negenenzeventig is een klote leeftijd - een open brief aan Bob Dylan

Mister D.,

 

Allereerst gefeliciteerd.

Negenenzeventig is een klote leeftijd. Men kijkt niet naar wat er is, maar naar wat er komen gaat: tachtig. “Zo, bijna tachtig” krijg je dan te horen, alsof het feit dat je over een jaar die leeftijd bereikt een prestatie is. Een grotere prestatie dan negenenzeventig of eenentachtig worden. Ouder worden is geen prestatie. Het gaat vanzelf zolang er geen onvoorziene zaken in de weg staan.

Vandaag start VPRO met een podcast-serie. Zesentwintig afleveringen komen er. Iedere twee weken een aflevering. Die serie is een opmaat naar volgend jaar, naar de tachtig.  

Negenenzeventig is een klote leeftijd. Het draait alleen maar om de tachtig die er aan zit te komen.

 

Het is vroeg, ik kan niet meer slapen. Niks ernstigs, simpelweg genoeg rust gehad. Ik dacht, ik schrijf een verjaardagkaartje, al weet ik nu al dat wat ik schrijf niet op één kaartje zal passen.

Mijn gedachten cirkelen vanochtend steeds terug naar twee zaken. Het eerste is een dichtregel van Allen Ginsberg:

 Mouth drawn in, his false teeth in a dish, he turned his head round looking up at Peter to smile ruefully, “Don’t ever grow old.”

 Het tweede is een verzuchting van mijn vader, kunstgebit, gehoorapparaten in: “ik weet dat ik 76 ben, maar ik voel mij 24.”

Leeftijd is niks.

Misschien moet ik er een derde gedachte bij proppen, regels uit “Sitting On A Barbed Wire Fence”:

 She's makin' me into an old man

And man, I'm not even twenty-five

 Leeftijd is maakbaar. Het zegt niks.

 

Goed, Rough And Rowdy Ways komt er aan. Jij en ik weten nu al dat recensenten zullen opperen dat dit je laatste stuiptrekking zal zijn. Ze zullen er aanwijzingen voor vinden in de songs op het album. Zo ging het ook met Time Out Of Mind, met Triplicate en natuurlijk met Tempest. Ik geloof niet in de laatste-stuiptrekking-theorie. Fuck die theorie.

Drie songs heb je vooruit gestuurd. Sterke songs, stuk voor stuk. Maar van die drie is het vooral “I Contain Multitudes” die me hoopvol stemt. Iets in mij zegt dat het geen toeval is dat dit de openingstrack van Rough And Rowdy Ways is. Een album openen met een song waarin de zanger zegt uit multitudes, uit menigten te bestaan schept de verwachting dat iedere song vanuit een andere ik, vanuit een ander individu in de menigte is geschreven.

Klinkt dat logisch? 19 juni weet ik het. Althans, vanaf die datum kan ik gaan ontdekken of het zo is. Het zal meer tijd kosten dan één keer luisteren om tot de conclusie te komen dat ik er helemaal naast zat (of niet).

 

Bij de aankondiging  van een nieuw album denk ik altijd gek genoeg ook aan de fans Dylan-fanaten die het album niet meer gaan horen. Ook nu weer, na de aankondiging van Rough And Rowdy Ways dacht ik aan Bert van de Kamp, aan Martin Bril, aan John Bauldie en nog enkele liefhebbers die te vroeg zijn overleden.

Ik realiseer mij nu, nu ik het heb opgeschreven, dat een term als “Dylan-fanaten” een gruwel voor je moet zijn. Ik heb overwogen om het te schrappen, te vervangen door een ander woord. Maar welk woord dan? Eerst stond er “fans”, dat is een woord waar ik jeuk van krijg. Ik heb het geschrapt. Er is geen goed alternatief.

 

Is het toeval dat Rough And Rowdy Ways verschijnt in een periode waarin het onmogelijk voor je is om van concertzaal naar concertzaal te trekken, of heeft die onderbreking in het rusteloze reizen rond de wereld er voor gezorgd dat je tijd had om dit album te schrijven en op te nemen?

 

Het is een vreemde tijd.

Na ruim drie decennia rusteloos touren – ik houd 1988 maar even als startpunt aan – valt het stil. Dat moet wennen zijn. Het patroon is doorbroken, er ontstaat ruimte, tijd. Misschien ook jeuk, onrust. De behoefte om te doen wat al zo lang gedaan wordt.

Natuurlijk is het op dit moment niet het belangrijkste en toch vraag ik het me af: is er nog een weg terug naar het podium?

Ik stap in de valkuil, ik kijk vooruit terwijl ik in het nu moet zijn. Wat zei Lao Tse ook al weer? Ik weet het niet meer precies, maar het kwam ongeveer hier op neer: wie in het verleden leeft, leeft met verdriet over wat geweest is, wie in de toekomst leeft, leeft in angst voor wat komen gaat. Alleen wie in het nu leeft kan echt gelukkig zijn.

Misschien is dat de beste manier om het jaar van de negenenzeventig door te komen: leven in het nu.

Bladiebla, alsof ik de antwoorden heb. Die heb ik niet. Ik klets maar wat uit mijn nek. Wat weet ik nou van negenenzeventig? Ik ben niet eens vijftig, misschien zelf nog wat nat achter de oren.

 

Terwijl ik dit schrijf, luister ik naar The McPeake Family. Die plaat heb ik onlangs gekocht. Ik heb lang gezocht naar muziek van de McPeakes, eigenlijk sinds ik je lovende woorden over hun muziek las in een interview met Bono uit 1984. Ik heb dat interview er net weer even bij gezocht en zag dat dit niet het enige 1984-interview is waarin The McPeake Family ter sprake komt.

At Home With The McPeakes heet die plaat. Veel songs op dat album worden met enkele woorden ingeleid door Francis McPeake, de pater familias, neem ik aan. Het heeft wel wat, die muziek. Muziek die ik nooit ontdekt zou hebben zonder dat 1984-interview.

Gelijk met die plaat van The McPeake Family heb ik albums gekocht van Barbara Dane, Bob Gibson en Ian & Sylvia. Allemaal platen die ik nooit gekocht zou hebben als ik niet bekend zou zijn met jouw muziek en muzikale voorkeuren.

In de zaak waar ik die platen kocht trok een jonge griet – ik schat nog geen 20 – The Freewheelin’ Bob Dylan uit een van de bakken met platen. Ik kon het niet laten om haar te zeggen dat dat een goede plaat is. Ze twijfelde over de aanschaf. Haar vriendin wees op Suze op de hoes en vroeg: “dat is toch z’n ex?”. De dames zijn uiteindelijk zonder Freewheelin’ vertrokken, ondanks mijn promotiepraatje. Ergens in de toekomst gaan ze wel een keer overstag. Ergens kopen ze hun eerste Dylan en zijn ze verloren.

Dochterlief, veertien jaar, kocht een aantal maanden geleden een verzamelaar van je songs. Ze is overstag. Gisteren kwam ze thuis met Street Legal. Verder luistert ze onder andere naar The Beatles, Sam Cooke en Buddy Holly. Die laatste moet je goed doen.

Ik hoop dat er weer ruimte komt om te touren. Dat geeft mij de mogelijkheid om dochterlief een keer mee te nemen naar een concert. Dat is egoïstisch, ik weet het. Dat zijn liefhebbers altijd. Die willen meer. Het zijn vooruitkijkers. Ze zien niet wat er al aan platen in de kast staat, ze zien de lege plekken waar de nog te maken platen moeten komen te staan. Ze zouden Schopenhauer moeten lezen. Laat er geen misverstand over bestaan, ook ik ben zo (en ik schaam mij, nu ik dit zo opschrijf).

 

Als de plaat van de McPeakes is uitgedraaid, gaat Elvis Costello onder de naald. Die plaat heb ik al jaren niet meer gedraaid, ik heb het stof net van de hoes moeten blazen.

Even terug naar 1978, naar dat eerste concert in Nederland. Ik heb ergens gelezen dat je na de aanschaf van een flinke stapel toegangskaarten voor Costello’s concert in Carré op 22 juni ’78 uiteindelijk toch maar niet naar dat concert bent gegaan. Costello was behoorlijk pissed off, schijnt. Daarna hebben jullie een aantal keer samen op een podium gestaan. Zo kwaad was Costello dus niet (of hij is zeer vergevingsgezind).

Waarom intrigeren dit soort maffe weetjes mij?

Costello heeft natuurlijk ook nog meegewerkt aan Lost On The River: The New Basement Tapes. Sympathiek project waarvan ik het resultaat weinig draai, moet ik bekennen. Ik mis de stem van de auteur in die opnamen.

 

Afgelopen week schreef Matthijs van Nieuwkerk in de krant over die dag in 2019 waarop hij als een bakvis in de buurt van je tourbus wachtte in de hoop een glimp op te vangen. Ik moet bekennen net zo’n bakvis te zijn. Ergens schaam ik me daar voor en toch kan ik het ook weer niet laten. In 2015 heb ik achter Carré in Amsterdam uren op enkele meters van de tourbus gestaan in de hoop een glimp op te vangen. Al snel werden er schermen tussen de uitgang van de bus en de ingang van Carré gezet. Uitgerekend op het moment dat ik even met mijn ogen knipperde meldde mijn vrouw enthousiast een witte gymschoen onder een van die schermen gezien te hebben. Dat moest jouw schoen zijn, zo wisten we zeker. Het was een flits, ik heb ‘m gemist. Daar ben ik inmiddels al wel bijna overheen. Op een gegeven moment moet je zo iets ook los kunnen laten.

Bovendien heb ik altijd 2003 nog. In dat jaar verliet ik direct na het concert de zaal om nog in trance van het gehoorde de straat over te steken waardoor ik bijna werd overreden door die zwarte tourbus. Het is dat mijn vrouw mij bij mijn schouder pakte anders had ik er onder gelegen. Ik zag mijn leven niet voorbij flitsen. ik kon alleen maar denken: “zo dichtbij ben ik nog nooit geweest”.

ik geef het toe, ik ben een bakvis. Ik heb wel meer bakvis verhalen, maar ik schaam mij te zeer om ze op te schrijven.

 

Stop. Ik moet eerlijk zijn. Niemand dwingt mij daartoe, ik vind dat zelf. Ik heb een deel van het Carré-verhaal verzwegen omdat ik me er te zeer voor schaam. Open kaart. Gaat ‘ie:

Ik was, samen met mijn vrouw, ruim voor aanvang van het concert in de buurt van Carré. We zagen de tourbussen aan komen rijden door de smalle straten die naar de achterkant van Carré leidden. Er was verder niemand in de buurt. Ik trok een sprintje richting de uit de andere richting komende bussen en sloeg op het moment dat jouw bus stapvoets de bocht maakte met mijn vlakke hand tegen de zijkant. Een aantal malen. Ik hoopte – denk ik – op aandacht, op een reactie.

Ik schaam mij er nu diep voor. Het is niet het gedrag dat hoort bij een volwassen man. Het is rechtvaardig dat ik enkele uren later die glimp van een gymschoen gemist heb die mijn vrouw wel heeft gezien. Het is de straf voor mijn wangedrag.

Ik ben af en toe een bakvis en dan niet de leuke variant.

 

Goed concert was dat trouwens, de laatste avond Carré, 2015. Mocht er ooit overwogen worden een (recent) concert uit te brengen, overweeg dan dit concert.

Ooit overwogen om, net als The Grateful Dead, opnamen van concerten die niet officieel zijn uitgebracht vrijelijk te laten circuleren onder de liefhebbers? Ik heb de indruk dat dat voor The Grateful Dead goed werkt, misschien zelfs wel stimulerend werkt voor de verkoop van officiële releases, dus waarom niet?

 

Inmiddels heb ik de plaat van Costello afgezet. Goede muzikant hoor, daar niet van, maar op een gegeven moment weet ik het wel. Ik word niet in zijn muziek gezogen zoals ik wel in bijvoorbeeld Planet Waves wordt gezogen. Die plaat ligt nu op de draaitafel.

Hoe lang is het geleden dat ik Planet Waves voor het eerst hoorde? Ik weet het echt niet meer. Ik kocht die plaat lang geleden, maar ook wel weer vele jaren nadat ‘ie officieel uitkwam. Toen die plaat verscheen, was ik slechts enkele maanden oud en luisterde ik nog niet naar muziek. Hooguit naar de liedjes die mijn moeder zong. Zong ze? Ik weet het niet meer.

Enfin, ik kocht Planet Waves lang geleden van het geld dat ik met een weekendbaantje verdiend had. Thuis legde ik het album op de draaitafel, maar wat ik ook deed, het plateau van de platenspeler wilde niet draaien. Defect en geen geld om het ding te laten repareren of te vervangen. Ik heb Planet Waves ruim een half jaar in huis gehad zonder de plaat te kunnen beluisteren. Iedere keer pakte ik die plaat weer uit de kast om te staren naar de hoes. Ik kende iedere vierkante centimeter van de hoes als de binnenkant van mijn broekzak voor ik ook maar één noot van dat album hoorde.

Inmiddels zijn we vele jaren verder en kan ik ook iedere noot van die plaat dromen. Zonder dat ik daar ooit bewust voor gekozen heb, is Planet Waves verweven met belangrijke momenten in mijn leven. Op de dag dat ik trouwde schalde “Wedding Song” door het gemeentehuis. (Later ontdekte ik dat ik niet de enige Dylan-liefhebber ben die dat nummer op zijn trouwdag draaide.) Op de geboortekaartjes van zoon- en dochterlief stond een citaat uit “Forever Young”.

Sterk album, Planet Waves. Een album met een aantal ijzersterke songs waar je makkelijk overheen luistert. Songs waarvan de schoonheid pas gaat opvallen bij het veelvuldig beluisteren van dat album, zo merkte ik, zoals “Hazel”, “Something There Is About You” en vooral “Dirge”.

“Dirge” is belangrijk voor mij. De schoonheid schokt mij. De schoonheid van de muziek, de piano in combinatie met het bijna fladderende gitaarspel van Robbie Robertson. En dan die eerste regel:

 

I hate myself for lovin’ you and the weakness that it showed

 

Ik haat mezelf omdat ik van je houd en de zwakte die ik daarmee toon. In die paar woorden, die ene zin, klappen de verschillende emoties op elkaar. Voeg daarbij hoe het gezongen wordt. De stem, jouw stem, voegt er minstens nog twee emoties aan toe en dat allemaal in één zin.

In 2016 kreeg je de Nobelprijs voor de Literatuur, terecht, maar meer nog dan een Nobelprijswaardig songtekstdichter ben je in mijn ogen een briljant zanger. Het is je stem waar ik aanvankelijk voor viel en het is nog steeds die stem waarom ik blijf luisteren.

De stem van “Dirge”.

Maar ook de stem van “Visions Of Johanna”, van “High Water”, van “North Country Blues” en “Angelina”.

De stem van “Every Grain Of Sand”. De stem van “It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)”. De stem van “People Get Ready” en van “Idiot Wind”. De lijst is lang. En op die lijst prijken in ieder geval:

 

“Blind Willie McTell”

“I Contain Multitudes”

“A Hard Rain’s A-Gonna Fall”

“Went To See The Gypsy”

“Not Dark Yet”

“Señor”

“Desolation Row”

“I’m Not There”

“It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry”

“Solid Rock”

“Foot Of Pride”

“Billy”

 

Ik herinner mij goed de dag dat ik mijn eerste Dylanplaat kocht. Desire. Ik was 15 en zat uren op mijn kamer te luisteren naar die plaat, het bijbehorende vel met songteksten op schoot. En iedere keer wanneer “One More Cup Of Coffee” voorbij kwam brak ik. Ik zong mee, hard. Niet omdat ik wilde zingen maar om de tranen die achter mijn ogen prikten weg te drukken. Als ik zing, kan ik niet breken. Dat bijna breken kwam door die stem. Misschien ook de tekst, maar vooral die stem.

Wonderlijk nummer, “One More Cup Of Coffee”. Wonderlijke stem. Een stem in een hele carrière slechts één keer gebruikt, voor dat ene nummer. Voor “Cup Of Coffee”.

En nu moet ik zo dat nummer draaien. Die behoefte zit nu in mijn hoofd. Zo gaat dat nou iedere dag. Bijna dan, soms sla ik een dag over, maar niet vaak.

 

Er is tijd verstreken. Ik heb eerst het staartje van Planet Waves beluisterd, daarna “One More Cup Of Coffee”. Niet de versie van Desire, maar die van de derde cd in het 1975-boxje, afgewisseld met “Easy And Slow” van dezelfde cd. Ik herinner mij het voor het eerst horen van “Easy And Slow”. Dat nummer was een aantal dagen voor het verschijnen van de 1975-box vrijgegeven. Ik zat met vrouw en kinderen in een bed and breakfast ergens in het westen van het land. Ik hoorde het op mijn telefoon, shitty geluid, maar daar doorheen hoorde ik dat dit schitterend is, dat dit mij grijpt. Waarom? Goede vraag.

Het heeft een kwaliteit die ik ook vind op de Southern Journey-serie. De serie cd’s met opnamen die Alan Lomax maakte in het zuiden van Amerika. Opnamen gemaakt in huiskamers, gevangenissen en kerken, op veranda’s en op straat. Er is geen streven naar perfectie, er is – zo lijkt het – bij de zanger geen besef van een toekomstig publiek. Er is alleen de song. Het heeft een ongedwongen geluid. Het is het geluid waar ik erg van houd. Het is het geluid dat ik veelvuldig in je oeuvre tegenkom.

 

Wat anders.

Er heeft de laatste paar jaar zich een verandering voorgedaan, misschien is het je zelf ook opgevallen. Wanneer ik tot een jaar of drie geleden liet blijken naar je muziek te luisteren, was vaak de reactie “leeft ‘ie nog dan?” Tegenwoordig krijg ik dat nooit meer te horen. Zou dat een van de positieve bijwerkingen van het ontvangen van een Nobelprijs zijn? Het schakelpunt tussen wel en niet de vraag gesteld krijgen valt wel zo’n beetje gelijk met de toekenning van die prijs.

Het is misschien gek, maar toen op 13 oktober 2016 bekend werd gemaakt dat de Nobelprijs naar jou zou gaan, voelde het ook een beetje alsof ik ook gewonnen had. Ik vond al jaren dat die Nobelprijs naar jou moest gaan en nu vond het groepje mensen die daar wat over te zeggen had dat ook. Dat voelde goed. Kinderachtig van me, ik weet het, maar zo voelde het wel.

 

Als oud-winnaar mag je, dacht ik, iemand anders voordragen voor de Nobelprijs voor Literatuur. Ooit overwogen om van dat recht gebruik te maken en Lawrence Ferlinghetti voor te dragen? De man is inmiddels de honderd gepasseerd, er is dus haast geboden. Hij verdient ‘m, niet alleen als schrijver, maar ook als uitgever van bijvoorbeeld Ginsbergs Howl. Daar waren ballen voor nodig om dat uit te geven. Ferlinghetti deed het. Daarnaast verdient hij die prijs als man achter City Lights Bookstore. Een Nobelprijs voor een boekenverkoper, dat idee staat mij wel aan.

 

Nu ik toch over schrijvers en hun boeken ben begonnen, heb ik nog een vraag. Een vraag waar ik al een paar jaar mee rondloop. December 1965, de dag dat je met Ginsberg en Michael McClure en Robbie Robertson in San Francisco op de foto ging, Richard Brautigan was die dag ook in de buurt, heb je hem gesproken?

Ik weet niet waarom deze vraag me zo bezig houdt. Het antwoord – wat ik niet verwacht ooit te zullen krijgen of vinden – brengt mij niet dichter bij een beter begrip van jouw songs of Brautigans boeken. En toch zeurt die vraag in mijn achterhoofd.

Misschien is de vraag wel ingegeven doordat ik weet dat Brautigan een aantal jaren later bewondering begon te krijgen voor jouw muziek, onder andere Nashville Skyline, als ik me niet vergis en jij in een van de aflevering van Theme Time Radio Hour een verhaal van zijn hand voorlas. Helaas was Brautigan toen al dood en heeft hij dat niet gehoord.

Mensen zijn vreemde wezens en ik ben een uitstekend voorbeeld van de soort.

 

Negenenzeventig vandaag. Een klote leeftijd. Niet alleen zijn mensen bezig met bijna tachtig, maar ook met vroeger was alles beter. Ongeacht hoe goed of slecht Rough And Rowdy Ways zal zijn, het is nu al zeker dat het overgrote deel van de luisteraars, de journalisten, de “muziekkenners” Blonde On Blonde of Blood On The Tracks beter vindt dan het nieuwe album. Terecht? Geen idee, ik heb Rough And Rowdy Ways nog niet gehoord. Ik kan me voorstellen dat als maker van al die muziek het frustrerend moet zijn om te weten dat vooraf al vaststaat dat een nieuw album in de ogen van velen nooit zal kunnen concurreren met die oude albums.

 

Ik denk vanochtend aan regels uit “Don’t Fall apart On Me Tonight”:

 

Yesterday’s just a memory

Tomorrow is never what it’s supposed to be

 

Zo is het.

 

Negenenzeventig ben je nu. Het maakt allemaal geen reet uit. Het is niet meer dan een dag ouder dan gisteren.

Negenenzeventig is een schitterende leeftijd.

Doe je ding, zolang het kan.

Eet taart, wees gelukkig.

Pas een beetje goed op jezelf.

 

Happy birthday, mister D.

 

Tom Willems

 

 


5 opmerkingen:

alja spaan zei

Prachtig Tom, van harte!

Hans Oosterhof zei

Klasse Tom! Genoten van je verjaardagscadeau. En bakvissen zijn we allemaal...

Henk zei

Hoi Tom,

Een mooi verhaal zo op de zondag. En hier en daar zeer herkenbaar. Helaas.

Met groet,
Henk Soeten
Heerenveen

Patrick zei

His own back pages:
" Ah, but I was so much older then I'm younger than that now....."

Giorgio56 zei

Voor mij persoonlijk ga je iets te ver in je adoratie van de heer Dylan.
Maar ieder zijn meug!