It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding) (1965) - door Jochen

It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding) (1965)

In oktober 2013 meldt The Mercury News uit San José dat het pand op 2066 Crist Drive, Los Altos, monumentenstatus is verleend. De Los Altos Historical Commission heeft unaniem besloten dat het huis met de aangebouwde garage van waaruit Steve Jobs zijn eerste Apples bouwde en verkocht een historical resource is en beschermd dient te worden.
Bijna museaal wordt het monument als veertien maanden later, in januari 2015, regisseur Danny Boyle toestemming krijgt om op locatie te filmen voor zijn verfilming van Walter Isaacsons biografie Steve Jobs (2011). De filmscènes die de embryonale fase van Apple vertellen, spelen dus ook werkelijk in de originele garage. Daarvoor moet het decor worden teruggetoverd naar 1976 en mede dankzij de huidige eigenaar, Steve Jobs’ zuster Patricia, lukt dat goed – Patricia was er immers bij, in die beginjaren, en werkte samen met medeoprichter Steve Wozniak en haar broer aan de assemblage van de eerste honderd Apple 1 computers. Met behulp van enkele foto’s en haar geheugen reconstrueert Patricia voor de filmploeg de uitdragerij die de garage destijds was. Bovendien kan ze de decorbouwers verblijden met authentieke attributen, zoals met de poster die tegen de achterwand hangt: een still uit het promotiefilmpje bij Dylans “Subterranean Homesick Blues”, de iconische voorloper van de latere videoclips.

Jobs’ fanatieke liefde voor Dylan is uitgebreid gedocumenteerd en in de film uit 2015 is Dylan dan ook een leidmotief. In kleine, onopvallende details, zoals die poster tegen de achterwand, en onverbloemd, zoals in scriptdialogen en in het afspelen van “Shelter From The Storm” over de aftiteling. Op de soundtrack staat behalve Shelter ook “Rainy Day Women #12 &35”, dat regisseur Boyle tegen de verwachting in laat klinken bij Jobs’ befaamde aankondiging van de Macintosh. Onverwacht, want Jobs (fantastisch gespeeld door Michael Fassbender) opent die aankondiging met het citeren van “The Times They Are A-Changin’”, voorafgegaan door een, helaas deels weggeknipte, discussie met John Sculley (Jeff Daniels) over de betekenis van dat lied. Daarbuiten zit er nog een song verstopt; uit een radio op de achtergrond horen we “Meet Me In The Morning” komen.
De vele Dylanverwijzingen zijn in lijn met het boek waarop deze film baseert. In de biografie komen Dylan, Dylanplaten, songtitels en Dylanverwijzingen een kleine honderd keer langs. Echte Dylanliefde, zoveel is wel duidelijk, en de anekdote over Jobs’ ontmoeting met zijn held is ook leuk, maar het meest onthullende weetje staat op de laatste bladzijde van het boek, op pagina 570:

Je moet jezelf altijd blijven vernieuwen. Dylan had eeuwig protestsongs kunnen blijven zingen en dan waarschijnlijk heel veel geld kunnen verdienen, maar dat deed hij niet. Hij moest door. En toen hij dat deed, door over te stappen op elektrische muziek in 1965, vervreemdde hij veel mensen van zich. (…) Dat is wat ik altijd heb geprobeerd – in beweging blijven. Want anders gebeurt er wat Dylan zegt: if you’re not busy being born, you’re busy dying.

Het is meer dan een zakelijk motto, het is een levensmotto voor Jobs en het werpt ook extra licht op die posterkeuze - de jonge Jobs ziet dagelijks Dylans cue card met de woorden GET BORN. En de sleutelzin uit The Times is voor hem dus ook “the present now will later be the past”, blijkt uit het script van grootmeester Aaron Sorkin. Die zin betekent dat je jezelf continu, doelbewust van het verleden moet ontdoen omdat het anders eveneens je heden wordt, zegt Jobs’ mentor Sculley. Ja! Precies! Dat is precies – je bent de enige die… God… dat is wat ik bedoel! schreeuwt de enthousiaste computernerd uit.
Die wijsheid zal met ijzeren consequentie een leidraad blijven voor de rusteloze vernieuwer Jobs.

Het busy being born-citaat uit “It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)” is een van de gietijzeren, onverwoestbare versfragmenten uit een van Dylans allergrootste meesterwerken en een van de vier regels die doordringen tot de citatenbundeling Columbia Dictionary of Quotations, tussen Shakespeare, John F. Kennedy en Mark Twain. Presidentskandidaat Jimmy Carter citeert het in zijn acceptatiespeech bij de Democratische Conventie in 1976 om zijn vooruitgangsdromen en toekomstvisie te illustreren, in 2000 noemt presidentskandidaat Al Gore het zijn favoriete quote, in de eenentwintigste eeuw kapen schrijvers van managementboeken, publicerende wetenschappers, journalisten en bumperstickerproducenten de kreet. He not busy being born is busy dying is doorgedrongen tot de collectieve culturele bagage.
Misschien ontspringt de oneliner aan Blind Willie McTells “You Was Born To Die” (1933), misschien zoemt zijn eigen ’stead of learnin’ to live they are learnin’ to die (uit “Let Me Die In My Footsteps”, 1962) in zijn hoofd rond – Dylan weet zelf ook niet waarvandaan deze regel, en überhaupt het hele lied, komt. Al ten tijde van de conceptie, in 1964, vertelt hij dat zijn manier van songschrijven is veranderd, maar repeterend is het woord unconscious, onbewust, dat hij al in relatie tot vroege songs als “Girl From The North Country” gebruikt en dat hij nog tot en met Blonde On Blonde kiest als hem om reflectie wordt gevraagd. In de jaren 70 raakt hij dat talent kwijt, vertelt hij in verscheidene interviews, en moet hij aan de bak om “bewust te doen wat ik vroeger onbewust kon”.
Misschien niet zo heel uitzonderlijk. Dat Dylan een magistraal meesterwerk als “It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)” zó jong, op zijn drieëntwintigste, kan produceren, lijkt onvoorstelbaar, maar is toch wel een kenmerk van geniale kunstenaars. Goethe schrijft zijn Werther als hij vierentwintig is, Picasso is vijfentwintig als hij met Les Demoiselles d’Avignon het kubisme uitvindt, Michelangelo houwt zijn David op zijn vijfentwintigste, net zo oud als Gershwin is als hij de Rhapsody In Blue componeert, Hergé begint de Kuifje-reeks als hij tweeëntwintig is, Rimbaud is amper negentien (!) als Un Saison En Enfer wordt gepubliceerd.
Maar gevoelsmatig blijft dat gegeven verbazen en ook de oude bard zelf kijkt nog in de eenentwintigste eeuw herhaaldelijk met ontzag terug op juist dit werk van zijn jonge zelf:

Het is moeilijk om aan zo’n standaard te voldoen. Je kunt het niet overtreffen - daar gaat het niet om. Lyrisch gezien kun je daar niet overheen, nee. Ik kan dat nummer nog steeds spelen en ik weet wat het kan doen. Dat lied werd geschreven met een honger die stenen muren kan neerhalen. Dat was de motivatie.

En een maand later, in november 2004, herinnert hij ook ongevraagd, in een interview voor de Rolling Stone, aan “It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)”:

Al die vroege songs zijn op bijna magische wijze geschreven. Ah… Darkness at the break of noon, shadows even the silver spoon, a handmade blade, the child’s balloon… Probeer maar eens om zoiets te schrijven. Het heeft een bepaald soort magie, en dan bedoel ik niet van die Siegfried and Roy magie. Het is een ander soort, indringende magie. En dat heb ik geschreven. Ooit kon ik dat. 

Magisch is inderdaad wel treffend. Overdonderend, is misschien nog wel een betere kwalificatie. De zanger ratelt een ritmisch spervuur van 667 woorden op een zeer basale melodie en een schraal akkoordenschema over de luisteraar heen. De dichter beperkt zichzelf tot een loeistrak rijmschema: elk couplet is AAAAAB, de B keert terug aan het eind van de volgende twee coupletten én aan het eind van het refrein. Tussendoor strooit de rijmkoning overvloedig met duizelingwekkende alliteraties, binnenrijm en assonanties, oneliners met de kracht van een aforisme en een overvloed van wat het Nobelprijscomité jaren later zou roemen als “zijn beeldrijke denkwijze”.
Het overdonderende daarbij is dat de dichter nergens in de valkuil loze rijmelarij valt.  Ook inhoudelijk is het werk meeslepend, monumentaal, Kunst met een hoofdletter, net als bijvoorbeeld “Chimes Of Freedom” of “A Hard Rain’s A-Gonna Fall” een eclectische collage van adembenemende beelden. Maar anders dan in die werken schetsen al die beelden hier niet één, veelgelaagd panorama. “It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)” is het mozaïek van een condition humaine. De luisteraar wordt meegevoerd langs de Grote Thema’s, langs existentiële angst, eenzaamheid, religie en commercie, moraal en schijnheiligheid, de waan van de dag en alledaagse onvrijheid. Verpakt wordt dat ook nog eens in tijdloze bewoordingen en majestueuze metaforen; het lied is vijftig jaar later niet minder actueel, scherp en doeltreffend geworden.

Bizar genoeg lijkt Dylan aanvankelijk niet echt door te hebben dat hij weer een song uit de buitencategorie te pakken heeft. Het lied staat er vrijwel in een keer op; op The Cutting Edge staat een korte, afgebroken take (we horen producer Tom Wilson na het eerste couplet, na vijfentwintig seconden, de opname afbreken omdat Dylan kennelijk te dicht op de microfoon staat). Die eerste aanloop wordt al weinig liefdevol ingezet. Tom Wilson kondigt “Gates Of Eden” aan, maar Dylan protesteert: I wanna do this other one first. Het intro is veel korter dan in de volgende, definitieve take en lijkt op “Blowin’ In The Wind”. Als hij dan wordt afgebroken lijkt de zanger alle lust te vergaan: I really don’t feel like doing the song and I have to do it, though. It’s such a long song. Wilson lacht. “Suit yourself, I’m with you – wat jij wil, ik sta achter je.”
Maar hij doet het dan toch maar wel. Gelukkig.



Glad ijs, voor de collega’s die zich aan een cover wagen. Such a long song, zó weinig melodie op een nogal karig akkoordenschema en de Glanzparade van de meester zelf – je moet wel erg zelfverzekerd zijn om te denken dat je nog iets kunt toevoegen aan het origineel.
Dat lukt dus ook niet. Pogingen genoeg, daar niet van. De bekendste is Roger McGuinns bijdrage aan Easy Rider (1969). Identiek arrangement, maar technisch beter gespeelde harmonica en gitaar, waardoor het in de buurt komt van de opwinding die het origineel kan losmaken – maar het mist dan de rauwe puurheid daarvan. De Zwitserduitse Sophie Hunger heeft een prachtige “One Too Many Mornings” op het repertoire en vertilt zich op de liveplaat The Rules Of Fire aan It’s Alright, Ma. Echter, een YouTubeversie van diezelfde Frau Hunger scoort beter. Pluspunten voor de erg creatieve, driedelige renditie en fantastische voordracht in het derde deel, minpunten voor het wat pijnlijke gegeven dat Sophie af en toe domweg buiten adem raakt (en het accent dat wel afleidt). Een beetje onwaarschijnlijk is Al ‘Year Of The Cat’ Stewart, live in 1970. Zijn geaffecteerde, door en door Britse upper-class accent geeft een onbedoeld komische, maar toch wel charmante twist aan de song. Nog onwaarschijnlijker is de licht zwoele, funky swingende versie, met violen, blazers en al, van Billy Preston uit 1973 (Everybody Likes Some Kind Of Music) – een cover met behoorlijk veel fans overigens, die het echter wel vaak als guilty pleasure wegzetten.
Dylanveterane Barb Jungr (Hard Rain, 2014) produceert een nogal schizofrene cover; prachtig getoonzet (schitterend orgel), irritant gearticuleerd gezongen coupletten, kippenvelopwekkende refreinen - zingen kan ze immers wel.
Artistiek gezien komt de meest interessante lezing van de kleurrijke, excentrieke New Yorker Franz Nicolay. De schrijver van het “beste reisboek van 2016” (New York Times over The Humorless Ladies Of Border Control) is aanstekelijk gek en verzorgt een toch respectvolle, tumultueuze mix van polka, punk en parodie voor het geslaagde tribuutproject Subterranean Homesick Blues: A Tribute To Bob Dylan's Bringing It All Back Home (2010). Nicolays cover riekt vooral naar anarchie – en dat zal zowel Steve Jobs als Bob Dylan wel bevallen.

It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)

Darkness at the break of noon
Shadows even the silver spoon
The handmade blade, the child’s balloon
Eclipses both the sun and moon
To understand you know too soon
There is no sense in trying

Pointed threats, they bluff with scorn
Suicide remarks are torn
From the fool’s gold mouthpiece the hollow horn
Plays wasted words, proves to warn
That he not busy being born is busy dying

Temptation’s page flies out the door
You follow, find yourself at war
Watch waterfalls of pity roar
You feel to moan but unlike before
You discover that you’d just be one more
Person crying

So don’t fear if you hear
A foreign sound to your ear
It’s alright, Ma, I’m only sighing

As some warn victory, some downfall
Private reasons great or small
Can be seen in the eyes of those that call
To make all that should be killed to crawl
While others say don’t hate nothing at all
Except hatred

Disillusioned words like bullets bark
As human gods aim for their mark
Make everything from toy guns that spark
To flesh-colored Christs that glow in the dark
It’s easy to see without looking too far
That not much is really sacred

While preachers preach of evil fates
Teachers teach that knowledge waits
Can lead to hundred-dollar plates
Goodness hides behind its gates
But even the president of the United States
Sometimes must have to stand naked

An’ though the rules of the road have been lodged
It’s only people’s games that you got to dodge
And it’s alright, Ma, I can make it

Advertising signs they con
You into thinking you’re the one
That can do what’s never been done
That can win what’s never been won
Meantime life outside goes on
All around you

You lose yourself, you reappear
You suddenly find you got nothing to fear
Alone you stand with nobody near
When a trembling distant voice, unclear
Startles your sleeping ears to hear
That somebody thinks they really found you

A question in your nerves is lit
Yet you know there is no answer fit
To satisfy, insure you not to quit
To keep it in your mind and not forget
That it is not he or she or them or it
That you belong to

Although the masters make the rules
For the wise men and the fools
I got nothing, Ma, to live up to

For them that must obey authority
That they do not respect in any degree
Who despise their jobs, their destinies
Speak jealously of them that are free
Cultivate their flowers to be
Nothing more than something they invest in

While some on principles baptized
To strict party platform ties
Social clubs in drag disguise
Outsiders they can freely criticize
Tell nothing except who to idolize
And then say God bless him

While one who sings with his tongue on fire
Gargles in the rat race choir
Bent out of shape from society’s pliers
Cares not to come up any higher
But rather get you down in the hole
That he’s in

But I mean no harm nor put fault
On anyone that lives in a vault
But it’s alright, Ma, if I can’t please him

Old lady judges watch people in pairs
Limited in sex, they dare
To push fake morals, insult and stare
While money doesn’t talk, it swears
Obscenity, who really cares
Propaganda, all is phony

While them that defend what they cannot see
With a killer’s pride, security
It blows the minds most bitterly
For them that think death’s honesty
Won’t fall upon them naturally
Life sometimes must get lonely

My eyes collide head-on with stuffed
Graveyards, false gods, I scuff
At pettiness which plays so rough
Walk upside-down inside handcuffs
Kick my legs to crash it off
Say okay, I have had enough
What else can you show me?

And if my thought-dreams could be seen
They’d probably put my head in a guillotine
But it’s alright, Ma, it’s life, and life only

Geen opmerkingen: