Van het kwartet afscheidssongs in de Suze-cyclus ( naast “Don’t Think Twice”, “Girl Of The North Country” en “Boots Of Spanish Leather”) is “One Too Many Mornings” de meest intieme, misschien de rijpste en in ieder geval de meest poëtische. In “Don’t Think Twice” klinkt Dylan bijwijlen nog puberaal verongelijkt en “North Country” en “Spanish Boots” hebben een weliswaar klassieke, maar ook een wat archaïsche en dus onpersoonlijke schoonheid. In “One Too Many Mornings” zitten we echter dicht op de huid van de verteller, die nu ‘s niet naar zijn geliefde in het verre Noorden of in the mountains of Madrid zwaait, maar hier, op deze drempel, nog eens naar haar omkijkt. De warmte van het zojuist beslapen bed is nog voelbaar, benauwend is de stilte van de vallende nacht, ik moet hier weg – nog een ochtend hier met z’n tweetjes zit er écht niet meer in. Dat ligt niet aan haar, troost de verteller grootmoedig: “You’re right from your side,” en het is voor ons allebei wel genoeg geweest, toch?
Elegant hoor. Maar niet heel eerlijk. Dylan rommelt al een tijdje met Joan Baez, Suze moet daar op een genante manier achterkomen en hij schrijft dit lied (vermoedelijk) als hij net weer een paar weken bij Baez in Californië gaat logeren.
Dat neemt allemaal niet weg dat “One Too Many Mornings” een meesterwerk is – als kunstwerk staat het uiteraard los van al dan niet dubieuze drijfveren en kleingeestige motieven van de kunstenaar. De evocatieve kracht van de openingszinnen plaatst ons in een filmscène, het prachtige “An’ the silent night will shatter / From the sounds inside my mind” waarmee de dichter innerlijke onrust verwoordt is een lyrische vondst van Rimbaud-niveau en het refrein heeft de vertrouwdheid van een oud spreekwoord.
Dylan draait desondanks lang om dit lied heen. Misschien vanwege de emotionele lading, of ook omdat het akkoordenschema en delen van de melodie wel erg op het titelnummer van de LP lijken. Hij beslist pas in laatste instantie om het toch maar wel op The Times They Are A-Changin’ te zetten (op een eerste proefpersing staat het nog niet), negeert het lied voor z’n Carnegie-optreden en ook in 1965 speelt hij het maar één keertje (in Engeland, voor een BBC televisie-opname). Pas vanaf 1966, dan nog in een drastisch opgeruwde versie, vindt het een vaste plek op de setlist en lijkt Dylan zelf de onverwoestbare schoonheid van het liedje langzamerhand te erkennen.
Aanvankelijk echter, in ’66 dus, koppelt hij muziek en tekst nogal opzichtig los. In het electrische arrangement is “One Too Many Mornings” een broertje van “Like A Rolling Stone”: opwindend, meeslepend en scherp – en spoort dus absoluut niet met de inhoud van de tekst. Illustratief moge de vocale bijdrage van Garth Hudson zijn; na elke …and a thousand miles zwijgt Dylan een maat lang, waardoor het uitgestelde …behind! van Hudson een bijna jubelende, extatische nadruk krijgt. Muzikaal een kippenvelmoment, maar lyrisch volstrekt misplaatst. De prachtige versie van de Basement Tapes (1967) bewijst dat The Band en Dylan in die jaren heus wel doorhebben wát de woorden vertellen, maar blijkbaar reserveren ze weemoed voor de beslotenheid van de Big Pink.
De sessies in ’69 met Johnny Cash lijden aan hetzelfde euvel; de woorden lijken van elke betekenis ontdaan en fungeren hoogstens als klankbijdrage – meer niet. Een studio-opname in New York, 1 mei 1970, toont aan dat Dylan de song in ieder geval niet meer los kan laten. En dat hij nog steeds zoekende is naar een vorm om recht te doen aan de kracht. Nog lukt dat niet helemaal: nu drijft het countryrock-arrangement het lied naar een wat plichtmatige gemoedelijkheid – en de harmonieuze samenzang is fraai, maar ontkracht wederom de poëzie. In 1976 zijn we er bijna. Electrisch, nog steeds, maar de melancholie keert eindelijk terug. Dat danken we misschien aan vergelijkbare privé-sores; nu brokkelt het huwelijk met Sara af. Het inspireert de dichter ook tot het toevoegen van enkele nieuwe regels, die eenzelfde berusting in het onherstelbare uitdrukken: “You’ve no right to be here / And I’ve no right to stay / Until we’re both one too many mornings / And a thousand miles away.” Na 1978 laat Dylan het lied dan nog ’s tien jaar rijpen, om het vanaf ’88 vrijwel altijd (semi-) akoestisch te spelen. Madison Square Garden, januari ’98, is een mooi voorbeeld van die (definitieve?) vorm. Droefgeestig, berustend en vooral: geïnspireerd.
Voor de vele, vele collega’s die “One Too Many Mornings” oppikken is het zoeken naar die definitieve vorm helemaal niet zo’n thema. In de jaren ’60 overheersen nog de up-tempo electrische adepten (Beau Brummels, The Association), maar daarna adopteert vrijwel elke cover dankbaar de melancholie en laat men de woorden het werk doen; meestal is de begeleiding sober, kaal, ondergeschikt bijna. Opvallend is ook geslachtspecifieke aantrekkingskracht; dit is een van de zeldzame Dylanliedjes waarbij de dames langs de zijlijn blijven staan. De paar zangeressen die zich tóch eraan wagen schieten mis (vooruit, Sophie Hunger doet het wel okee, 2012).
De mannen dus, dit keer. De Texaanse Dylanspecialist Jimmy LaFave onderscheidt zich, zoals wel vaker, met zijn unieke frasering (en beperkt zich ook al tot gitaar en harmonica), de Engelsman David Gray noemt zijn live-album A Thousand Miles Behind (2007) en levert daarop naast respectvolle versies van “To Ramona” en “Buckets Of Rain” een gevoelige, eenzame Mornings en Dylans generatiegenoot Jerry Jeff Walker verzorgt een bijna sentimentele countryvariant daarvan (1977).
Een andere generatiegenoot is Ronnie Hawkins, wiens begeleidingsband The Hawks later zal overstappen naar Dylan (en tot The Band zal worden omgedoopt). Zijn naamloze LP uit 1970 opent met een nogal vlakke “One More Night”, maar hij revancheert zich even later met de mooiste “One Too Many Mornings”. Hij glibbert eveneens gevaarlijk dicht langs de afgrond van het Tranendal, dankzij violen en harmonica vooral, maar met zo’n stem mag dat – vol en zwaar, en brekend op de juiste momenten.
One Too Many Mornings
Down the street the dogs are barkin’
And the day is a-gettin’ dark
As the night comes in a-fallin’
The dogs’ll lose their bark
An’ the silent night will shatter
From the sounds inside my mind
For I’m one too many mornings
And a thousand miles behind
From the crossroads of my doorstep
My eyes they start to fade
As I turn my head back to the room
Where my love and I have laid
An’ I gaze back to the street
The sidewalk and the sign
And I’m one too many mornings
An’ a thousand miles behind
It’s a restless hungry feeling
That don’t mean no one no good
When ev’rything I’m a-sayin’
You can say it just as good
You’re right from your side
I’m right from mine
We’re both just one too many mornings
An’ a thousand miles behind
3 opmerkingen:
Weer een goed geschreven en doordacht stukje. En natuurlijk ben ik het er weer niet mee eens! Ik vind de originele plaatversie wat timide en aarzelend, terwijl het lied tijdens de live 1966-versie juist begint te leven. De rusteloosheid van de muziek past juist uitstekend bij de tekst. Je zou kunnen zeggen dat het "you're right from your side and I'm right from mine" over de artiest en zijn publiek gaat. En het uitgestelde "behind" in het refrein zou toch juist kunnen betekenen dat iemand achterloopt? Maar al deze ideeen waren niet bij me opgekomen zonder je stukje, dus wederom bedankt!
Frans
One too many mornings live 1966: vocale bijdrage niet Garth Hudson maar Rick Danko.
Timide en aarzelend vind ik dan juist weer ontroerend, Frans - ik heb stiekem een veel sentimentelere inborst dan ik wil toegeven, dat zal het zijn.
Jouw 'behind' gedachte had ik nog niet bedacht, trouwens. Vervreemdende wortspielerei die eigenlijk best wel past, daar in de Basement.
Ach, Rick Danko natuurlijk. Niet de eerste keer dat ik die twee verhaspel, ärgerlich.
Thnx!
Een reactie posten