Er werden allerlei kledingstukken aangepast",
vervolgt John. "Beneden nam ik niet meer veel foto's. Het was de fotoshoot
van Reid. Ik nam enkel wat foto’s terwijl ze zich klaarmaakten, een soort
documentaire-opnamen. Een paar foto's laten zien hoe Bob mensen aanwijzingen
geeft en ze in de scène plaatst. Reid had de basissamenstelling ruw geschetst,
maar Bob hielp iedereen om een pose aan te nemen, hetgeen bijdroeg aan het
surrealisme. "
Nadat Miles de foto's heeft gekozen die hij het beste
voor de hoes kon gebruiken, vernietigt hij de outtakes. "Hij had zijn
beste foto’s uitgekozen", legt John Schleese uit, "kleurendia’s in
dit geval - en stuurde ze naar Columbia. Zo hield hij de controle: "Dit
zijn niet alleen de beste opnamen, het zijn de enige opnamen."
Bob Cato, de art-director van de platenmaatschappij, plaatst
een foto aan de buitenkant van de uitklapbare hoes. Bob prijkt recht in het
midden van de voorkant, omringd door de leden van de band. De personages uit de
songs komen aan de achterzijde. Er is geen typografie aan de buitenzijde. De
titel van het album staat vermeld op een kartonnen doos, aan de voorzijde.
De tweede foto wordt gebruikt voor de binnenhoes, samen
met een tekst van, Rolling Stone journalist
Greil Marcus. De tekst biedt een wetenschappelijke, zij het enigszins
verwarrende analyse, die de liedjes in een historische context plaatst.
Hier is een wie is wie van de mensen die te zien zijn
op de buitenhoes van de elpee, van links-boven beginnend en verder in
uurwerkwijzerzin.
Achterzijde – vooral ingehuurde acteurs.
1. Ballerina
2. Streke man uit het circus
3. Degenslikker-vuurspuwer
4. Bob Neuwirth (met rood hemd)
5. William David Chin,
als Quinn the Eskimo
6. Non
7. De dikke dame, met Mrs. Henry T-shirt
8. Angelo Rossitto als Tiny Montgomery
9. Slapende clown
10. Buikdanseres
Voorzijde: muzikanten + vrienden
11. David Blue (in kleermakerszit, met bolhoed)
12. Levon Helm, klaar voor de Million Dollar Bash
13. John Scheele (met haar naar achter opgebonden en
snor), met fototoestel
14. Richard Manual (in
Royal Air Force uniform)
15. Bill Scheele (met hoed, baard en donkere bril)
16. Robbie Robertson (in uniform van het Rode Leger)
17. onbekende man
18. Garth Hudson (met tuba)
19. (opnametechnicus) Ed Anderson (in dameskledij)
20. Bob Dylan (met mandoline)
21. Rick Danko, met accordeon
"Naar mijn mening - en ik denk dat iedereen die er
was er zo over denkt - gaf het perfect
de sfeer van The Basement Tapes weer," meent John Schleese in 2014, "Die
circussfeer dook later ook op in de Rolling Thunder Revue. Bob droeg daarbij make-up,
had zijn gezicht wit geschminkt. Mensen kwamen en gingen. Hij voelde zich vrij
in de gedaante van zijn personage. Maar dat is altijd een element van Bob Dylan
geweest, op zijn hoezen en de wijze waarop hij poseert met een hoed, met maskers."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten