I’ll Be Your
Baby Tonight (1967)
Ergens in het laatste deel van zijn trilogie Black Coffee Blues, in “Smile, You’re Traveling” (2000) bekent het
veelzijdige fenomeen Henry Rollins zijn liefde voor Sinatra, en dan specifiek
voor diens jaren 50-albums:
“Ik hou van die platen waarop hij helemaal depressief is, zoals In The Wee Small Hours, No One Cares, Where
Are You en Only The Lonely. Ik
hou van Sinatra omdat hij zijn hele leven lang fuck all you motherfuckers bleef zeggen en ondertussen het talent
had om dat te mogen zeggen. Hij bleef terugkomen, wat er ook naar zijn hoofd
werd gesmeten. Hij inspireert me enorm. Hij is als een zwaan. Sierlijk, maar
gemeen als je hem provoceert.”
Vijftien jaar later schrijft Elvis Costello een bijna identieke liefdesverklaring
in zijn autobiografie, in Unfaithful
Music & Disappearing Ink:
“Ik zat hele nachten diep in The Wee
Small Hours Of The Morning, No One
Cares en Only The Lonely, die
ongelooflijke serie intense ballad-albums die Sinatra had opgenomen voor
Capitol met Nelson Riddle.”
Dylan bekent diezelfde liefde iets indirecter, in Chronicles, als hij flink uitpakt om zijn ontzag voor de song “Ebb
Tide” te beschrijven: “De tekst was zo raadselachtig en kolossaal. Als Frank dat lied zong, kon ik alles in zijn stem horen - dood, God en het universum, alles.”
“Ebb Tide” staat op Kant 2 van Frank Sinatra Sings For Only The Lonely (1958) en sporen van dat album zijn door Dylans hele oeuvre te vinden. In songs als “Forgetful Heart”, “Dignity” en “Wallflower” resoneren woordkeus en songstructuur, Only The Lonely-songs als “One For My Baby (And One More For The Road)” en “Good-Bye” worden geparafraseerd in de Basement, in “Sign Language”, in “Scarlet Town” en in “Don’t Think Twice”, en met knip- en plakwerk is de klassieker “Blues In The Night” in zijn geheel te reconstrueren uit Dylans Verzamelde Werken.
“Blues In The Night” staat wel ergens vooraan in The Great American Songbook. Zelfs componist Harold Arlen, doorgaans een bescheiden man die niet op borstklopperij is te betrappen, wordt weer enthousiast als zijn biograaf Edward Jablonski naar dit lied vraagt: “I knew it was strong, strong, strong!” (Rhythm, Rainbow And Blues, 1996). Hij pakt zelfs, zeer ongebruikelijk, een flintertje krediet voor de tekst van Johnny Mercer:
“Vanaf de tweede strofe klonk het geweldig, maar die eerste twaalf maten was slappe hap. Op de derde of vierde pagina van zijn aantekeningen zag ik een paar regels - een daarvan was: My momma done tol' me, when I was in knee pants. Ik zei: "Waarom doe je daar niet iets mee?" Het was een van de zeer weinige keren dat ik zoiets aan John heb voorgesteld.”
(in Alec Wilder’s American Popular Song, 1972)
Het is ook een exceptioneel lied. Het wordt geschreven voor de film Hot Nocturne in 1941, maar na het succes van de song wordt de filmtitel veranderd in Blues In The Night. Een jaartje later wint het lied bizar genoeg niet de Academy Award voor Beste Song. Een van de vele onrechtvaardigheden in de geschiedenis van de Oscartoekenningen, maar het krijgt wel een staartje. Winnaar Jerome Kern (“The Last Time I Saw Paris”), die eigenlijk bekend staat als een competitieve, wat arrogante liedcomponist met een flink ego, schaamt zich. Als goedmakertje geeft hij Arlen een opmerkelijk, persoonlijk cadeau (de wandelstok van Jacques Offenbach) en hij zorgt ervoor dat de spelregels veranderd worden: vanaf 1943 moet een Oscargenomineerde song ook daadwerkelijk voor de film zijn geschreven. Kerns winnende “The Last Time I Saw Paris” was een oud lied dat min of meer toevallig, op het laatste moment, in de film Lady Be Good werd ingelast. Geen Oscarwinnaar, dacht Kern zelf destijds en hij was dus niet eens bij de prijsuitreiking aanwezig.
“Ebb Tide” staat op Kant 2 van Frank Sinatra Sings For Only The Lonely (1958) en sporen van dat album zijn door Dylans hele oeuvre te vinden. In songs als “Forgetful Heart”, “Dignity” en “Wallflower” resoneren woordkeus en songstructuur, Only The Lonely-songs als “One For My Baby (And One More For The Road)” en “Good-Bye” worden geparafraseerd in de Basement, in “Sign Language”, in “Scarlet Town” en in “Don’t Think Twice”, en met knip- en plakwerk is de klassieker “Blues In The Night” in zijn geheel te reconstrueren uit Dylans Verzamelde Werken.
“Blues In The Night” staat wel ergens vooraan in The Great American Songbook. Zelfs componist Harold Arlen, doorgaans een bescheiden man die niet op borstklopperij is te betrappen, wordt weer enthousiast als zijn biograaf Edward Jablonski naar dit lied vraagt: “I knew it was strong, strong, strong!” (Rhythm, Rainbow And Blues, 1996). Hij pakt zelfs, zeer ongebruikelijk, een flintertje krediet voor de tekst van Johnny Mercer:
“Vanaf de tweede strofe klonk het geweldig, maar die eerste twaalf maten was slappe hap. Op de derde of vierde pagina van zijn aantekeningen zag ik een paar regels - een daarvan was: My momma done tol' me, when I was in knee pants. Ik zei: "Waarom doe je daar niet iets mee?" Het was een van de zeer weinige keren dat ik zoiets aan John heb voorgesteld.”
(in Alec Wilder’s American Popular Song, 1972)
Het is ook een exceptioneel lied. Het wordt geschreven voor de film Hot Nocturne in 1941, maar na het succes van de song wordt de filmtitel veranderd in Blues In The Night. Een jaartje later wint het lied bizar genoeg niet de Academy Award voor Beste Song. Een van de vele onrechtvaardigheden in de geschiedenis van de Oscartoekenningen, maar het krijgt wel een staartje. Winnaar Jerome Kern (“The Last Time I Saw Paris”), die eigenlijk bekend staat als een competitieve, wat arrogante liedcomponist met een flink ego, schaamt zich. Als goedmakertje geeft hij Arlen een opmerkelijk, persoonlijk cadeau (de wandelstok van Jacques Offenbach) en hij zorgt ervoor dat de spelregels veranderd worden: vanaf 1943 moet een Oscargenomineerde song ook daadwerkelijk voor de film zijn geschreven. Kerns winnende “The Last Time I Saw Paris” was een oud lied dat min of meer toevallig, op het laatste moment, in de film Lady Be Good werd ingelast. Geen Oscarwinnaar, dacht Kern zelf destijds en hij was dus niet eens bij de prijsuitreiking aanwezig.
Dylan is een fan van tekstschrijver Johnny Mercer, en helemaal van dit
lied, hoewel hij in Chronicles nog
denkt dat het allemaal Harold Arlen is:
“Harold Arlen had "The Man That Got Away" geschreven en het
kosmische "Somewhere Over the Rainbow", ook al een nummer van Judy
Garland. Hij had ook veel andere populaire liedjes geschreven - het machtige
"Blues in the Night", "Stormy Weather", "Come Rain or
Come Shine", "Get Happy". In de liedjes van Harold hoorde ik
landelijke blues en folk muziek. Er was een emotionele verwantschap.”
Natuurlijk; Woody Guthrie, Hank Williams, Hank Snow zitten allemaal dieper
onder zijn huid, “maar ik ben nooit losgekomen van die bitterzoete, eenzame,
intense wereld van Harold Arlen.”
Tekstschrijver Johnny Mercer krijgt dus geen uitgesproken credits van de
bard, maar indirect meer dan eens. Uit dit lied, uit “Blues In The Night”,
herkent de Dylanfan
Now the rain's a-fallin'
Hear the train a-callin
Hear the train a-callin
…waarvan echo’s neerdalen in “A Hard Rain’s A-Gonna
Fall” en in “Dusty Old Fairgrounds”, het vierde couplet opent met
From Natchez to Mobile
From Memphis to St. Joe
From Memphis to St. Joe
…dat ook wel bekend mag klinken, en het refrein,
The evenin' breeze'll start the trees to
cryin'
And the moon'll hide it's light
When you get the blues in the night
Take my word, the mockingbird'll sing the saddest kind of song
He knows things are wrong, and he's right
And the moon'll hide it's light
When you get the blues in the night
Take my word, the mockingbird'll sing the saddest kind of song
He knows things are wrong, and he's right
…verklapt waarvan Dylan die atypische combinatie van moon en mockingbird uit
“I’ll Be Your Baby Tonight” heeft geleend (en die laatste regel komt ook wel
erg dicht in de buurt van “You’re Gonna Make Me Lonesome”, eerste couplet - when something’s not right, it’s wrong).
Samen met “Down Along The Cove” is “I’ll Be Your Baby Tonight” de vreemde
eend in de bijt op John Wesley Harding. Na
tien songs met mysterieuze, Bijbels aandoende, parabelachtige teksten als “All
Along The Watchtower”, “Drifter’s Escape” en “Dear Landlord”, sluit de plaat af
met twee onvervalste countryliedjes, allebei liefdesliedjes met eenvoudig
taalgebruik, simpele teksten zonder uitzinnigheden als barefoot servants, fairest damsels of obscure heiligen gehuld in massief
goud, én het zijn de enige liedjes op de plaat waarbij een steelgitaar
meespeelt (Pete Drake).
In terugblikken en overzichtsartikelen worden de songs vaak als
“overgangsliedjes” geduid, als overgang naar, of een soort strategische
aankondiging van, de country van de volgende plaat, van Nashville Skyline. Zelf gaat Dylan daarin niet mee, althans: niet
in de veronderstelling dat hij een vooropgezette strategie zou hebben, dat hij
ten tijde van John Wesley Harding al
ideeën over een volgende plaat zou hebben. Maar dat beide songs probleemloos op
Nashville Skyline zouden passen is
natuurlijk niet te ontkennen.
De twee laatste liedjes worden ook als laatste opgenomen, als laatste
geschreven en, anders dan de andere tien liedjes, ter plekke geschreven,
waarbij volgens Dylan muziek en tekst tegelijk kwamen - voor de overige songs
had hij de teksten ruim eerder geschreven.
De geest van Nashville, countryhoofdstad van de wereld, krijgt dus
eindelijk toch vat op Dylan. Ironisch, want Dylan zelf had de stad juist verlost
van dat stempel, door Blonde On Blonde op
te nemen in Nashville. Het voorheen heersende provincialisme en de
eenzijdigheid van de muziekscene vóór Blonde
On Blonde verwoordt de autobiograaf, terugdenkend, tamelijk kras in Chronicles:
“De stad was een zeepbel. Ze joegen Al Kooper, Robbie Robertson en mij
bijna de stad uit omdat we lang haar hadden. Alle liedjes die uit de studio's
kwamen, gingen toen over sletterige wijven die hun man bedriegen of vice versa.”
…en zo héél ver zit “I’ll Be Your Baby Tonight” daar niet vandaan.
Toegegeven, de tekst is vaag genoeg om te kunnen ontkennen dat hier overspel
wordt gepleegd. Met enige creativiteit zou je zelfs kunnen stellen dat de
bezongen Baby letterlijk een baby is,
dat Dylan een slaapliedje voor de anderhalf jaar oude Jesse Dylan schrijft.
Maar Ockham’s scheermes wijst naar de meest voor de hand liggende
interpretatie: een ik-persoon die zingt: “Ik zal vanavond jouw lief zijn,” is
niet de wettige levenspartner van de bezongene - maar een slut wife cheating on her husband or vice versa.
Volstrekt onbelangrijk, natuurlijk. “I’ll Be Your Baby Tonight” is een
prachtig liedje, met de glans van een onverwoestbare evergreen, wat ook vrijwel
meteen wordt onderkend door de frontstrijders van zowel de country- als de popwereld.
De grootmacht Burl Ives neemt zijn versie al in 1968 op, een paar maanden
na het verschijnen van John Wesley
Harding, voor het album The Times
They Are A-Changin’, waarop hij maar liefst vier Dylansongs covert (ook nog
“One Too Many Mornings” en “Don’t Think Twice It’s All Right” (Burl schrijft
het zonder komma). De covers zijn nogal omstreden. Producer is Dylankenner Bob
Johnston, die dus een paar maanden hiervoor nog het origineel heeft opgenomen,
de plaat wordt in dezelfde studio in Nashville opgenomen en de hoes vermeldt
geen muzikanten, maar het is wel waarschijnlijk dat de Nashville Cats Charlie
McCoy en Kenny Buttrey er ook weer bij zijn. Het is echter tamelijk gruwelijk
gearrangeerd, met kwelende violen, truttige dameskoortjes en een aanstellerig
praatzingende Ives. “I’ll Be Your Baby Tonight” is de uitzondering, en valt dan
nog mee - Burl zingt gewoon, de violen houden zich in. Het wordt terecht
uitverkoren als single en wordt zowel in Amerika als in Australië een
bescheiden hitje (respectievelijk nummer 35 en 28).
Net zo vlot erbij zijn Emmylou Harris, Ray Stevens, George Baker, Anne
Murray en nog veel meer artiesten; voor 1970, binnen twee jaar, heeft de halve
eredivisie de song al op het repertoire staan.
De populariteit neemt niet af, na 1970. “I’ll Be Your Baby Tonight” staat
ongetwijfeld hoog in een (niet-bestaande) lijst van Meest Gecoverde Dylansongs,
en wordt ook vaak als single gekozen. The Hollies, Judy Rodman, Bobby Darin,
John Walker (van de Walker Bothers), Blossom Toes… die lijst is ook al
eindeloos.
Het grootste succes heeft het gelegenheidsproject Robert Palmer & UB40,
dat in 1990 een flinke wereldhit scoort met een aardige, zoete reggaebewerking
van de song.
Dylans hart heeft waarschijnlijk een sprongetje gemaakt bij de cover van
Hank Williams Jr., de zoon van zijn grote held. Alleen om sentimentele redenen
echter - Hanks cover is onverdraaglijk gladjes. Onwaarschijnlijk, en veel
leuker is de vrolijke, cajunachtige meezinger die de ex-zanger van Deep Purple
Ian Gillan ervan maakt (op Gillan’s Inn, 2006).
Maar echte schoonheid, echte ontroerende kracht is niet zo heel vaak te
vinden. Voorlopig blijft dat beperkt tot twee bijna-perfecte meesterwerkjes die
beide ook iets uit het origineel weten te halen dat Dylan zelf maar half
bereikt.
De eerste, en eigenlijk wel de beste, is Norah Jones, de uitzonderlijk
getalenteerde dochter van Ravi Shankar, die ook al zo’n verpletterende “Heart
Of Mine” zingt. Haar “I’ll Be Your Baby Tonight” is zwoel, een beetje ordinair
en sexy - precies waarom het lied vraagt, dus. Op Stay With Me, 2003.
Nou vooruit, ex aequo eindigt Curtis Stigers, niet toevallig ook al uit de
jazzhoek afkomstig, met een cool swingende, lome jazzrenditie - live nog leuker
dan de studioversie (Real Emotion, 2007).
Kennelijk heeft Dylan de song, ondanks het onmiskenbare countrygehalte,
toch onderhuids met Wee Small Hours geïnjecteerd, een Blues In The Night erin verborgen die alleen door de echte
jazztalenten eruit gehaald wordt.
Ian Gillan:
Norah
Jones:
Curtis Stigers live:
Close
your eyes, close the door
You
don’t have to worry anymore
I’ll
be your baby tonight
Shut
the light, shut the shade
You
don’t have to be afraid
I’ll
be your baby tonight
Well,
that mockingbird’s gonna sail away
We’re
gonna forget it
That
big, fat moon is gonna shine like a spoon
But
we’re gonna let it
You
won’t regret it
Kick
your shoes off, do not fear
Bring
that bottle over here
I’ll
be your baby tonight
Geen opmerkingen:
Een reactie posten