Outlaw Blues (1965)
“Hij is een van de meest meeslepende blanke blueszangers ooit opgenomen,” ronkt de hoestekst op Bob Dylan (1962), en “hij is een uncommonly skillful guitar player.”
Vooruit, de zangkwaliteiten vallen misschien nog in de categorie beauty is in the eye of the beholder, maar “uitzonderlijk bekwaam gitarist”? Dat zal Dylan zelf toch ook wel met enige gêne teruggelezen hebben, en terecht.
De bluesmuziek, echter, is een grote, constante en blijvende liefde gebleken en daarover kunnen we het na meer dan een halve eeuw in ieder geval wel eens zijn. De liner notes op de opvolger The Freewheelin’, een jaar later, analyseren trefzeker dat Dylan al een flinke verandering sinds het vorige album heeft doorgemaakt, opgeschoven is naar de top van de folkbeweging, en voorspellen - midden in de roos - dat “er zeker nog verdere dimensies van Dylan” in de toekomst zullen volgen. Schrijver Nat Hentoff erkent echter ook dat de blues nog een plekje heeft kunnen vasthouden, naast het folkgeweld, met traditioneel klinkende nummers als “Down The Highway” en “Honey, Just Allow Me One More Chance”. Op de volgende platen en door de decennia heen blijft dat ook zo. Het bluesgehalte varieert, verdampt soms helemaal, maar keert altijd weer terug – de blues is intrinsiek bij Dylan, dieper verankerd dan bijvoorbeeld de folkmuziek.
Op plaat drie, The Times They Are-A Changin’ (1964), is er tussen al die finger-pointing songs voor de blues weinig plek, op opvolger Another Side Of kruipt het echter al weer terug en op Bringing It All Back Home schittert en schettert Dylans geliefde muziekstijl weer als herboren: de minstreel omarmt de elektriciteit, en daarmee de Chicago-blues. Het speelplezier spat er vanaf – en niet alleen van de blues. Dylan speelt niet alleen voor het eerst elektrisch, maar ook voor het eerst sinds zijn middelbare schooltijd weer met een band en heeft daarin hoorbaar erg veel plezier. “Outlaw Blues” is wat dat betreft een hoogtepunt. Rauw, onbekommerd en ongepolijst, met de rammelende uitgelatenheid van schooljongens in een garagebandje en de energie van de rhythm and blues over het eenvoudige bluesschemaatje van Robert Johnsons “When You Got A Good Friend” (waaruit de dichter ook de brown-skin woman meepikt).
De tekst is allesbehalve eenvoudig en dat is deel van de bijzondere charme van dit lied. De LP markeert sowieso het ontbloeien van de caleidoscopische tekstdichter Dylan (met de hoogtepunten Tambourine Man en It’s Alright Ma) en “Outlaw Blues” is daarvan een schitterende proeve. Associatief, halve en hele verwijzingen naar blueshelden (in het eerste couplet naar “Nine Below Zero” van Sonny Boy Williamson II, “Three O’Clock Blues” van B.B. King en, vooruit, een halve naar Muddy Waters), nonsensicale uitbarstingen, semi-biografische sluiertipjes en Americana. Het tweede couplet is de sterfscène van Jesse James, die bij het ophangen van een schilderijtje boven de bank door de lafaard Robert Ford in zijn rug werd geschoten, het derde couplet vrolijke flauwekul en in het vierde plaatst de poëet weer ’s een echte Dylanklassieker: don’t ask me nothing about nothing, I just might tell you the truth – de one-liner die samen met de zonnebril en de zwarte tand uit de ‘oerversie’ “California” is overgeheveld. In dat couplet vallen, met enige welwillendheid, wel wat lijntjes naar biografische weetjes te leggen, net zoals je je in de finale mag afvragen of dat misschien Joan Baez is, de dark-skin woman wier naam hij niet zal noemen. In de voorgaande jaren ging hij immers ook regelmatig bij haar in Californië logeren. Dun, maar in lijn met de mistige, ondoorzichtige nevelpoëzie waarin Dylan zich nog verder zal bekwamen, hierna. En passend bij de belofte die de meester in de hoestekst doet: I am about t sketch you a picture of what goes on around here sometimes. Een schetsmatige tekening van ongerelateerde flarden uit een onrustig, veelkleurig leven… ja, dat klinkt wel erg naar Dylans poëzie in deze jaren.
Aanstekelijk is het hoe dan ook. Ain’t it hard when you stumble is een geweldige openingszin en de stuwkracht van de simpele bluesriff blijft door de decennia heen onweerstaanbaar – het lied staat op vele setlists. Grace Slick pikt het al in ’66 op (voor Jefferson Airplane nog, met The Great Society), Dave Edmunds in de jaren ’70 (met Rockpile), Dream Syndicate in de tachtiger jaren, bij zowel Thin White Rope als The Radiators staat het lied in 1992 op de speellijst en Dylanvriend Jack White neemt “Outlaw Blues” met zijn White Stripes mee naar de 21ste eeuw. Geen van de covers heeft enige pretentie. De ruige garagesound is een Grote Gemene Deler en, hoewel altijd leuk, niemand verfrist het origineel. Een uitzondering is de studio-opname van The Morning Benders (op het schitterende tribuutproject Subterranean Homesick Blues, 2010). Zij trekken het lied strak in een langzaam, uitgekleed en dramatisch arrangement, voegen etherische achtergrondzang toe en produceren een macabere, onheilspellende versie. Heel anders, en heel geslaagd.
Outlaw Blues
Ain’t it hard to stumble
And land in some funny lagoon?
Ain’t it hard to stumble
And land in some muddy lagoon?
Especially when it’s nine below zero
And three o’clock in the afternoon
Ain’t gonna hang no picture
Ain’t gonna hang no picture frame
Ain’t gonna hang no picture
Ain’t gonna hang no picture frame
Well, I might look like Robert Ford
But I feel just like a Jesse James
Well, I wish I was on some
Australian mountain range
Oh, I wish I was on some
Australian mountain range
I got no reason to be there, but I
Imagine it would be some kind of change
I got my dark sunglasses
I got for good luck my black tooth
I got my dark sunglasses
I’m carryin’ for good luck my black tooth
Don’t ask me nothin’ about nothin’
I just might tell you the truth
I got a woman in Jackson
I ain’t gonna say her name
I got a woman in Jackson
I ain’t gonna say her name
She’s a brown-skin woman, but I
Love her just the same
Geen opmerkingen:
Een reactie posten