Neighborhood Bully (1983) - door Jochen Markhorst

Op verzoek van een lezer van de blog boog Jochen zich over "Neighborhood Bully", het vergeten nummer van het album Infidels. Onderstaande is de honderdste bijdrage van Jochen op deze blog! Er gaan geen bloemen of taart richting huize Markhorst, maar ik ga wel de lokale fanfare verzoeken vanavond nog "Rainy Day Women #12 & 35" te blazen voor huize Markhorst.
Dank Jochen voor 100 bijdragen aan Bob Dylan in (het) Nederland(s)!

Neighborhood Bully (1983)

De dichter Dylan heeft ongetwijfeld het archetype pestkop, de neighborhood bully uit The Little Rascals voor ogen, Tommy ‘Butch’ Bond, die de rol tussen 1931 en 1938 zevenentwintig keer speelde. Our Gang, zoals de serie oorspronkelijk heet, gaat in 1922 van start en is nog steeds een van de meest succesvolle komische filmseries uit de geschiedenis. Tot 1944 worden er 220 afleveringen van opgenomen, er verschijnen speelfilm- en tekenfilmversies tot diep in de twintigste eeuw (de bioscoopversie van 1994 is een hit), in de eenentwintigste eeuw worden zelfs ingekleurde versies heruitgegeven en op Netflix doen De Boefjes het ook in 2018, bijna honderd jaar na de eerste aflevering, weer goed.
Het is dan ook een verleidelijke, en hoogstwaarschijnlijk waarheidsgetrouwe fantasie om je het jongetje Robert Zimmerman voor te stellen die na het zaterdagse bad met gekamde haartjes in zijn pyjama met een glas limonade in kleermakerszit op de woonkamervloer voor de buis zit en diepe bevrediging ervaart als die lelijke pestkop Butch weer eens aan het kortste eind trekt.

Een dikke dertig jaar later doemt dat beeld uit zijn jeugdjaren weer op als de protestzanger zich op het politiek gladde ijs van het Israëlische vraagstuk waagt. Hoewel… ‘politiek’?
“Ik beschouw niets van wat ik schrijf als politiek,” schrijft Dylan in de vroege jaren zestig, in de (geschrapte) liner notes voor “Let Me Die In My Footsteps” op The Freewheelin’ (1963). Tot diep in de jaren 90 is dat een refrein in de interviews, soms ongevraagd, maar meestal als reactie op een journalist die nietsvermoedend het bijvoeglijk naamwoord ‘politiek’ gebruikt: “Ik schrijf geen politieke songs.” Zelfs “Masters Of War”, verklaart Dylan defensief bij een persconferentie in Londen, 1997, “is a very non-political song.” Wonderlijk, maar nog wonderlijker is Dylans toelichting daarbij: “Ik weet niet wat politiek is, om eerlijk te zijn. Ik weet het verschil niet tussen links en rechts. Ik ken die verschillen niet.”
Die toevoeging bevestigt dan wat we sinds de jaren 60 al vermoeden: Dylan heeft een nogal particuliere, simplistische voorstelling van de betekenis van het woord ‘politiek’. Hij schijnt te denken dat het zoiets als ‘actief voor een erkende politieke partij’ betekent. Al in 1965, in een Engels interview met Ray Coleman, stelt hij ietwat dommig:

Geen politiek. Het is ondenkbaar dat ik me zou inzetten voor of gelinkt zou kunnen worden aan een politieke partij. Ze zijn allemaal onzin (‘crap’) – elke partij is onzin. Ze denken allemaal dat ze beter dan een ander zijn. Huh.

Dylans commentaar bij het door en door politieke “Neighborhood Bully” is in dat licht wat beter te volgen. Onzinnig, maar in elk geval binnen zijn eigen, naïeve definitie van het begrip ‘politiek’ navolgbaar:

En Neighborhood Bully is in mijn ogen geen politiek lied, want als het dat zou zijn, zou het bij een bepaalde politieke partij te plaatsen zijn. Als je het een Israëlisch politiek lied noemt – zelfs als het een Israëlisch politiek lied is – alleen al in Israël zijn er zo’n twintig politieke partijen. Ik zou niet weten waarbij het dan zou horen, bij welke partij.
(Rolling Stone interview met Kurt Loder, 1984)

“Je kunt er niet zomaar een partijpolitieke leus op plakken,” verduidelijkt de bard dan nog. En in het Robert Hilburninterview,1992, zit hij nog steeds op dat dwaalspoor: “Een heleboel van mijn songs worden politieke songs genoemd, maar in werkelijkheid gingen ze nooit over politici.” Overigens geeft hij in dat gesprek toe, half schertsend, wel ooit één politieke song te hebben geschreven: “All Along The Watchtower”.

Nu is het begrip inderdaad niet heel scherp te definiëren, maar in zijn algemeenheid bedoelen we zoiets als ‘het bestuur van een gemeenschap betreffend’, waarbij gemeenschap heel ruim wordt begrepen. We bedrijven immers ook ‘politiek’ in de kantoortuin, op de voetbalclub, in het klaslokaal en zelfs in de zandbak. En daar gaat het mis, in al die interviews met Dylan. Journalisten en radio-interviewers die, geheel terecht, terloops de politieke impact van “The Times They Are A-Changin’” of “Blowin’ In The Wind” memoreren, denken heus niet dat die songs als partijpolitieke deuntjes voor de Farmer Labor Party, de communisten of de Republikeinen zijn bedoeld, maar refereren aan de gewone, aan de woordenboekbetekenis van ‘politiek’: die songs belichten en becommentariëren maatschappelijke en sociale machtsstructuren. Vreemd genoeg wordt Dylans reflex, het weerwoord dat zijn songs geen partijpolitieke songs zijn, nooit gecorrigeerd. Ontzag voor ’s mans status of diens vermeende intellectuele superioriteit, vermoedelijk.

Pas in de eenentwintigste eeuw lijkt voortschrijdend inzicht in te dalen. Nadat hij zo’n veertig jaar heeft volgehouden géén politieke songs te schrijven, zegt Dylan in 2001 opeens, naar aanleiding van de humor in de songs van “Love And Theft”:

“Basically, the songs deal with what many of my songs deal with – which is business, politics and war, and maybe love interest on the side.” 
(Rolling Stone interview met Mikal Gilmore)

Daar beweert de bard dus opeens, zonder met zijn ogen te knipperen, dat de songs van “Love And Theft” net zoals ‘veel van mijn songs politiek behandelen’.
Kort daarna, in de autobiografie Chronicles Vol. 1 gebruikt de schrijver het begrip (eindelijk) in de gewone, universele betekenis. Terugblikkend zal Dylan dan ook, in een hopelijk ooit nog te verschijnen Chronicles Vol. 2, “Neighborhood Bully” vermoedelijk wel als een political song kwalificeren.

Het lied is een vreemde eend in Dylans catalogus, vergelijkbaar met de positie van een “Give Ireland Back To The Irish” in McCartneys portfolio of een “Russians” van Sting – simplistische, eendimensionale, pamfletachtige liedjes over complexe, politiek geladen problemen. Enig literair cachet geeft Dylan de song dan nog door een allegorie ervan te maken, door een gepersonifieerd ‘Israël’ op te voeren als een denkend en handelend mens, als ‘just one man’. Personificaties gebruikt de dichter Dylan doorlopend, in alle decennia van zijn schrijversbestaan, maar allegorieën schrijft hij zelden. “Dignity” is de duidelijkste, andere songs zijn allegorisch te duiden, maar zijn poëtisch vaag genoeg om zich aan dat stempel te onttrekken (“Maggie’s Farm”, “Dear Landlord”, “Man In The Long Black Coat”, om maar een paar te noemen).
Die aantrekkelijke, nevelige, Dylaneske poëtische vaagheid mist het uitzonderlijke “Neighborhood Bully”. Akkoord, de titelkeuze echoot dus nog een romantisch, nostalgisch residu uit de jeugdjaren in Minnesota, en hooguit de laatste twee regels vallen wat dat betreft, qua literaire sprankeling, ook nog uit de toon. Maar daarbij blijft het. De liedtekst zelf is ongenuanceerd, verongelijkt en zelfs wat drammerig, het verraadt eenzelfde soort Calimerocomplex als we ook al uit “Rainy Day Women #12 & 35” kennen: wat de protagonist ook aan goeds en bewonderenswaardigs onderneemt, ‘ze’ stenigen hem. De kracht van de ironische omkering om de good guy consequent met ‘pestkop’ aan te duiden is na twee coupletten ook wel uitgemolken, en wordt dan nog eens negen coupletten lang uitgeserveerd – geen Dylanbril is roze genoeg om zo lang geraakt, verrast of ontroerd te blijven.



Buiten Israël maakt de liedtekst dan ook weinig los. In recensies van Infidels wordt het doorgaans een beetje genegeerd, zonder veel klaroengeschal genoemd en richt de aandacht zich op Dylans gepassioneerde zang, het gitaarduel van grootmeesters Knopfler en Taylor, en de stuwende, gospelrockachtige muzikale begeleiding.
Die aan gêne grenzende veronachtzaming lijkt te worden gedeeld door de meester. In de studio besteedt hij nog wel flink wat tijd, voor zijn doen dan, aan de definitieve opname (en keert hij een maand later ernaar terug, nu met Rolling Stone Ron Wood op gitaar), maar daarna verdwijnt het in de la; Dylan speelt het lied nooit op de bühne. Zelfs niet als hij in Israël is, in 1987. Als journalist Robert Hilburn ernaar vraagt, een dag na het concert in Tel Aviv, houdt de meester zich van de domme:

Ik heb niet eens aan dat nummer gedacht. Had ik waarschijnlijk wel gemoeten, maar nee. Het lijkt eigenlijk wel een geschikte song te zijn. Misschien speel ik het in Duitsland (lacht).

Niet erg overtuigend. Dylan heeft, zoals altijd, goed nagedacht over de speellijst, speelt een verrassende uitsmijter, het zeer Joodse “Go Down, Moses” (met de stokregel Let my people go) en speelt twee dagen later in Jeruzalem een totaal andere set (in extremis; geen enkel lied wordt herhaald), wéér zonder “Neighborhood Bully”.
Wellicht schrikt hij terug voor de lading van het lied en het propagandistische misbruik dat ervan kan worden gemaakt (en ook wordt gemaakt). Een terechte terughoudendheid, blijkt bij een blik op de internetfora waar de song wordt besproken. Op het Amerikaanse expectingrain.com, het Britse Untold Dylan, op YouTube… aanzetten tot een discussie over het lied lopen meteen uit de hand, verworden tot giftig, intolerant gekijf over Palestina, bombardementen, VN-resoluties, Gaza en wapenleveranties, kortom: tot het bekende, vruchteloze gescheld.

In Israël zijn ze er wél blij mee. Nog in 2016 herinnert ’s lands oudste krant, het eerbiedwaardige Haaretz in een kort artikel naar aanleiding van Dylans vijfenzeventigste verjaardag aan die ‘zeldzame, luidkeelse steunbetuiging door een populaire Amerikaanse rocker’. De journalist Gabe Friedman stelt daarin dat ‘sommige versregels zó uit een speech van premier Benjamin Netanyahu afkomstig lijken te zijn’ en dat andere regels herinneren aan de advertentiecampagne voor de rechtse religieus-zionistische partij Habayit Hayehudi (‘Het Joodse Huis’). Schrijver en universitair docent Adeyinka Makinde weet vanuit Westminster University te melden dat het lied bijzonder populair is bij de Likoed, als ‘after-party conference boogie-down number’ en volgens de Jerusalem Post is het ‘een favoriet onder de Dylanminnende inwoners van de door Israël bezette gebieden’.
Er is dan ook lichte teleurstelling dat Dylan bij geen van zijn zes concerten in Israël (1987, 1993 en 2011) “Neighborhood Bully” speelt. Heel verbazend is het echter niet. Dylan is immers, zoals we allemaal weten, zelf ook een pestkop.


Neighborhood Bully

Well, the neighborhood bully, he’s just one man
His enemies say he’s on their land
They got him outnumbered about a million to one
He got no place to escape to, no place to run
He’s the neighborhood bully

The neighborhood bully just lives to survive
He’s criticized and condemned for being alive
He’s not supposed to fight back, he’s supposed to have thick skin
He’s supposed to lay down and die when his door is kicked in
He’s the neighborhood bully

The neighborhood bully been driven out of every land
He’s wandered the earth an exiled man
Seen his family scattered, his people hounded and torn
He’s always on trial for just being born
He’s the neighborhood bully

Well, he knocked out a lynch mob, he was criticized
Old women condemned him, said he should apologize.
Then he destroyed a bomb factory, nobody was glad
The bombs were meant for him. He was supposed to feel bad
He’s the neighborhood bully

Well, the chances are against it and the odds are slim
That he’ll live by the rules that the world makes for him
’Cause there’s a noose at his neck and a gun at his back
And a license to kill him is given out to every maniac
He’s the neighborhood bully

He got no allies to really speak of
What he gets he must pay for, he don’t get it out of love
He buys obsolete weapons and he won’t be denied
But no one sends flesh and blood to fight by his side
He’s the neighborhood bully

Well, he’s surrounded by pacifists who all want peace
They pray for it nightly that the bloodshed must cease
Now, they wouldn’t hurt a fly. To hurt one they would weep
They lay and they wait for this bully to fall asleep
He’s the neighborhood bully

Every empire that’s enslaved him is gone
Egypt and Rome, even the great Babylon
He’s made a garden of paradise in the desert sand
In bed with nobody, under no one’s command
He’s the neighborhood bully

Now his holiest books have been trampled upon
No contract he signed was worth what it was written on
He took the crumbs of the world and he turned it into wealth
Took sickness and disease and he turned it into health
He’s the neighborhood bully

What’s anybody indebted to him for?
Nothin’, they say. He just likes to cause war
Pride and prejudice and superstition indeed
They wait for this bully like a dog waits to feed
He’s the neighborhood bully

What has he done to wear so many scars?
Does he change the course of rivers? Does he pollute the moon and stars?
Neighborhood bully, standing on the hill
Running out the clock, time standing still
Neighborhood bully

1 opmerking:

Anoniem zei

Of ik blij moet zijn dat het lied ter sprake komt, vraag ik me af, al ben ik blij dat het door jou gebeurt, Jochen, je weet er in ieder geval een goed verhaal van te maken weer, maar het blijft een vreemd nummer. Dat er muzikaal toch wat te beleven valt is waar, hoewel de eenzijdigheid van de tekst, zoals jij dat benoemt, op een bepaalde manier doorklinkt in het nogal drammerige, maar passend bijtende bluesrock motief, artistiek is er dus sprake van esthetische eenheid. Wat betreft de verontwaardigde reacties op de inhoud, ik begrijp hoe pijnlijk het niet noemen van het Palestijnse vraagstuk is, maar voor de Jood Dylan, die in die periode juist bezig is met het verzoenen van die identiteit met zijn nieuw verworven christelijke inzichten, is het niet verwonderlijk dat hij zich concentreert op de precaire positie van dat Joodse volk in de geschiedenis. En wanneer we dat in ogenschouw nemen, valt misschien op hoe Dylan in feite, al veronachtzaamt hij het probleem van de Semitische (broeder)mensen die al in Israel woonden, voor de Joodse vluchtelingen arriveerden op hun oude grond, wel degelijk historische weetjes opsomt over de rol van het Joodse volk, her en der wat aangedikt of van mythische proporties voorzien, maar nimmer ver bezijden de waarheid. En dat in literair vaak rake bewoordingen, met die typische Dylanritmiek en frasering. Wat het lied niettemin teleurstellend maakt is het ontbreken van de helikopterview die Dylan nu juist zo vaak aan zijn beste liedjes geeft, waar allerlei visies opdoemen, goed en kwaad van plaats en masker verwisselen in soms zelfs één couplet. Gaandeweg heb ik waardering leren opbrengen voor het mitrailleurvuur van deze song, ongemakkelijk blijft het er naar te luisteren zonder te denken aan...
groet en dank
hans altena