Toen John Wesley Harding uitkwam was ik bijna 20. Ik was al een aantal jaren Dylan-fan. Geworden via de uitvoering van A hard rain’s a gonna fall door Pete Seeger. Ik was (en ben) liefhebber van akoestische folk, maar volgde Bob Dylan’s keuze voor versterkte muziek met belangstelling. Feitelijk kwam ik door zijn keuze pas bij de popmuziek terecht. Eerst en vooral bij de rootsmuziek van The Band en vervolgens bij rock en pop in ’t algemeen.
Met een toenmalige vriend hield ik regelmatig luistersessies en wij analyseerden gretig Dylans teksten. Wij waren in hoge mate geschokt door de berichten over zijn motorongeluk en de gevolgen daarvan. Hij zou zijn nek gebroken hebben, nooit meer kunnen optreden, hij zou misschien zelfs al overleden zijn.
En toen, anderhalf jaar ofzo later, verscheen ineens JWH. Wij wisten niet wat wij hoorden. En zagen, op de hoes. Was dit werkelijk Bob Dylan? Had Columbia Records niet een stand in gebruikt, omdat de echte Dylan niets meer kon of er zelfs niet meer zou zijn? Niet alleen de stem, maar ook de muziek en teksten waren zo totaal anders. En wij waren niet de enigen die met dit soort gedachten zaten. Maar hoe dan ook waren we vanaf het eerste moment gegrepen door het kortdurende album met allemaal uitermate korte liedjes. Gegrepen door de schijnbare eenvoud en vooral ook gegrepen door de mystieke sfeer.
Intussen draai ik JWH zelden meer, hoewel ik het nog steeds een erg goede plaat vind. Hij is verdrongen door andere favorieten. Maar misschien moet ik ‘m weer eens uit de kast halen.
Peter
Geen opmerkingen:
Een reactie posten