In het weekend gebeuren de maffe dingen, simpelweg omdat het weekend de tijd biedt om de maffe zaken toe te laten.
Gisteren was het
Record Store Day, de dag waarop de platenzaken in het zonnetje worden gezet. Er komen op
Record Store Day honderden speciaal voor die dag geperste platen op de markt. Vinyl-liefhebbers stromen en masse de platenzaken binnen om door de bakken met vers vinyl te struinen op zoek naar die ene uitgave terwijl de eigenaar van de platenzaak vrolijk rondhuppelt, hier en daar een praatje maakt en koffie ronddeelt.
Record Store Day is de dag waarop we met z'n allen laten zien dat we de lokale platenzaak steunen, dat we trouw zijn, dat we niet willen dat er nog meer platenzaken uit het straatbeeld verdwijnen. Dat doen we door op
Record Store Day in de vroege ochtend voor de nog gesloten deur van de lokale platenzaak samen te klonteren, wachtend op het moment dat de sleutel het slot opent en we toegang krijgen tot de lokale vinylhemel.
Ik stond gisterochtend een kwartje voor opening van de deur te blauwbekken. Ik was alleen. De deur ging een paar minuten eerder open. Er was medelijden met die arme ziel die daar in z'n uppie stond. Binnen tien minuten stond ik al weer buiten met een
Record Store Day-tasje en de single "The Night We Called It A Day". Een mooie single, zeer toepasselijk geperst op blauw vinyl. Het hoesje oogt mooi. De single klinkt goed.
In de tweede lokale platenzaak vond ik die andere Dylan-release die ik graag wilde kopen:
The Basement Tape op 180 grams vinyl. En ja, er werd mij koffie aangeboden, maar nee, nu even niet. Geen koffie. Die koffie paste niet zo goed bij de rare smaak die ik in mijn mond had. Die rare smaak werd vooral veroorzaakt door het gevoel dat wat ooit een feestdag voor de lokale platenzaak en de platenliefhebber was, is verworden tot een commercieel evenement dat binnen nu en enkele jaren het tegenovergestelde zal bereiken van wat ooit het doel van
Record Store Day was. Als
Record Store Day op de huidige voet verder gaat, zal het uiteindelijk alleen maar bijdragen aan de ondergang van de platenzaak.
De reden daarvoor is simpel: De prijzen voor de speciale RSD-uitgaven blijven stijgen. Het geld dat ik heb neergeteld voor
The Basement Tape is op normale dagen afdoende om drie splinternieuwe elpees te kopen. Dat niet alleen, maar had ik diezelfde plaat bij een internetwinkel gekocht, dan was ik niet één of twee, maar zeventien euro goedkoper uit geweest. (Moet ik nog melden dat in een platenzaak mij ook een 200 grams persing van
The Basement Tape werd aangeboden voor het absurde bedrag van €130,-? Ik kon er dan wel een kop koffie bij krijgen.)
Record Store Day is een mooi initiatief en ik ben een groot voorstander van het steunen van de lokale platenzaak, maar met dit soort bedragen (en de Dylan-releases zijn
geen uitzondering op de regel) komt er een dag dat de consument het genoeg vindt en weg blijft.
Ik voel me nu een zuurpruim en ik wil helemaal geen zuurpruim zijn.
Goed, dat is er uit. Hoe
The Basement Tape klinkt? Wel goed, aangenaam wel, dat mono. Maar laat ik ook eerlijk zijn: Recent geperst vinyl kan simpelweg niet tippen aan oud vinyl. Zo bevat recent geperst vinyl vaak wat vuil in de groeven waardoor bijgeluiden ontstaan. Moet ik dan eerst mijn nieuw gekochte plaat wassen voor ik 'm onder de naald leg?
Ben ik dan niet blij met mijn RSD-aankopen? Natuurlijk wel! Zeer blij.
The Basement Tape is een goed klinkende aanwinst en de single "The Night We Called It A Day" is prachtig.
Genoeg over
Record Store Day, vooral omdat ik met de botsende gevoelens na gisteren nog stoei.
Enfin, een weekend is meer dan alleen
Record Store Day.
Een paar dagen geleden las ik het boekje
Bob Dylan Thunders into Jack Kerouac's Lowell van Kevin Ring. Dat boekje is in maart uitgekomen in een oplage van 125 genummerde exemplaren. Wie net zo langzaam leest als ik, kan het binnen een half uur van kaft tot kaft lezen. Dat dit boekje maar zo weinig te lezen biedt, doet niks af aan dit boekje. Het suddert na. Ik merk dat ik keer op keer in gedachten blijf terugkeren naar dit boekje.
Kevin Ring is duidelijk bekender met Kerouacs leven en werk dan met Dylans leven en werk. Het bezoek van Dylan aan Lowell in 1975 wordt in dit boekje dan ook vooral vanuit de Kerouac-wereld belicht.
En er is altijd meer te lezen. Zo ben ik gisteren begonnen in de nieuwste editie van fanzine
The Bridge. Mocht je nog geen abonnement op
The Bridge hebben, mag ik je dan aanraden dat alsnog te doen?
Er is altijd meer te lezen, zoals het gisteren bij een kringloopwinkel gevonden boek van oud-politicus Pieter Winsemius over een top 100 voor managers. In die Winsemius-lijst komt Bob Dylan twee keer voorbij. Wat Winsemius over die twee Dylan-nummers te melden heeft, is te absurd voor woorden, maar hé, het is weekend. Ik heb tijd voor het maffe.
Tot slot, misschien wel het toppunt van maf: Muzikante Suzanne Vega moest optreden in het Bearville Theater en vond daar vlakbij het graf van voormalig Dylan-manager Albert Grossman. Ze zette dit graf op de foto en plaatste die foto op
facebook.
Natuurlijk is dat maf, maar als ik heel eerlijk ben had ik die foto ook gemaakt als ik in de gelegenheid was.
Geniet van het staartje van je weekend.