If Dogs Run Free (1970) - door Jochen

If Dogs Run Free (1970)

Na Star Trek heeft hij beslist een verdienstelijke vervolgcarrière gehad. Prijzen gewonnen (een Golden Globe en een Emmy Award voor zijn rol in Boston Legal, bijvoorbeeld), bestsellers geschreven, met een reiswebsite een vermogen van rond de $ 450 miljoen vergaard en redelijk succesvol geregisseerd en geproduceerd, maar iconisch blijft hij toch vooral dankzij die rol als Captain Kirk. Aanvankelijk is Star Trek maar matig populair en William Shatner speelt er ook niet heel lang in; een kleine vier jaar (1966-69). Maar dat geeft hem genoeg moed, en kennelijk ook krediet, om een plaat op te nemen: het bizarre, veel geparodieerde album The Transformed Man (1968).
Het is een pijnlijk mislukt, überpretentieus project, waarop Shatner klassieke literatuur, vooral Shakespeare, aan popsongs koppelt, zowel de toneelteksten als de songteksten schmierend en overacterend declameert, terwijl op de achtergrond gruwelijk verkitschte showorkestversies van de gekozen song dreutelen. “Lucy In The Sky With Diamonds” is wel een dieptepunt, maar Dylans “Mr. Tambourine Man” krijgt er ook flink van langs. Uit de zelfgeschreven hoestekst, perspublicaties en eerste interviews valt op te maken dat het geen grap is, dat Shatner werkelijk heeft toegegeven aan artistieke inspiratie en ambitie, en in eerste instantie reuze trots is op het resultaat. In latere jaren, na de karrenvrachten hoon en hilariteit, probeert hij zich af en toe halfhartigjes te distantiëren van het gedrocht, insinueert dan dat het eigenlijk een grapje was, maar in zijn autobiografie (Up Till Now, 2008) verklaart hij dan toch weer, met aantrekkelijke zelfspot:

In talkshows had ik al wel eens liedteksten van enkele populaire songs gedeclameerd, zonder verder blijvende schade aan te richten. Maar op mijn eerste album wilde ik meer, ik wilde de unieke relatie tussen klassieke literatuur en populaire songteksten verkennen. Ik wilde de poëtische kracht van taal demonstreren, zoals die, zowel in haar geschreven als in haar muzikale verschijningsvorm, de enorme verscheidenheid aan menselijke emoties vermag uit te drukken. Dat was mijn concept voor de plaat. 
Ik besloot om een selectie uit de mooiste literatuur te gebruiken als intro voor een song die daarop aansloot. Of op zijn minst een logisch gevolg daarvan kon zijn. Ik gebruikte bijvoorbeeld een stuk uit Cyrano de Bergerac, de “Gestegen, minder hoog, maar dan ook fier alleen” monoloog en liet dat overvloeien in Dylans “Mr. Tambourine Man”, waarvan werd gedacht dat het Dylans verwijzing was naar zijn ervaringen met LSD – en ik voerde dat dan op als een lied gezongen door een drugsverslaafde, die zichzelf beklaagt dat hij niet zonder drugs kan. 
Voor mij was het volstrekt helder. Maar blijkbaar vonden sommige mensen het een beetje onbenullig. Okee, veel mensen. Goed dan, de meeste mensen.

Tot de minieme minderheid die het niet helemáál onbenullig vindt, behoort zo te zien een van Shatners prominentere slachtoffers, Bob Dylan zelf. Anderhalf jaar na The Transformed Man neemt Dylan “If Dogs Run Free” op, de enige song in zijn catalogus waarin hij de tekst niet zingt of rapt, maar declameert. Minder geëxalteerd dan Shatner, maar toch.



Het lied is een weinig geliefd tussendoortje op New Morning, en absoluut een unicum in Dylans oeuvre. Op de plaatversie, de derde en laatste take, converseert Dylan zijn tekst over goedkope loungejazz, inclusief richtingloos gedroedel van gitaar en zenuwslopend scatten van Martha Stewart. Terugblikkend, in Chronicles, oordeelt Dylan zelfkritisch en vol misprijzen: “Richtingloos. Zelfs als we klaar waren met een lied, nadat het al was opgenomen, was het nog steeds onsamenhangend. Bij een van die songteksten speelde Al Kooper wat Teddy Wilsonriffs op de piano. Er waren drie zangeressen aanwezig, ze klonken alsof ze uit een koor waren weggeplukt, en een van hen improviseerde wat scatgezang. We deden het in slechts één take en noemden het If Dogs Run Free.”
Dat klinkt behalve hard en liefdeloos ook erg eerlijk. Historisch is het niet helemaal correct. Die cocktailjazzversie staat er misschien in een keer op, maar het is dus niet de eerste take. De eerste take verschijnt drieënveertig jaar later, op Another Self Portrait (The Bootleg Series 10). Die versie is heel wat conventioneler. Ook kabbelend, maar het kabbelt nu over drie gitaren, een luie bas en de gemoedelijke brushes op de drums. Dylan lijkt hier nog wel in de song te geloven, lijkt zich meer senang te voelen bij de countrysfeer van deze variant, zingzegt de coupletten met meer intonatie en zingt de coupletten met enig enthousiasme. Het verwerpen van deze take en de keuze voor de wezensvreemde, vermoeiende derde take past dan bij de zelfdestructieve fase waarin Dylan volgens eigen zeggen in deze periode verkeert, bij zijn bewuste poging om zijn fans van zich te vervreemden.

Bij dit lied lukt dat. Veel fans ervan zijn er niet, een deel van de voorstanders worstelt met de verdediging van de song en lijkt dat vooral uit loyaliteit te doen en slechts een erg kleine minderheid wordt oprecht geraakt door “If Dogs Run Free”. De algehele afkeer van de song bevleugelt de zeldzame pleitbezorgers. Ene J.R Stokes schrijft een kort toneelstuk in drie akten om zijn liefde voor en interpretatie van het lied te verwoorden (in Judas! 14 gepubliceerd onder de titel Waking Up To A New Morning). In Oostenrijk openen twee architecten met een Dylanzwak een eigen cocktailbar en noemen die If Dogs Run Free (Wenen, Gumpendorfer Straße), illustrator Scott Campbell laat zich tot een kinderboek inspireren (If Dogs Run Free, 2013) en filosofieprofessor Michael Chiariello ziet in het lied een bespiegeling op de leer van de Cynici rond Diogenes, die streven naar de vrijheid van de hond, die menselijke gewoontes en gebruiken afwijzen en dromen van een leven in het openbaar, zonder schaamte. Cynici (het woord is afgeleid van het Griekse woord voor honds, κυνικός) “rennen vrij als honden rond, nemen het leven zoals het is, doen hun eigen ding en leven als koningen” – wat Dylan daar allemaal zingzegt in het lied past inderdaad heel aardig bij de leer van Diogenes van Sinope (404 - 323 v. Chr.).

Dylan verwerpt het lied uiteindelijk toch niet helemaal. In Writings & Drawings (1973) valt al op dat hij bij deze song een tekening maakt en in 2000, dertig jaar na de plaatopname, verschijnt “If Dogs Run Free” volkomen onverwacht op de speellijst van het concert in Münster, of all places. De meester is niet helemaal tekstvast, kiest voor een vrij veilig swingjazzarrangement en bedankt het publiek na het laatste akkoord met een trotse, verraste, atypische lach. Het is geen eenmalige bevlieging, maar heuse, herwonnen liefde: tot 2005 zal Dylan het meer dan honderd keer spelen.
De weinige covers blijven min of meer binnen de jazzperken. De Utrechter Richard Janssen, die enige furore kent met zijn Fatal Flowers, speelt in 1998 onder de naam Rex een aangename versie voor de Twee Meter Sessies, tien jaar nadat hij met de Fatal Flowers daar een andere winkeldochter uit Dylans catalogus, “Tell Me That It Isn’t True”, heeft opgepoetst. De enige andere vermeldenswaardige cover komt uit New York, van het jazzy ensemble Dave’s True Story. Hun tribuutalbum uit 2005, Simple Twist Of Fate, biedt een paar prachtige bewerkingen van Dylansongs (“You’re A Big Girl Now” is het hoogtepunt) en een erg trouwe versie van “If Dogs Run Free”. Inclusief een scattende dame en een pratende zanger, met als extraatje een mondharmonica.
William Shatner bezondigt zich, nadat Trekkies en hipsters zijn Transformed Man langzamerhand tot een cultklassieker promoveren, aan recidive. Ook in de eenentwintigste eeuw oreert hij, weliswaar met voorzichtige ironie, weer popsongs tot gort. Maar aan dat lied met ingebouwde Shatnerbeveiliging, “If Dogs Run Free”, waagt hij zich niet.

If Dogs Run Free

If dogs run free, then why not we
Across the swooping plain?
My ears hear a symphony
Of two mules, trains and rain
The best is always yet to come
That’s what they explain to me
Just do your thing, you’ll be king
If dogs run free

If dogs run free, why not me
Across the swamp of time?
My mind weaves a symphony 
And tapestry of rhyme
Oh, winds which rush my tale to thee
So it may flow and be
To each his own, it’s all unknown
If dogs run free

If dogs run free, then what must be
Must be, and that is all
True love can make a blade of grass
Stand up straight and tall
In harmony with the cosmic sea
True love needs no company
It can cure the soul, it can make it whole
If dogs run free

Geen opmerkingen: