Ik ben vanochtend opgestaan met de anderen in mijn hoofd. Nog voor ik een eerste slok koffie tot mij kon nemen dacht ik aan de man die al ruim dertig jaar iedere dag na zijn werk Blonde On Blonde draait. Daarna volgde de rest.
Ik dacht aan de dichter die huilde toen hij voor het eerst "A Hard Rain's A-Gonna Fall" hoorde omdat hij zich realiseerde dat de fakkel was doorgegeven.
Ik dacht aan de jongen die na de aankondiging van Tell Tale Signs auto's ging wassen om het benodigde geld voor aanschaf bij elkaar te krijgen.
Ik dacht aan de jongeman die in 1965 "Like A Rolling Stone" voor het eerst op de radio hoorde en dacht dat er nooit een eind aan kwam.
Ik dacht aan de vrouw die voor haar eigen verjaardag een plaatje bij de radio aanvroeg - "I Want You" - omdat niemand anders dat voor haar deed.
Ik dacht aan de zoon wiens moeder een plaatje bij diezelfde radiozender aanvroeg, maar in dit geval draaide de radiomaker het verkeerde plaatje: "Hurricane" terwijl de moeder toch echt om "Mr. Tambourine Man" had gevraagd.
Ik dacht aan de man die niet naar "Most Of The Time" kan luisteren zonder geëmotioneerd te raken, maar zijn tranen dan weg slikt.
En zijn dochter dacht ik. Zijn dochter die hem begrijpt omdat ze weet waar het vandaan komt. Omdat ze het ook voelt, maar niet slikt.
Ik dacht aan de twee oudere dames in soepjurken, de handtassen tegen de borst gedrukt, in de Heineken Music Hall die genoten.
Ik dacht aan de leraar Engels die een heel jaar lang aan het eind van iedere les het eerste album van Traveling Wilburys draaide terwijl de leerlingen huiswerk maakten.
Ik dacht aan de man wiens oren het hebben begeven, maar die nog altijd naar de muziek in zijn hoofd luistert.
Ik dacht aan de Highway 61 dochters die allemaal op de foto moesten (en hun trotse vaders en moeders).
Ik dacht aan de eigenaren van Café Wha? en The Gaslight en al die andere tenten.
Ik dacht aan de vroege koffiedrinkers die de komiek in de muzikant hebben gezien.
Ik dacht aan de bussen die de muzikant van stad naar stad reden, jaar in jaar uit. En aan de chauffeurs die voor het einde van de encores de motoren al weer warm lieten draaien.
Ik dacht aan de vrouw op haar hurken gezeten in het gangpad van Ahoy, juni 1998, een exemplaar van Writings And Drawings opengeslagen op haar schoot terwijl "Desolation Row" door de hal schalde. Ik denk veel aan deze vrouw, al heb ik haar nooit gesproken.
Ik dacht aan de dokter, de advocaat en het opperhoofd die geen onderdeel zijn van een mop, maar van een lied.
Ik dacht aan de bakvis in Dont Look Back die haar droom zag uitkomen.
Ik dacht vooral aan die bakvis.
We willen allemaal onze dromen zien uitkomen.
Happy Birthday Mister D.
3 opmerkingen:
mooi Tom, x
Fijne variatie op gedicht voor Woody en toch in diepste zin origineel, een genot om te lezen
Schitterend stuk Tom. Ik heb met genot gelezen.
Een reactie posten