Emeritus hoogleraar Ira Martin Gessel (1951) is een gerespecteerd mathematicus, gespecialiseerd in combinatoriek en computerwetenschappen en een van de grondleggers van de baanbrekende en onbegrijpelijke quasisymmetrische functies. De eerste keer dat Gessel de kranten haalt heeft echter niets met wiskunde te maken. In 1970 richt de dan negentienjarige Ira CEPTIA op, het Committee to End Pay Toilets In America. Hij schuwt de grote woorden niet: “Zolang de natuurlijke lichaamsfuncties van een man of vrouw worden beperkt omdat hij of zij geen kleingeld bij zich heeft, is er geen echte vrijheid.”
Het is een bijzonder succesvolle grassroots-beweging, een activistisch burgerinitiatief, zoals er in die jaren wel meer bloeien. Vaak zijn die initiatieven ludiek en kortlevend, maar CEPTIA raakt een snaar. Het comité vergaart 1800 betalende leden (lidmaatschap kost 25 cent), brengt met regelmaat de nieuwsbrief Free Toilet Paper uit en sponsort de Thomas Crapper Memorial Award die wordt uitgereikt aan ‘de persoon die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de zaak van CEPTIA en gratis toiletten’. Drie jaar na de oprichting is het eerste grote bastion geslecht als het stadsbestuur van Chicago een verbod op betaaltoiletten afkondigt. New York, California en Ohio volgen en in juni 1976, als inmiddels twaalf staten een verbod hebben ingesteld, vindt het Committee dat zijn doel is bereikt en heft het zichzelf op. En inderdaad: tegen het eind van het decennium zijn de ruim vijftigduizend pay toilets vrijwel verdwenen uit de Verenigde Staten.
In 1967 kan de hoge nood buitenshuis alleen op fatsoenlijke wijze worden verlicht als je een dime, een dubbeltje op zak hebt en daarmee zijn we bij het leed van de verteller in “Please Mrs. Henry”:
Ik begin al te druppelen
Mijn stoelgang kraakt
Als ik nu verder loop
Gaat mijn kraantje lekken
Ik smeek u, Mrs. Henry
Ik lig op m’n knieën
En ik heb geen dubbeltje
Poep en pies, kortom. Keurige wetenschappers en nette onderzoekers noemen dat scatologisch of, nog mooier, koprolalisch en de grootste kunstenaars bezondigen zich eraan. Mozart is berucht. Sommige van zijn brieven staan dermate vol met ongecontroleerde vunspraat en boertige obsceniteiten, dat gegeneerde en gedistingeerde fans postuum dan maar het Gilles de la Tourette syndroom hebben gediagnosticeerd bij het Oostenrijkse genie. Zo onverdraaglijk is de gedachte dat een bewonderd genie zich willens en wetens tot dergelijke platvloersheden zou kunnen verlagen. Margaret Thatcher, bijvoorbeeld, verdraagt het niet, als ze door een bezoek aan Peter Shaffers Amadeus met die infantiele kant van Mozart wordt geconfronteerd. Regisseur Peter Hall wordt na afloop van het stuk ernstig berispt door de Iron Lady, die bepaald not amused is en Hall kortaf uitlegt dat Mozart ‘çould not have said that.’ Het leidt tot een Amadeuswaardige scène. Hall probeert te zeggen dat een en ander heus historisch correct is, onder andere gebaseerd op citaten uit Mozarts brieven, waarop Thatcher wel een weerwoord heeft: “Ik geloof dat u niet heeft gehoord wat ik zei. Hij kan dat niet hebben gezegd.”
De regisseur laat de volgende dag een exemplaar van Mozarts Verzamelde Brieven op 10 Downing Street bezorgen, wordt daarvoor ook hoffelijk bedankt door de private secretary, “maar het was zinloos; de Prime Minister had gezegd dat ik ongelijk had, dus ik had ongelijk.”
Het is voorstelbaar dat Peter Hall de sterke behoefte heeft gevoeld om Mozart KV 231 te laten opvoeren op de stoep van 10 Downing Street:
Leck mich im Arsch g'schwindi, g'schwindi!
Leck im Arsch mich g'schwindi.
Leck mich, leck mich,
g'schwindi
Thatchers onbehagen is vergelijkbaar met het gedraai van sommige Dylanologen en de wat preutsere exegeten. Blogger Tony Ling vindt het een hilarisch dronkemanslied van een zatlap die ‘God mag weten wat’ wil van zijn hospita, een misnoegde Tony Attwood hoort ‘zaken die we niet hoeven te weten’ en serveert het lied met enig dedain af en zelfs Greil Marcus besteedt in zijn zaligverklaring van de Basement Tapes, in Invisible Republic (1997) liever geen aandacht aan het lied en noemt de titel slechts zijdelings, als voorbeeld van de ‘random, often obscene humor’ waaraan Dylan en The Band zich óók schuldig maakten, daar in die kelder. Rolling Stone’s Jann Wenner maakt zich weer eens belachelijk door autobiografische diepgang te veronderstellen (‘het lied maakt duidelijk waarheen Dylan koerst omdat het over een man gaat die moeilijke tijden heeft gekend en nu hulp nodig heeft’). Sid Griffin weet niets met de liedtekst te beginnen, getuige de armzalige 125 woorden die hij aan een ‘interpretatie’ waagt, waarin hij dan ook nog drie keer het woord perhaps (misschien) en een keer might (zou kunnen) gebruikt, en ook intelligente publicisten als Oliver Trager (Keys To The Rain, 2004), Nigel Williamson (The Rough Guide, 2004) en Andy Gill (Don’t Think Twice, 1998) komen niet veel verder dan de observatie dat het een tamelijk nonsensicaal drinkemanslied is, en dat Mrs. Henry wel de barmeid zal zijn.
Dat nonsensicale klopt zonder meer. Hele passages zijn niets meer dan uitgelaten taalplezier, zoals die opsomming van als-vergelijkingen:
Ik kan drinken als een vis
Ik kan kruipen als een slang
Ik kan bijten als een kalkoen
Ik kan toeslaan als een woerd
Om nog maar te zwijgen van psychedelische kolder van tekstfragmenten als ‘Ik ben een gulle bom’ en ‘Ik heb teveel eieren gesnoven’. Een echo van die gesnoven eieren lijkt neer te dalen in Lennons klassieker “I Am The Walrus” (‘I am the eggman, they are the eggmen’).De lijntjes tussen Dylan en The Beatles waren in die zomer van ’67 niet meer zo heel kort (de eerste versie van “I Am The Walrus” is in september opgenomen), maar we weten wel dat The Beatles al vroeg kopieën van de Basement Tapes hadden en we horen George Harrison “Please Mrs. Henry” spelen tijdens de Let It Be-sessies. In het Playboyinterview in 1980 kijkt Lennon vrij uitgebreid terug op “I Am The Walrus” en komt Dylans invloed erop ter sprake:
Ik had meegemaakt hoe Allen Ginsberg en andere mensen die van Dylan en van Jezus hielden, maar door bleven emmeren over Hare Krishna. Het lied ging vooral over Ginsberg. Met de woorden ‘element’ry penguin’ bedoelde ik dat het naïef is om al ‘Hare Krishna’ scanderend rond te lopen of om blindelings op één afgod te vertrouwen. In die dagen schreef ik nogal wollig, à la Dylan.
En ook in zijn laatste interview (met Jonathan Cott voor Rolling Stone), drie dagen voor zijn dood, brengt Lennon Walrus weer even ter sprake, weer in combinatie met Ginsberg.
Net zo onbelangrijk, maar kennelijk toch prikkelend, is de vraag wie Mrs. Henry is. De hospita of een bardame, zijn de populairste duidingen. Maar ja, dan is het uitgangspunt wel dat Dylan een heuse handeling voor ogen heeft, dat de liedtekst een epische, vertellende kwaliteit heeft. Dat lijkt niet al te waarschijnlijk; daarvoor is de nonsensicale, Lewis Carrollachtige component te overheersend. Waarschijnlijker is dat de naam Mrs. Henry bij de speelse, associatieve Dylan omhoog floept omdat hij met een Mrs. Henry is getrouwd; als Dylan Sara ontmoet is ze nog getrouwd met Hans Lownds, wiens officiële naam Henry Louis Lownds is. Bij de Burgerlijke Stand staat ze dus geregistreerd als Mrs. Henry Louis Lownds. Een plaagzieke geest als Dylan laat de kans vast niet liggen, om met die naam op ongepaste momenten zijn geliefde Sara op de kast te jagen. “Mrs. Henry! Waar zijn mijn sokken!”
Onderbelicht bij alle interpretaties blijft de muziek bij het lied, maar de kracht daarvan ontgaat de collega’s niet. In 1970 wordt de eerste serieuze studio-opname gemaakt in Engeland, door Chris Spedding, de meest gevraagde sessiegitarist van de jaren 70. Zijn soloplaten, zoals dit Backwood Progression, hebben nooit veel succes, maar zijn “Please Mrs. Henry” is een zwalkende pubrocker, prettig chaotisch en licht anarchistisch – zoals het hoort, dus. Ongeveer in diezelfde tijd neemt Trials & Tribulations, een wat obscure rip-off van The Band, een strakkere, maar zeker zo aantrekkelijke cover op voor het debuutalbum, waarop overigens ook een andere Basement Tape, een erg leuke “Open The Door, Homer” is te vinden.
Eind jaren 70 is de song een vaste prik op de setlist van Cheap Trick, die er een uitgesponnen, tien minuten durende rock ‘n’ rollkraker van maken, waarop de mallotige, meesterlijke leadgitarist Rick Nielsen zich mag uitleven. Die versie is dan weer het sjabloon voor de woeste Crust Brothers, het hobbybandje van Pavement-voorman Stephen Malkmus. Hun trashy “Please Mrs. Henry” is een van de zeven Basementcovers op het enige album van de band, het live-album Marquee Mark uit 1997.
Maar uiteindelijk is het toch weer oudgediende Manfred Mann die de meest aantrekkelijke covers van de song weet te maken. Mann stoeit al in de oprichtingsfase van zijn Earth Band met het lied. Een schitterende, lome, nonchalant swingende aanloop is te horen op het historische document Odds & Sods (Mis-Takes & Out-Takes) uit 2005. De versie die uiteindelijk op het eerste album van Manfred Mann’s Earth Band belandt, is scherper en meer opgepept, en minstens zo aantrekkelijk – een van de hoogtepunten van die ondergewaardeerde plaat Manfred Mann’s Earth Band (1972) en een voorproefje van het granieten monument dat Manfred van die andere Basementsong, zijn eigen sixties-hit “The Mighty Quinn” weet te maken. Alcoholdoordrenkte meligheid is hieruit helemaal verdampt, en de ik-persoon lijkt noch aan hitsigheid, noch aan enige andere natuurlijke aandrang te lijden, maar de energieke, dwingende toon staat deze verteller ook prima.
Please, Mrs. Henry
Well, I’ve already had two beers
I’m ready for the broom
Please, Missus Henry, won’t you
Take me to my room?
I’m a good ol’ boy
But I’ve been sniffin’ too many eggs
Talkin’ to too many people
Drinkin’ too many kegs
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
I’m down on my knees
An’ I ain’t got a dime
Well, I’m groanin’ in a hallway
Pretty soon I’ll be mad
Please, Missus Henry, won’t you
Take me to your dad?
I can drink like a fish
I can crawl like a snake
I can bite like a turkey
I can slam like a drake
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
I’m down on my knees
An’ I ain’t got a dime
Now, don’t crowd me, lady
Or I’ll fill up your shoe
I’m a sweet bourbon daddy
An’ tonight I am blue
I’m a thousand years old
And I’m a generous bomb
I’m T-boned and punctured
But I’m known to be calm
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
I’m down on my knees
An’ I ain’t got a dime
Now, I’m startin’ to drain
My stool’s gonna squeak
If I walk too much farther
My crane’s gonna leak
Look, Missus Henry
There’s only so much I can do
Why don’t you look my way
An’ pump me a few?
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
Please, Missus Henry, Missus Henry, please!
I’m down on my knees
An’ I ain’t got a dime
Geen opmerkingen:
Een reactie posten