Things Have Changed (2000)
Chronocentrisme, wordt het genoemd, het zeer menselijke fenomeen dat men meent in een uitzonderlijke tijd te leven. Bij politici is het een chronische kwaal; die verwijzen bij elke discussie naar 'deze zware tijden', of 'deze onzekere tijden', en varianten daarop. Maar ook belezen intellectuelen trappen in de val. Een gewaardeerd filosofe als Joke Hermsen vindt brede instemming met haar geschrift "Stil de tijd" waarin zij stelt dat we tegenwoordig zo druk, druk, druk zijn en steeds minder tijd hebben – ook een idée fixe dat we onszelf al eeuwen wijsmaken. In élk tijdsgewricht verzuchten opiniemakers en trendsetters dat we in rare tijden leven, in onrustige tijden, dat de tijd vliegt en dat het moeilijke tijden zijn.
In 63 v. Chr. beklaagt Cicero de corruptie en de slechtheid van de moderne tijden met de befaamde uitroep O tempora, o mores, maar ook in de eeuwen daarna blijken die mores weinig tijdgebonden te zijn. Goethe slaat de spijker op zijn kop in zijn Faust. De grote dichter-denker ergert zich aan zijn verder gewaardeerde collega en oud-leraar Johann Gottfried Herder, die zojuist het begrip Zeitgeist heeft gemunt, en repliceert bij monde van de oude geleerde. Faust beleert zijn assistent als die over tijdgeest begint te zemelen:
Was ihr den Geist der Zeiten heißt,
Das ist im Grund der Herren eigner Geist,
In dem die Zeiten sich bespiegeln.
"Waar gij den geest der tijden leest, staat inderdaad des schrijvers eigen geest, die hen weerspiegelt in zijn regels," vertaalt Adama van Scheltema stijf statig, aan het begin van de twintigste eeuw.
Dylan volgt Goethe en deelt de kortzichtige visie dat we hulpeloos meedobberen op de golven van een autonome tijd niet. Wijzelf zullen de tijden veranderen, betoogt hij in '63, in "The Times They Are A-Changin'", het lied dat zo gelaten echoot in "Things Have Changed". In latere songs slikt de verteller commentaar op chronocentrale enggeestigheid in. De uitgebluste Ruby in "New Brownsvile Girl" mag dan verzuchten dat het harde tijden zijn, de verteller gaat er niet in mee. We leven in times where men commit crimes uit "Political World" is een moedeloze observatie van een cynische verteller die ziet dat de tijden noch de mensen wezenlijk veranderen, en bij "Floater" (2001) heeft de dichter de rijpheid bereikt om te concluderen:
They say times are hard, if you don't believe it
You can just follow your nose
It don't bother me—times are hard everywhere.
Het is een mooi, berustend aforisme uit een fraai, raadselachtig lied, maar het komt wel kort na die ene keer dat Dylan de "times" wél de schuld geeft van zijn onthechting, een jaar eerder in zijn Oscarwinnende meesterstuk "Things Have Changed". De zwalkende, verloren protagonist weet het ook niet meer, maar dat ligt niet aan hem: nee, de mensen zijn gek en het zijn rare tijden.
Het is een zijnstoestand waarin Dylans hoofdpersonen vaak verkeren, de verloren, droomachtige en lijdzame staat van onthechting. Die kennen we al van Tom Thumb, van de jongeman die naar Johanna verlangt, de drifter die ontsnapt, de ik-personen in "Watching The River Flow", "Going Going Gone" en "Simple Twist Of Fate", de gesprekspartner van Señor - en dat spoor gaat via "Mississippi" en "Things Have Changed" door tot diep in de eenentwintigste eeuw. Net als "Just Like Tom Thumb's Blues" hebben de meeste van die songs nog een epische kwaliteit, ze vertellen (flarden van) een verhaal. Hier nauwelijks. "Things Have Changed" is vooral lyrisch, verwoordt in ongerelateerde, poëtische beelden het onbehagen van een ontheemde, verdoofde verteller en daardoorheen rijgt de dichter mysterieuze observaties en half-bekende verwijzingen.
Het eerste couplet begint dan nog als een klassieke novelle, met de introductie van de hoofdpersoon, maar verwarrend is het meteen al. Hij is zorgelijk, heeft niets meer te winnen, noch te verliezen. Weliswaar hoeft hij slechts een vinger uit te steken voor zintuiglijk genot, maar kennelijk interesseert hem dat niet meer. Voor de beschrijving van zijn uiterlijk beperkt de verteller zich tot twee kenmerken: hij is blank en heeft assassin's eyes – de ogen van een sluipmoordenaar. Dat intrigeert ook al. Die metafoor wordt doorgaans gereserveerd voor sporthelden. De basketballegende Michael Jordan, bijvoorbeeld, heeft volgens zijn biograaf 'de blik van een sluipmoordenaar' en in de zomer van 2015 stelt voetbalcoach Steve McLaren van Newcastle United zijn nieuwe aankoop Aleksandar Mitrovic aan de pers voor: he's got assassin's eyes. Met slechts acht doelpunten van Mitrovic in dertig wedstrijden degradeert de club in mei 2016, dus dat viel wat tegen.
Dylans hoofdpersoon zal wel geen sportheld zijn, maar een man met een mysterieuze uitstraling. Hij heeft geen open, eerlijke blik, in ieder geval, en lijkt op de man die Angelina zoekt ("his eyes were two slits that would make a snake proud") en ook wel op Satan uit "Man Of Peace" ("both eyes are looking like they're on a rabbit hunt, nobody can see through him") of juist op de God uit "Durango" ("with His serpent eyes of obsidian"), Maar wellicht heeft Dylan gewoon even in de spiegel gekeken.
De film waarvoor Dylan het lied schrijft, Wonder Boys van regisseur Curtis Hanson, komt zijdelings langs, in het tweede couplet, en dan nog alleen maar indirect. Zó indirect dat het ook over een ander (film)personage zou kunnen gaan: Blanche DuBois uit A Streetcar Named Desire (Elia Kazan, 1951) met name. De slotwoorden don't get up gentlemen, I'm only passing through komen uit haar slotmonoloog, als de mannen in de witte jassen de nu volledig wezenloze Blanche afvoeren naar de inrichting.
Met enig duw- en trekwerk zijn er in de liedtekst nog wel wat analogieën met de doelfilm te vinden, maar meer dan een oppervlakkige inspiratiebron zullen de bekommernissen van de sappelende professor Grady Tripp (gespeeld door Michael Douglas) niet zijn geweest. Dat blijkt ook wel uit het dankwoord dat Dylan uitspreekt bij de Oscaruitreiking: "Dit lied draait er bepaald niet omheen en sluit zijn ogen niet voor de menselijke aard." Dylanesque nevelpraat, weer. De liedtekst staat juist bol van verhullend taalgebruik ("some things", "so much", "things have changed", "lot of other stuff" enzovoort) en duistere beeldspraak. "Ik loop al veertig mijl over een slechte weg" (schrijft Dylan in het veertigste jaar na zijn eerste plaatopname). Hem overvalt een gevoel alsof hij een aanbeden dame in een kruiwagen wil zetten (?). De "volgende zestig seconden zullen een eeuwigheid duren" (zingt de zanger exact zestig seconden voor het einde van het lied).
En de ultiem raadselachtige versregels van de laatste middle-eight, over ene Mr. Jinx en Miss Lucy die in een meer zijn gesprongen. Mr. Jinks is de kat in de tekenfilmserie Pixie and Dixie, de beagle die Dylan tijdens de Rolling Thunder tour koopt, noemt hij Miss Lucy. Die weetjes helpen niet. Een jinx is een soort vloek die de vervloekte behept met een constante stroom van kleine ongelukjes en pech, of ook wel de naam voor een persoon die ongeluk brengt – dat past dan al beter.
En Miss Lucy? Dylan kent Miss Lucy uit het lied "Miss Lucy Long", een lied uit de negentiende eeuw dat in de blackface minstrel shows wordt gezongen en Eric Lott ook in zijn "Love & Theft" analyseert, in het boek dus dat Dylan in deze periode op zijn nachtkastje heeft liggen. Deze Lucy springt weliswaar niet in het meer, maar ook met haar loopt het niet goed af. Ze heeft een grote mond en wordt daarom geruild voor een zak maïs.
Duidbaar of niet, ook de ondoordringbare versregels dragen bij aan dat ene beeld dat oprijst uit het lied: de avondschemering van een uitgeblust mensenleven, dat Dylan op vergelijkbaar grootse wijze in dat andere monument, "Not Dark Yet", heeft geschilderd. Beeldspraak als 'wachten op de laatste trein' en 'het hoofd al in de strop' is dan niet per se overdonderend, maar wel effectief. Onderscheidend echter zijn de filosofische oneliners. "All the truth in the world adds up to one big lie" heeft eenzelfde duistere, sombere schoonheid als "my sense of humanity has gone down the drain" uit "Not Dark Yet", zoals ook de meesterlijke, melancholische stokregel "I used to care, but things have changed" een echo is van "I just don't see why I should even care" uit datzelfde lied.
Begeleid wordt de lamento door een stuwende, bijna swingende muziekpartij met een hoog meehumgehalte. Degene die het meest vrolijk zal meehummen is Marty Stuart, die de song heeft geschreven waarvan Dylan de melodie, de shuffle en de kleur heeft gestolen: "Observations Of A Crow" van zijn album The Pilgrim.(1999). Gevoelig ligt dat niet, zoals blijkt uit Marty's woorden in een interview met Jim Beviglia van American Songwriter, september 2014. Stuart vertelt hoe hij in 1999, kort voor de opname van "Things Have Changed", een avondje optrekt met Dylan:
"Ik nam hem mee naar de opslag waar ik al mijn country memorabilia bewaar," vertelt Stuart. "Bob zei: 'Hee, ik vind die Crow-song van jou leuk. Misschien ga ik er wat van gebruiken.' Ik zei, nou vermoedelijk heb ik het zelf toch al van jou gejat. Dus ga je gang."
Ongebruikelijk voor Dylan zijn de vele middle-eights; de meester laat de brug maar liefst vier keer spelen. Dat verveelt niet – het is inderdaad een prachtige brug – zoals überhaupt het hele lied blijft boeien. Het staat inmiddels ook al in de top 20 van meest gespeelde songs – met een kleine zevenhonderd uitvoeringen heeft een trotse Dylan het inmiddels al vaker gespeeld dan "The Times They Are A-Changin'".
Erg veel vermeldenswaardige covers zijn er niet, maar tussen die paar pogingen schitteren wel een paar parels. De meeste collega's extrapoleren de jazzy elementen van het origineel, met walking bass en brushes, en kiezen voor het slenterende tempo dat Dylan bij zijn live-uitvoeringen alweer heeft verlaten. Doorgaans kom je dan op het territorium van J.J. Cale terecht. Dat geldt in elk geval voor de prachtige versie van laatbloeier Grant Peeples, op Prior Convictions uit 2012. Pure swingjazz produceert het hobbyprojectje String Swing van de Zweedse jazz-zangeres Josefine Cronholm (Waiting for the Good Times, 2008, met een magistrale gitaarsolo á la Wes Montgomery), maar Cronholm haalt het niet bij haar superieure collega Barb Jungr. Jungr blijft tot op de dag van vandaag onvermoeibaar het Bob Dylan Songbook vertolken en wordt nog steeds elke dag beter. Haar al in 2002 opgenomen versie van "Things Have Changed" is ook boeiend, en onderscheidend bovendien: Jungr maakt er een tango van.
De vooralsnog fraaiste cover komt van een andere jazzgrootheid, van Curtis Stigers. Zijn Don't Think Twice uit 2003 is ook al een van de mooiste vertolkingen van die evergreen, en met "Things Have Changed" (Let's Go Out Tonight, 2012) herbevestigt hij zijn klasse. Briljante, onderkoelde productie met tientallen kleine, liefdevolle verrassingen in het arrangement, en daaroverheen de voordrachtskunst van Stigers; het is een versie die zomaar naast het origineel mag staan.
Marty Stuart - "Observations Of A Crow": https://youtu.be/Kr7rst4jEY0
Curtis Stigers: https://youtu.be/8O0x-v2XoW4