"Zo, nog een paar uur en het zit er weer op."
"Het was wel een goed jaar, vind je niet?"
"Zeker, al heb ik met Triplicate niet zo veel."
"Niet?"
"Eén keer gedraaid, daarna niet meer. Da's gewoon niet mijn ding."
"Ik vind 'm wel aardig."
"Dus jij luistert wel regelmatig naar Triplicate?"
"Nee, dat niet... Toch vind ik 'm wel aardig. Het komt er gewoon niet van."
"Trouble No More was natuurlijk de klapper van 't jaar."
"En dan hoef je niet eens in de Here te zijn om dat te waarderen."
"Werkelijk schitterend."
"'Making A Liar Out Of Me' en dat duet op de dvd..."
"Al die versies van 'Slow Train'. Ik weet nog steeds niet welke ik het beste vind."
"En 'Caribbean Wind' natuurlijk..."
"Dat '81-concert..."
"Geweldig gewoon..."
"..."
"O, en dan hadden we natuurlijk nog de concerten in Amsterdam in april."
"God, die was ik al weer bijna vergeten."
"Beste concerten ooit?"
"Nee, nou overdrijf je, maar zeker wel goed."
"Het was een verdomd goed jaar."
"De Nobel speech kregen we ook nog."
"Mooi speech."
"In boekvorm. Heb jij 'm ook gekocht?"
"'Tuurlijk, wat dacht jij?"
"En zoveel meer boeken, zoals die Nederlandse vertaling van Tarantula en dat boek van Clinton Heylin dat bij Trouble No More hoort."
"Er zijn toch wel meer boeken verschenen?"
"Natuurlijk, maar ik weet 't zo even niet meer."
"Het boek van Jochen, uiteraard..."
"O ja, die was ik even vergeten."
"O! Uhm... De tentoonstelling in De Fundatie!"
"Ik ben twee keer geweest, jij?"
"Eén keer maar."
"De dag na de opening en later nog een keer, tegen het eind..."
"Ik was niet zo heel erg..."
"Ge-wèl-dig vond ik die doeken."
"Echt?"
"Jaaa! Fantastisch gewoon!"
"Oh..."
"Jij niet?"
"Ach, ik vond 't wel aardig, maar meer ook niet."
"Dat meen je niet."
"Nou, uhm... Ja, dus wel..."
"Oh, oké."
"Hoe dan ook, Trouble No More is toch wel de klapper van 't jaar, toch?"
"Absoluut... Zet nog eens een 'Slow Train' of een 'Gotta Serve Somebody' op. Kan nog mooi even om het jaar af te sluiten."
"Of die 'Every Grain Of Sand'!"
"Doe dat maar..."
"Mooi, hè?"
"Ja..."
"..."
"Nou hoop ik wel dat Dylan volgend jaar met wat anders komt dan weer een album vol Sinatra-songs."
"Anders ik wel."
"Maar het was wel een goed jaar."
"Erg goed."
aantekening #6575: Silent Weekend
Sinds een uur heb ik "Silent Weekend" in mijn hoofd zitten. Waar dat vandaan komt weet ik niet. Ik heb The Basement Tapes Complete, het album waar "Silent Weekend" op te vinden is, niet gedraaid vandaag. Ik heb het zelfs al een behoorlijke tijd niet meer gedraaid. Waarom heb ik dan "Silent Weekend" in mijn hoofd zitten?
Nog erger: het zit in mijn hoofd als een vrolijk liedje, maar "Silent Weekend" is helemaal niet vrolijk.
"Silent Weekend" werd in 1967 door Bob Dylan en The Band opgenomen. De zomer van 1967 staat bekend als The Summer Of Love. "Silent Weekend" werd opgenomen tijdens de hoogtijdagen van de hippies, je weet wel: lange haren, goede muziek, drugs en vrije liefde. Alles leek helemaal het einde & te gek. Maar was 't allemaal wel zo geweldig?
Niet dus. "Silent Weekend" laat de zwarte kant zien van de vrije liefde:
My baby she took me by surprise
She’s rockin’ and a-reelin’
Head up to ceiling
An’ swinging with some other guys
En iets verderop:
Silent weekend
Oh Lord, I sure wish Monday would come
Een weekend waarin verlangd wordt naar de maandag moet wel een heel slecht weekend zijn.
Waarom heb ik dit nummer dan in mijn hoofd zitten als een vrolijk deuntje? Waarom loop ik dit te pas en te onpas voor me uit te zingen? Ik heb een fantastisch weekend, ik verlang helemaal niet naar de maandag.
De tekst van "Silent Weekend" is niet te vinden in Dylans eerste boek met (song-)teksten: Writings & Drawings (1973), maar wel in het in 1976 verschenen boek The Songs Of Bob Dylan From 1966 Through 1975.
Pas in 2014, met de uitgave van elfde deel van The Bootleg Series, kreeg "Silent Weekend" een officiële release. Daarvoor circuleerde het nummer al onder Dylan-liefhebber.
"Silent Weekend" is een bedrieglijke song. Het lijkt zo vrolijk, maar ondertussen is er van alles mis. Hoe krijg ik nu nog iets anders in mijn kop?
Het weekend is nog niet voorbij, het kan nog.
Nog erger: het zit in mijn hoofd als een vrolijk liedje, maar "Silent Weekend" is helemaal niet vrolijk.
"Silent Weekend" werd in 1967 door Bob Dylan en The Band opgenomen. De zomer van 1967 staat bekend als The Summer Of Love. "Silent Weekend" werd opgenomen tijdens de hoogtijdagen van de hippies, je weet wel: lange haren, goede muziek, drugs en vrije liefde. Alles leek helemaal het einde & te gek. Maar was 't allemaal wel zo geweldig?
Niet dus. "Silent Weekend" laat de zwarte kant zien van de vrije liefde:
My baby she took me by surprise
She’s rockin’ and a-reelin’
Head up to ceiling
An’ swinging with some other guys
En iets verderop:
Silent weekend
Oh Lord, I sure wish Monday would come
Een weekend waarin verlangd wordt naar de maandag moet wel een heel slecht weekend zijn.
Waarom heb ik dit nummer dan in mijn hoofd zitten als een vrolijk deuntje? Waarom loop ik dit te pas en te onpas voor me uit te zingen? Ik heb een fantastisch weekend, ik verlang helemaal niet naar de maandag.
De tekst van "Silent Weekend" is niet te vinden in Dylans eerste boek met (song-)teksten: Writings & Drawings (1973), maar wel in het in 1976 verschenen boek The Songs Of Bob Dylan From 1966 Through 1975.
Pas in 2014, met de uitgave van elfde deel van The Bootleg Series, kreeg "Silent Weekend" een officiële release. Daarvoor circuleerde het nummer al onder Dylan-liefhebber.
"Silent Weekend" is een bedrieglijke song. Het lijkt zo vrolijk, maar ondertussen is er van alles mis. Hoe krijg ik nu nog iets anders in mijn kop?
Het weekend is nog niet voorbij, het kan nog.
kwartet
In de zomer van 2016 bracht Papiergoed Het grote creatieven kwartet op de markt. Tot gisteren had ik nog niet eerder van dit kwartet gehoord. Dit spel bevat negen kwartetten: 1. schilders; 2. mode; 3. muziek; 4. alleskunners; 5. schrijvers; 6. creatieve koppels; 7. tekenaars; 8. architecten; 9. film. Ieder kwartet bestaat uit 4 personen (of duo's), op iedere kwartet kaart staat een simplistische tekening van de betreffende persoon (of het betreffende duo), vaak - maar niet altijd - zeer treffend.
Bob Dylan vormt samen met Andy Warhol, David Bowie en Dennis Hopper het kwartet alleskunners.
Meer over Het grote creatieven kwartet is te vinden op de website van Papiergoed, zie hier.
Bob Dylan vormt samen met Andy Warhol, David Bowie en Dennis Hopper het kwartet alleskunners.
Meer over Het grote creatieven kwartet is te vinden op de website van Papiergoed, zie hier.
John Wesley Harding
Vlak na kerst 1967, op 27 december, werd in Amerika het album John Wesley Harding uitgebracht. Dat is vandaag 50 jaar geleden. Mijn ouders waren toen net getrouwd, ik zat zelfs nog niet eens in de planning.
There were three kings and a jolly three too. The first one had a broken nose, the second, a broken arm and the third was broke. "Faith is the key!" said the first king. "No, froth is the key!" said the second. "You're both wrong," said the third, "the key is Frank!"
It was late in the evening and Frank was sweeping up, preparing the meat and dishing himself out when there came a knock upon the door. "Who is it?" he mused. "It's us, Frank," said the three kings in unison, "and we'd like to have a word with you!" Frank opened the door and the three kings crawled in.
I am a lonesome hobo / Without family or friends / Where another man’s life might begin / That’s exactly where mine ends / I have tried my hand at bribery / Blackmail and deceit / And I’ve served time for ev’rything / ’Cept beggin’ on the street
~ * ~ * ~ * ~
Van het geld dat ik op mijn vijftiende verjaardag kreeg kocht ik een gitaar. Gitaar spelen en beroemd worden was mijn jongensdroom. Niet lang nadat op school bekend werd dat ik een gitaar had stopten mede-gitaristen mij cassettebandjes met muziek-voor-de-gitarist toe. Een van die bandjes bevatte muziek van Jimi Hendrix. Iedere gitarist wilde immers Jimi Hendrix worden, ook nog in de tweede helft van de jaren tachtig en dus oefende ik op mijn gitaar tot de blaren op mijn vingers stonden.
Hendrix' muziek maakte indruk, ik wilde meer en dus spaarde ik van mijn zakgeld tot ik genoeg had om een elpee van Jimi Hendrix te kopen. En nog een.
Op een van die elpees stond Hendrix' versie van "All Along The Watchtower". Twee jaar lang was Hendrix een bijna-god in mijn ogen. Toen kocht ik John Wesley Harding, hoorde Dylans "All Along The Watchtower" en luisterde nooit meer naar Jimi Hendrix.
~ * ~ * ~ * ~
Eind 1967 of begin 1968, in ieder geval voor John Wesley Harding in Nederland verscheen, nam een stewardess het album uit Amerika voor haar broertje mee. Dat broertje nam het album mee naar het Hitweek-kantoor - in Hitweek werd immers geschreven over het wachten op de nieuwe Dylan - waarna het album vervolgens door een VPRO-medewerker werd geleend zodat enkele nummers op de Nederlandse radio uitgezonden konden worden.
Delen van John Wesley Harding waren op de Nederlandse radio te horen nog voor het album hier in de winkels lag.
~ * ~ * ~ * ~
"Welke kleur heeft de hoes van John Wesley Harding?"
"Dat hangt er van af waar je de plaat koopt."
~ * ~ * ~ * ~
Boven mijn platenspeler hangen twee ingelijst platenhoezen naast elkaar: Blonde On Blonde en John Wesley Harding. Niet alleen zijn het twee mooi hoezen waar ik graag naar staar, ook staan ze voor de diversiteit in Dylans oeuvre. Deze twee albums verschenen na elkaar, eerst Blonde On Blonde (1966), daarna John Wesley Harding (1967) en toch verschillen deze platen als dag en nacht van elkaar.
Tussen het opnemen van Blonde On Blonde en John Wesley Harding toerde Bob Dylan door Europa en zette hij concertzalen op z'n kop, donderde hij van zijn motor en nam hij The Basement Tapes op. Ook dat lees ik in die twee hoezen aan de muur.
~ * ~ * ~ * ~
"Kijk eens goed naar de hoes."
"Ja... Wat moet ik zien?"
"Wie zit er onder de witte hoed?"
"Wat...?"
~ * ~ * ~ * ~
In 2014 publiceerde ik het boek Niemand zingt Dylan. In dit boek staat het enige stuk dat ik ooit publiceerde zonder het eerst af te maken. Een stuk over John Wesley Harding, een chaotisch samenraapsel van feiten, fictie, dialogen en citaten. Tweeënvijftig hoofdstukken in zo'n dertig bladzijden. En ondanks dat ik dat stuk nooit afmaakte, is het - naar mijn smaak - een van de meest geslaagde stukken dat ik ooit schreef.
~ * ~ * ~ * ~
"Zodra 'Dear Landlord' voorbij komt val ik altijd stil..."
"..."
"Echt altijd."
~ * ~ * ~ * ~
Het is vandaag een goede dag om John Wesley Harding te draaien. Misschien is het wel de beste dag. Misschien komt er nooit meer een dag als vandaag om John Wesley Harding te draaien. Of misschien komt er nog wel een dag om John Wesley Harding te draaien, maar zal het toch anders voelen dan vandaag.
Ik neem geen risico, ik draai vandaag John Wesley Harding.
~ * ~ * ~ * ~
It was late in the evening and Frank was sweeping up, preparing the meat and dishing himself out when there came a knock upon the door. "Who is it?" he mused. "It's us, Frank," said the three kings in unison, "and we'd like to have a word with you!" Frank opened the door and the three kings crawled in.
~ * ~ * ~ * ~
John Wesley Harding is het enige Dylan-album uit de jaren zestig waar nog nooit een outtake van is uitgebracht op een aflevering van The Bootleg Series of waarvan ook maar één outtake circuleert onder verzamelaars.
Aan de ene kant doet dat pijn. Aan de andere kant is John Wesley Harding goed zoals 'ie is. Outtakes gaan het album niet beter maken.
~ * ~ * ~ * ~
~ * ~ * ~ * ~
"Die eerste paar regels van 'I Pity The Poor Immigrant'..."
"Wat is daar mee?"
"Het zijn niet eens zozeer de woorden, veel meer hoe Dylan die woorden zingt. Als ik dat hoor, breek ik een beetje."
"Echt?"
"Ja, luister maar."
~ * ~ * ~ * ~
John Wesley Harding is vandaag vijftig geworden. Happy Birthday JWH!
A Hard Rain’s A-Gonna Fall (1963) - door Jochen
A Hard Rain’s A-Gonna Fall (1963)
De Engelse artiest David Gray maakt drie tamelijk onopgemerkte albums voordat hij in 1999 een millionseller wordt met zijn vierde plaat White Ladder. De single “Babylon” wordt een tophit, de song “Please Forgive Me” is het werkelijke hoogtepunt en de teller staat inmiddels op zeven miljoen verkochte exemplaren. In Ierland is het de bestverkochte plaat aller tijden; elk vierde huishouden moet daar een exemplaar van White Ladder in huis hebben.
De naam Dylan komt in de juichende recensies vrijwel nooit langs. Slechts een enkeling vergelijkt de gruizigheid van Grays stem met de bard, maar niemand onderkent de invloed van Dylan. Terwijl David toch een dikke hint geeft: de titel van zijn plaat ontleent hij aan vers 15 van “A Hard Rain’s A-Gonna Fall”, I saw a white ladder al covered with water. Op zijn albums eert hij Dylan verder nooit openlijk, maar de concertbezoekers worden zo af en toe verrast met een reverence; Gray speelt prachtige covers van zijn held. Niet heel vaak, maar toch. “One Too Many Mornings” en “Meet Me In The Morning” zeven keer, tweemaal “Buckets Of Rain”, “Jokerman” en “Like A Rolling Stone” beide een enkel keertje, evenals “To Ramona”. Opmerkelijk is verder die ene keer dat “No More Auction Block” langs waait – dat is het eeuwenoude lied dat de muziekhistorie ingaat wanneer Dylan het gebruikt als model voor “Blowin’ In The Wind”. Maar bij Hard Rain blijft Gray voorlopig nog uit de buurt.
Het is een subtiel gekozen verwijzing. Hard Rain is natuurlijk een bomvol lied, tot de nok toe gevuld met veelal schreeuwerige, bizarre, opzienbarende tableaus, en daarbinnen blijft zo’n verstild beeld van een natte witte ladder wat ondergesneeuwd.
De rijkdom van de songtekst heeft indertijd de impact van een brisantgranaat en is nog steeds zelden geëvenaard. De veelgeciteerde Dylanquote in de hoestekst, “Every line in it is actually the start of a whole song, elke regel is eigenlijk het begin van een heel lied,” is wel een rake typering. De drieëndertig versregels (stokregels niet meegeteld) zijn inhoudelijk ongerelateerd en bieden inderdaad drieëndertig krachtige, plastische beelden, die stuk voor stuk decors, plotwendingen of inleidingen voor drieëndertig machtige, epische ballades zouden kunnen zijn. De rest van dat citaat op de hoes is een ondertussen weerlegde poging tot mythologiseren. Daarin verklaart de dichter het lied tijdens de Cubacrisis te hebben geschreven en dat de daaruit voortkomende reële doodsangst de trigger was om al die mogelijke songs in deze ene song te proppen. Kletskoek; Dylan speelt Hard Rain al op 22 september 1962, in Carnegie Hall, een maand dus vóór die dagen dat de wereld haar adem inhield.
Wezensvreemd is die link met dat dreigende Armageddon echter niet, Hard Rain ís inderdaad apocalyptisch. Het merendeel van de opgeroepen beelden is luguber, onheilverkondigend, troosteloos, slagveldpoëzie. Dode oceanen, tienduizenden mijlen in de muil van een kerkhof, zwaarbewapende kinderen, bloeddruipende boomtakken, een zondvloed, een dode pony, een stervende dichter, een brandende vrouw, gifkogels en een gemaskerde beul… daarvan laat zich geen gezellige kindvriendelijke kleurplaat maken, in elk geval.
Het Boek Openbaringen, het Bijbelboek waarin Johannes van Patmos zijn infernale visioenen van de eindtijd beschrijft, lijkt dan ook de directe inspiratiebron. Net zoals Johannes is de dichter Dylan gevoelig voor de zeggingskracht van getallen, bijvoorbeeld. Twaalf mistige bergen, zes kromgetrokken snelwegen, zeven droeve wouden, tienduizend sprekers en honderd drummers; de boekhouderprecisie correspondeert met Johannes’ neiging om nauwkeurig te tellen. De twaalf stammen, het lam met de zeven hoornen, de eerste zes zegels, tienduizend maal tienduizend engelen – zelfs de cijfers kloppen. Eenzelfde analogie vormt de opsomming van die ongerelateerde, deels gruwelijke beelden. Inhoudelijk komen ze ook wel een paar keer overeen. De overstromingen, de brullende donder, stervende wereldzeeën, hongersnood en de toeschouwer op de berg – het zijn allemaal beelden die we ook in Openbaringen tegenkomen. Maar het meest in het oog springend is toch het perspectief: de ooggetuige die verslag doet van de groteske ondergangstaferelen, samengevat in die meest desolate versregel uit het gehele oeuvre van de Nobelprijslaureaat, where black is the color, where none is the number.
Over de tweede grote inspiratiebron zijn de geleerden het allemaal wel eens. De vraag-en-antwoordstructuur komt, inclusief de woorden where have you been, uit de zeventiende eeuw, uit Child Ballad nr. 12, “Lord Randall”. Verdere overeenkomsten met die magistrale, beklemmende Schotse ballade zijn er verder eigenlijk niet, inhoudelijk noch melodieus, maar die herhaalde vraag aan het begin van elk couplet is zó tekenend, dat het verder geen vraag is hoe de thief of thoughts op die hypnotiserende vorm is gekomen. Dylan zal er nog één keer gebruik van maken, in “Who Killed Davey Moore?” en dan is deze specifieke vorm wel uitgeput.
Dat geldt niet voor de vondst om een collageachtige reeks van symboolzwangere beelden aan elkaar te rijgen. De tekst suggereert een epische kwaliteit, insinueert dat hier een verhaal wordt verteld. Desgevraagd bericht de verteller waar hij is geweest, wat hij heeft gezien en gehoord, wie hij heeft ontmoet en wat zijn verdere plannen zijn. Dat lijkt op coherente geschiedschrijving. Zijn verslag is echter dermate poëtisch verpakt, verwoord in zo een expressionistische vervorming van de werkelijkheid, dat elke poging om een verhaallijn te ontdekken (zoals “Lord Randall” heeft), sneuvelt in dat lyrische bombardement. Overeind blijft slechts dat ene beeld: ondergang.
De poëzie geeft de song eeuwigheidswaarde en bij verschijnen van The Freewheelin’ Bob Dylan springt het lied er meteen al uit. Niet eens zozeer vanwege de duur – dubbel zo lang als het gemiddelde lied – maar vooral vanwege deze, literaire, kwaliteit. Niet toevallig wordt juist dit werk gekozen, meer dan vijftig jaar later, om bij de Nobelprijsceremonie te worden gezongen (door een aangrijpende Patti Smith). Het is immers de Nobelprijs voor Literatuur, verleend om “het creëren van nieuwe poëtische expressies”.
De eerste tijd na de creatie van het meesterwerk lijkt de maestro wat terughoudend om deze kunstvorm verder te verkennen. Het duurt tot “Gates Of Eden” (1965) voordat Dylan een vergelijkbaar dichtwerk vol poëtische expressies creëert. Maar dan is het hek ook van de dam. “It’s Alright, Ma”, “Farewell Angelina”, “Tombstone Blues” en ga zo maar door tot in de eenentwintigste eeuw met songs als “High Water” en “Scarlet Town”; de tientallen liederen waarin Dylan het verhaal ondergeschikt maakt aan de opeenstapeling van veelkleurige, vaak plastische impressies behoren tot zijn meest fascinerende.
De Engelse artiest David Gray maakt drie tamelijk onopgemerkte albums voordat hij in 1999 een millionseller wordt met zijn vierde plaat White Ladder. De single “Babylon” wordt een tophit, de song “Please Forgive Me” is het werkelijke hoogtepunt en de teller staat inmiddels op zeven miljoen verkochte exemplaren. In Ierland is het de bestverkochte plaat aller tijden; elk vierde huishouden moet daar een exemplaar van White Ladder in huis hebben.
De naam Dylan komt in de juichende recensies vrijwel nooit langs. Slechts een enkeling vergelijkt de gruizigheid van Grays stem met de bard, maar niemand onderkent de invloed van Dylan. Terwijl David toch een dikke hint geeft: de titel van zijn plaat ontleent hij aan vers 15 van “A Hard Rain’s A-Gonna Fall”, I saw a white ladder al covered with water. Op zijn albums eert hij Dylan verder nooit openlijk, maar de concertbezoekers worden zo af en toe verrast met een reverence; Gray speelt prachtige covers van zijn held. Niet heel vaak, maar toch. “One Too Many Mornings” en “Meet Me In The Morning” zeven keer, tweemaal “Buckets Of Rain”, “Jokerman” en “Like A Rolling Stone” beide een enkel keertje, evenals “To Ramona”. Opmerkelijk is verder die ene keer dat “No More Auction Block” langs waait – dat is het eeuwenoude lied dat de muziekhistorie ingaat wanneer Dylan het gebruikt als model voor “Blowin’ In The Wind”. Maar bij Hard Rain blijft Gray voorlopig nog uit de buurt.
Het is een subtiel gekozen verwijzing. Hard Rain is natuurlijk een bomvol lied, tot de nok toe gevuld met veelal schreeuwerige, bizarre, opzienbarende tableaus, en daarbinnen blijft zo’n verstild beeld van een natte witte ladder wat ondergesneeuwd.
De rijkdom van de songtekst heeft indertijd de impact van een brisantgranaat en is nog steeds zelden geëvenaard. De veelgeciteerde Dylanquote in de hoestekst, “Every line in it is actually the start of a whole song, elke regel is eigenlijk het begin van een heel lied,” is wel een rake typering. De drieëndertig versregels (stokregels niet meegeteld) zijn inhoudelijk ongerelateerd en bieden inderdaad drieëndertig krachtige, plastische beelden, die stuk voor stuk decors, plotwendingen of inleidingen voor drieëndertig machtige, epische ballades zouden kunnen zijn. De rest van dat citaat op de hoes is een ondertussen weerlegde poging tot mythologiseren. Daarin verklaart de dichter het lied tijdens de Cubacrisis te hebben geschreven en dat de daaruit voortkomende reële doodsangst de trigger was om al die mogelijke songs in deze ene song te proppen. Kletskoek; Dylan speelt Hard Rain al op 22 september 1962, in Carnegie Hall, een maand dus vóór die dagen dat de wereld haar adem inhield.
Wezensvreemd is die link met dat dreigende Armageddon echter niet, Hard Rain ís inderdaad apocalyptisch. Het merendeel van de opgeroepen beelden is luguber, onheilverkondigend, troosteloos, slagveldpoëzie. Dode oceanen, tienduizenden mijlen in de muil van een kerkhof, zwaarbewapende kinderen, bloeddruipende boomtakken, een zondvloed, een dode pony, een stervende dichter, een brandende vrouw, gifkogels en een gemaskerde beul… daarvan laat zich geen gezellige kindvriendelijke kleurplaat maken, in elk geval.
Het Boek Openbaringen, het Bijbelboek waarin Johannes van Patmos zijn infernale visioenen van de eindtijd beschrijft, lijkt dan ook de directe inspiratiebron. Net zoals Johannes is de dichter Dylan gevoelig voor de zeggingskracht van getallen, bijvoorbeeld. Twaalf mistige bergen, zes kromgetrokken snelwegen, zeven droeve wouden, tienduizend sprekers en honderd drummers; de boekhouderprecisie correspondeert met Johannes’ neiging om nauwkeurig te tellen. De twaalf stammen, het lam met de zeven hoornen, de eerste zes zegels, tienduizend maal tienduizend engelen – zelfs de cijfers kloppen. Eenzelfde analogie vormt de opsomming van die ongerelateerde, deels gruwelijke beelden. Inhoudelijk komen ze ook wel een paar keer overeen. De overstromingen, de brullende donder, stervende wereldzeeën, hongersnood en de toeschouwer op de berg – het zijn allemaal beelden die we ook in Openbaringen tegenkomen. Maar het meest in het oog springend is toch het perspectief: de ooggetuige die verslag doet van de groteske ondergangstaferelen, samengevat in die meest desolate versregel uit het gehele oeuvre van de Nobelprijslaureaat, where black is the color, where none is the number.
Over de tweede grote inspiratiebron zijn de geleerden het allemaal wel eens. De vraag-en-antwoordstructuur komt, inclusief de woorden where have you been, uit de zeventiende eeuw, uit Child Ballad nr. 12, “Lord Randall”. Verdere overeenkomsten met die magistrale, beklemmende Schotse ballade zijn er verder eigenlijk niet, inhoudelijk noch melodieus, maar die herhaalde vraag aan het begin van elk couplet is zó tekenend, dat het verder geen vraag is hoe de thief of thoughts op die hypnotiserende vorm is gekomen. Dylan zal er nog één keer gebruik van maken, in “Who Killed Davey Moore?” en dan is deze specifieke vorm wel uitgeput.
Dat geldt niet voor de vondst om een collageachtige reeks van symboolzwangere beelden aan elkaar te rijgen. De tekst suggereert een epische kwaliteit, insinueert dat hier een verhaal wordt verteld. Desgevraagd bericht de verteller waar hij is geweest, wat hij heeft gezien en gehoord, wie hij heeft ontmoet en wat zijn verdere plannen zijn. Dat lijkt op coherente geschiedschrijving. Zijn verslag is echter dermate poëtisch verpakt, verwoord in zo een expressionistische vervorming van de werkelijkheid, dat elke poging om een verhaallijn te ontdekken (zoals “Lord Randall” heeft), sneuvelt in dat lyrische bombardement. Overeind blijft slechts dat ene beeld: ondergang.
De poëzie geeft de song eeuwigheidswaarde en bij verschijnen van The Freewheelin’ Bob Dylan springt het lied er meteen al uit. Niet eens zozeer vanwege de duur – dubbel zo lang als het gemiddelde lied – maar vooral vanwege deze, literaire, kwaliteit. Niet toevallig wordt juist dit werk gekozen, meer dan vijftig jaar later, om bij de Nobelprijsceremonie te worden gezongen (door een aangrijpende Patti Smith). Het is immers de Nobelprijs voor Literatuur, verleend om “het creëren van nieuwe poëtische expressies”.
De eerste tijd na de creatie van het meesterwerk lijkt de maestro wat terughoudend om deze kunstvorm verder te verkennen. Het duurt tot “Gates Of Eden” (1965) voordat Dylan een vergelijkbaar dichtwerk vol poëtische expressies creëert. Maar dan is het hek ook van de dam. “It’s Alright, Ma”, “Farewell Angelina”, “Tombstone Blues” en ga zo maar door tot in de eenentwintigste eeuw met songs als “High Water” en “Scarlet Town”; de tientallen liederen waarin Dylan het verhaal ondergeschikt maakt aan de opeenstapeling van veelkleurige, vaak plastische impressies behoren tot zijn meest fascinerende.
Dylan kort #1274
Ik was er even een paar dagen tussenuit: griepje. Een kleine inhaalslag, bestaande uit een "Dylan kort" (vandaag) en een nieuwe bijdrage van Jochen (waarschijnlijk morgen).
De muziek van de musical Girl From the North Country is nu op Spotify te beluisteren. [met dank aan Bert voor de tip]
Spraakmakende boeken: een verslag van de lezing over Dylans songteksten staat hier. [met dank aan Frits]
Reizen: Tiësto staat voor Dylan, zie hier.
Paul Kruger School heeft op de website een eerbetoon aan straatmuzikant Chuck Deeley staan (zie hier) en op YouTube - voor Chuck Deley - een cover van Dylans "Knockin' On Heaven's Door", zie hier.
Bindervoet en Henkes: De drie boeken met vertalingen van Dylans songteksten zijn in de uitverkoop. Bij een boekwinkel in Zutphen kosten de drie boeken samen nog slechts €40,-. Is dit overal of alleen bij de boekwinkel in Zutphen?
Bladeren door wat oude artikelen stuitte ik op een krantenknipsel uit 2007 over Bob Dylans commercial voor Cadillac. Die commercial deed toen nogal wat stof opwaaien, die commercial staat hier.
Zoekend naar die commercial op YouTube kwam ik nog een tweede, een langere versie tegen. Een commercial voor zowel Cadillac als XM Radio. Ik heb die commercial ongetwijfeld gezien in 2007, al kan ik mij dat niet meer herinneren. Hieronder die lange commercial voor Cadillac en XM Radio.
De muziek van de musical Girl From the North Country is nu op Spotify te beluisteren. [met dank aan Bert voor de tip]
Spraakmakende boeken: een verslag van de lezing over Dylans songteksten staat hier. [met dank aan Frits]
Reizen: Tiësto staat voor Dylan, zie hier.
Paul Kruger School heeft op de website een eerbetoon aan straatmuzikant Chuck Deeley staan (zie hier) en op YouTube - voor Chuck Deley - een cover van Dylans "Knockin' On Heaven's Door", zie hier.
Bindervoet en Henkes: De drie boeken met vertalingen van Dylans songteksten zijn in de uitverkoop. Bij een boekwinkel in Zutphen kosten de drie boeken samen nog slechts €40,-. Is dit overal of alleen bij de boekwinkel in Zutphen?
Bladeren door wat oude artikelen stuitte ik op een krantenknipsel uit 2007 over Bob Dylans commercial voor Cadillac. Die commercial deed toen nogal wat stof opwaaien, die commercial staat hier.
Zoekend naar die commercial op YouTube kwam ik nog een tweede, een langere versie tegen. Een commercial voor zowel Cadillac als XM Radio. Ik heb die commercial ongetwijfeld gezien in 2007, al kan ik mij dat niet meer herinneren. Hieronder die lange commercial voor Cadillac en XM Radio.
Aantekening #6561
Goed, gisteren plaatste ik in "Dylan kort #1273" twee links met betrekking tot een nieuw boek van Sid Lukkassen. De tweede link verwees naar een stuk van Lukkassen over Bob Dylans Chronicles en cultuurmarxisme. Ik plaatste weliswaar de links, maar het stuk van Lukkassen lezen, daar kwam ik niet aan toe. Dat gebeurt me wel vaker. Druk, druk, druk.
Ik kreeg e-mails van Patrick en Hans, waarvoor dank, schuimend van verontwaardiging over dat stuk van Lukkassen. Dat maakte nieuwsgierig en dus startte ik vanmiddag terwijl de vierde cd van Trouble No More draait de computer op om dat stuk van Lukkassen te lezen.
Wat blijkt? Lukkassen kan niet lezen. Hij plaatst na het lezen van Chronicles de liefde tussen Bob Dylan en Suze Rotolo rond de tijd van Nashville Skyline. Oeps.
Ik laat die Lukkassen maar links liggen. Als het om Dylan gaat kletst hij maar wat uit zijn nek.
Voor ik de computer opstartte terwijl de vierde cd van Trouble No More draaide, luisterde ik naar de derde cd. (Jawel, ik luisterde vandaag chronologisch.) Wat is dit toch mooi. Steeds blijven mijn oren haken achter andere songs. Vandaag waren het vooral "Slow Train" en "Trouble In Mind" van die derde cd waar ik even bij stil viel.
(Nu cd 4 dus, "Rise Again". Ook schitterend.)
In de kringloopwinkel pak ik de Elsevier van 5 november 2005 uit een dikke stapel tijdschriften. In dit blad lees ik de woorden van Rob van Scheers over Dylans optreden in Ahoy op 28 oktober: "Zijn stem mag inmiddels anderhalve octaaf zijn gezakt en de groeven in zijn gelaat verraden dat de jaren ook aan hem niet ongemerkt voorbij zijn gegaan, het blijft een wonderlijke ervaring om in dezelfde ruimte als Bob Dylan te verkeren.
Niet de protestzanger Bob. Nee, de musicus Bob, die alle ruimte aan zijn band laat, en zelf piano en mondharmonica speelt."
De setlist van die avond in Rotterdam:
1. Maggie's Farm
2. Tonight I'll Be Staying Here With You
3. Watching The River Flow
4. Lay Lady Lay
5. Stuck Inside Of Mobile With The Memphis Blues Again
6. Blind Willie McTell
7. I'll Be Your Baby Tonight
8. Ballad Of A Thin Man
9. I Don’t Believe You (She Acts Like We Never Have Met)
10. Love Sick
11. Tangled Up In Blue
12. Down Along The Cove
13. Chimes Of Freedom
14. Highway 61 Revisited
[encores]
15. Like A Rolling Stone
16. All Along The Watchtower
Wat ik me van die avond vooral herinner, 12 jaar later, is "Blind Willie McTell" en hoe verrassend het voelde om "Chimes Of Freedom" te horen. O ja, en het begin van "Maggie's Farm" dat ik moest missen. Het waren maar een paar noten, maar toch, ik miste ze.
"De belangrijkste folkartiest van de tweede urban folk-golf was ontegenzeggelijk Bob Dylan. Ongetwijfeld was zijn grillige karakter mede debet aan de belangstelling die hij in folkkringen genoot. Na een korte rock 'n' roll-flirtage met Little Richard besloot hij zich te identificeren met Woody Guthrie. Misschien vond hij dat Amerika een tweede Guthrie nodig had, nu Guthrie zwaar ziek was."
Zo begint paragraaf 9 in het boekje Beknopte geschiedenis van de popmuziek van Hans van Westen. Behalve Van Westen heb ik nog nooit iemand horen praten over de "tweede urban folk-golf". Dat is jammer, het klinkt wel lekker, "tweede urban folk-golf". Het rolt bijna van de tong.
Ook mooi: de jonge Bob Dylan werd niet overvallen door een golf van herkenning en bewondering bij het beluisteren van de muziek van Woody Guthrie, nee, hij besloot zich te identificeren met Guthrie, aldus Van Westen. Een besluit. Een bewuste keuze dus. Om zich te identificeren nog wel.
Hoe moet dat vroeger gegaan zijn in huize Zimmerman?
"En, Robert, vertel eens wat je later wil worden, jongen. Dokter misschien? Brandweerman?"
"Ik heb besloten, vader, om me te identificeren met Woody Guthrie."
"Maar jongen toch, zou je dat nou wel doen? In de identificatie is tenslotte geen belegde boterham te verdienen."
"Maar het zal me gelukkig maken, vader. Is dat niet minstens zo belangrijk als geld verdienen?"
In the time of my confession, in the hour of my deepest need
When the pool of tears beneath my feet flood every newborn seed
There’s a dyin’ voice within me reaching out somewhere
Toiling in the danger and in the morals of despair
Ik kreeg e-mails van Patrick en Hans, waarvoor dank, schuimend van verontwaardiging over dat stuk van Lukkassen. Dat maakte nieuwsgierig en dus startte ik vanmiddag terwijl de vierde cd van Trouble No More draait de computer op om dat stuk van Lukkassen te lezen.
Wat blijkt? Lukkassen kan niet lezen. Hij plaatst na het lezen van Chronicles de liefde tussen Bob Dylan en Suze Rotolo rond de tijd van Nashville Skyline. Oeps.
Ik laat die Lukkassen maar links liggen. Als het om Dylan gaat kletst hij maar wat uit zijn nek.
~ * ~ * ~ * ~
Voor ik de computer opstartte terwijl de vierde cd van Trouble No More draaide, luisterde ik naar de derde cd. (Jawel, ik luisterde vandaag chronologisch.) Wat is dit toch mooi. Steeds blijven mijn oren haken achter andere songs. Vandaag waren het vooral "Slow Train" en "Trouble In Mind" van die derde cd waar ik even bij stil viel.
(Nu cd 4 dus, "Rise Again". Ook schitterend.)
~ * ~ * ~ * ~
In de kringloopwinkel pak ik de Elsevier van 5 november 2005 uit een dikke stapel tijdschriften. In dit blad lees ik de woorden van Rob van Scheers over Dylans optreden in Ahoy op 28 oktober: "Zijn stem mag inmiddels anderhalve octaaf zijn gezakt en de groeven in zijn gelaat verraden dat de jaren ook aan hem niet ongemerkt voorbij zijn gegaan, het blijft een wonderlijke ervaring om in dezelfde ruimte als Bob Dylan te verkeren.
Niet de protestzanger Bob. Nee, de musicus Bob, die alle ruimte aan zijn band laat, en zelf piano en mondharmonica speelt."
De setlist van die avond in Rotterdam:
1. Maggie's Farm
2. Tonight I'll Be Staying Here With You
3. Watching The River Flow
4. Lay Lady Lay
5. Stuck Inside Of Mobile With The Memphis Blues Again
6. Blind Willie McTell
7. I'll Be Your Baby Tonight
8. Ballad Of A Thin Man
9. I Don’t Believe You (She Acts Like We Never Have Met)
10. Love Sick
11. Tangled Up In Blue
12. Down Along The Cove
13. Chimes Of Freedom
14. Highway 61 Revisited
[encores]
15. Like A Rolling Stone
16. All Along The Watchtower
Wat ik me van die avond vooral herinner, 12 jaar later, is "Blind Willie McTell" en hoe verrassend het voelde om "Chimes Of Freedom" te horen. O ja, en het begin van "Maggie's Farm" dat ik moest missen. Het waren maar een paar noten, maar toch, ik miste ze.
~ * ~ * ~ * ~
"De belangrijkste folkartiest van de tweede urban folk-golf was ontegenzeggelijk Bob Dylan. Ongetwijfeld was zijn grillige karakter mede debet aan de belangstelling die hij in folkkringen genoot. Na een korte rock 'n' roll-flirtage met Little Richard besloot hij zich te identificeren met Woody Guthrie. Misschien vond hij dat Amerika een tweede Guthrie nodig had, nu Guthrie zwaar ziek was."
Zo begint paragraaf 9 in het boekje Beknopte geschiedenis van de popmuziek van Hans van Westen. Behalve Van Westen heb ik nog nooit iemand horen praten over de "tweede urban folk-golf". Dat is jammer, het klinkt wel lekker, "tweede urban folk-golf". Het rolt bijna van de tong.
Ook mooi: de jonge Bob Dylan werd niet overvallen door een golf van herkenning en bewondering bij het beluisteren van de muziek van Woody Guthrie, nee, hij besloot zich te identificeren met Guthrie, aldus Van Westen. Een besluit. Een bewuste keuze dus. Om zich te identificeren nog wel.
Hoe moet dat vroeger gegaan zijn in huize Zimmerman?
"En, Robert, vertel eens wat je later wil worden, jongen. Dokter misschien? Brandweerman?"
"Ik heb besloten, vader, om me te identificeren met Woody Guthrie."
"Maar jongen toch, zou je dat nou wel doen? In de identificatie is tenslotte geen belegde boterham te verdienen."
"Maar het zal me gelukkig maken, vader. Is dat niet minstens zo belangrijk als geld verdienen?"
~ * ~ * ~ * ~
Is het niet een mooie avond om Masked And Anonymous weer eens uit de kast te pakken?
Pak jij de chips en wat te drinken, dan schuif ik de dvd alvast in de speler.
~ * ~ * ~ * ~
"Every Grain Of Sand", de laatste song van de vierde cd van Trouble No More maakt mij nederig. Ik lees in het stuk van Rob van Scheers in Elsevier over artiesten die hun favoriete Dylan-song kiezen: "Sheryl Crow kiest voor de ballade 'Every Grain Of Sand' van het album Shot Of Love (1981)."
"Die Cheryl Crow weet wat kiezen is," denk ik terwijl de laatste tonen van "Every Grain Of Sand" door de kamer dwarrelen.
~ * ~ * ~ * ~
When the pool of tears beneath my feet flood every newborn seed
There’s a dyin’ voice within me reaching out somewhere
Toiling in the danger and in the morals of despair
~ * ~ * ~ * ~
Het is weer stil in huis. Stil tot het volgende album is opgezet. Lang kan dat niet duren.
Dylan kort#1273
Dylan-biograaf Anthony Scaduto overleed afgelopen week op 85-jarige leeftijd, zie hier.
"Wat Levenslust en doodsdrift [van Sid Lukkassen] te bieden heeft, is een serie goed en onderhoudend geschreven opstellen over uiteenlopende verschijnselen als de autobiografie van Bob Dylan, de wijze waarop internet providers censuur opleggen ten aanzien alles wat niet politiek correct is (...)", zie hier. [met dank aan Dirk]
Sid Lukkassen - "Bob Dylan en zijn aanraking met het cultuurmarxisme", zie hier. [met dank aan Dirk]
"Nobelprijs winnaar Bob Dylan komt voor concerten naar Spanje", zie hier.
Cinézik: The Bob Dylan edition, zie hier.
"Wat Levenslust en doodsdrift [van Sid Lukkassen] te bieden heeft, is een serie goed en onderhoudend geschreven opstellen over uiteenlopende verschijnselen als de autobiografie van Bob Dylan, de wijze waarop internet providers censuur opleggen ten aanzien alles wat niet politiek correct is (...)", zie hier. [met dank aan Dirk]
Sid Lukkassen - "Bob Dylan en zijn aanraking met het cultuurmarxisme", zie hier. [met dank aan Dirk]
"Nobelprijs winnaar Bob Dylan komt voor concerten naar Spanje", zie hier.
Cinézik: The Bob Dylan edition, zie hier.
How Many Times Can A Man Change His Mind; Bob Dylan in Londen, 1981 - door Johan
Grappig om na zoveel jaar te lezen dat ik bij mijn concert in Londen in hetzelfde vak zat als Silvester. (zie 19 november jl.) Slechts een paar rijen achter hem. Ook ik had met een vriend toegehapt op die goedkope aanbieding uit een omroepblad. Drie jaar na dat fantastische concert in de Kuip zou Dylan met zijn nieuwe tour niet naar Nederland komen en dit was de kans om hem toch voor een niet te hoge prijs te zien. De aanbieders van de reis organiseerden overigens alles ook zo goedkoop mogelijk.
Een driedaagse reis was zeker veel gezegd. Het zou twee dagen hebben beslagen als de boot een uurtje later vertrokken was. De nachtboot vanuit Hoek van Holland vertrok om 23.00 uur. Op een slaapcabine had ik op mijn beurt bezuinigd. Een slaapstoel voor zeven gulden volstond. De volgende ochtend vroeg van Harwich met de trein richting Londen. Daar moesten de kaartjes voor het concert nog worden opgehaald, want ze waren niet opgestuurd. In het gebouw waar we moesten zijn was het druk, want er werden ook kaartjes voor Wimbledon verdeeld. In ruil voor de bevestiging van de boeking kregen we een enveloppe met de tickets. Omdat ik nieuwsgierig was hoe ze er uit zouden zien, bekeek ik ze direct na de uitgang. Tot mijn schrik had ik kaartjes voor de zondagavond gekregen. Dan zou ik alweer terug op Nederlandse bodem zijn. Het omwisselen voor de zaterdagavond ging tot mijn opluchting snel en zonder discussie.
We hadden achter station Victoria een hotelkamer met twaalf bedden en die waren allemaal bezet. En de andere tien gingen niet naar Dylan. Enige plek voor de jassen en tassen was onder het bed. Ontbijt was er ’s ochtends wel: slappe koffie, een croissant en een broodje (met een kuipje marmelade), dat je wel staande moest opeten in de lobby. Na het ophalen van de kaartjes hadden we nog de hele middag om boek- en platenwinkels af te lopen en wat in een pub te hangen. In een tijdschriftenwinkel kocht ik een Melody Maker van die week met Dylan op de cover. Die heb ik altijd bewaard, net als het programmaboek en de twee buttons waar Silvester het al over had.
Kort na dit reisje kreeg op school de opdracht een recensie te schrijven. Zoveel concerten of films liep ik toen nog niet af, dus ik besloot terug te vallen op mijn herinneringen aan die avonden in Londen. Een kopie daarvan had ik in mijn programmaboek gestopt. Na de oproep van Tom heb ik dat verhaal uit een stoffige lade opgediept. Bij deze:
BOB DYLAN; HOW MANY TIMES CAN A MAN CHANGE HIS MIND?
Bob Dylan, European Concert Tour 81, Earls Court, Londen, 26 juni. Twintigduizend mensen verzameld in een betonnen pakhuis. Het is kwart over acht en de spanning is te snijden. Eindelijk zal men antwoord krijgen op de vragen, die zijn opgeroepen door een geruchtenstroom. Want geruchten zijn er genoeg over het ‘witte wonder’, die drie jaar geleden nog heel Europa aan zijn voeten had. Een enkele onbezette plaats is tekenend voor de tanende populariteit van deze man, die met twee religieuze elpees zijn hele publiek ten zich in het harnas joeg. Het spoor bijster met Slow Train Coming en geen redden meer aan na Saved…
Toch zitten ze weer; de al wat kalende dertigers, de nieuwsgierige punks en bejaarde hippies. Allemaal aangetrokken door de verhalen ‘dat ie van z’n geloof zou zijn’. Hetzelfde publiek als drie jaar geleden dus. Het bonte gezelschap is alleen nu ook aangevuld met een aantal Jezus-kinderen. Na de Heiland hebben zij ook Dylan ontdekt en vrolijk zingen ze “Blowin In The Wind” op het middenterrein. Extra verwarring sticht bij dit alles het programmaboekje. Zijn laatste twee platen staan wel in de afgedrukte discografie, maar afgebeeld op de andere pagina’s zijn alleen de hoezen van de voorgangers.
Teleurstelling
Als een onaangekondigd gospelkwartet op het podium Halleluja-materiaal begint te zingen, verzinkt bijna iedereen in teleurstelling. “Verdomme, hij flikt het weer” zegt een jongen naast me: “In Amerika heef hij bijna een halfuur gepreekt”. Alleen de Jezus-kinderen dansen op de slechts door piano begeleide stemmen van de zwarte zangeressen. De vier, die later de backinggroup van Dylan zouden vormen, ontvangen een matig beleefdheidsapplaus. De boodschap van vier gospelnummers komt duidelijk niet over.
Dan toch ovatie, want Dylan en band verschijnen op het podium. Zonder een woord te zeggen zet Dylan “Gotta Serve Somebody” in. “Godskolere!” roept mijn buurman en zijn teleurstelling lijkt wijd gedeeld. Het wordt er niet beter op met “I Believe In You”. Het nummer daarop slaat de vlam wel in de pan. “Like A Rolling Stone” brult de zaal mee en de gouden tijden herleven.
Bevlieging
Is die bekering dan toch weer zo’n typische Dylan-bevlieging? Na het concert kan deze vraag met een volmondig ja worden beantwoord. Slechts acht religieuze songs, veel lang verzwegen oud-materiaal en nieuwe nummers waar Jezus of God niet meer in voorkomen. Jezus moet ruimen voor “Lenny Bruce”, de hemel is weer op aarde te vinden “In The Summertime” bij een vrouw en Bob filosofeert met “Every Grain Of Sand’ weer zelf. Dylan is weer onder de mensen en dat laat hij merken ook. Met grapjes zet hij de zaal naar de hand. Hij weet zich gesteund door een ijzersterke band. Ook bij zijn akoestische nummers staat Dylan vaak niet alleen. De pianist doet heerlijk aan wat van zijn solonummers mee. Ook de zo te horen van Mark Knopfler geleende gitaar vergroot het feestje.
In schril contrast met deze muzikale traktatie staat het visuele aspect. Veel meer dan in rood licht badende muzikanten is het niet. Dylan staat er tussen als een houten klaas en bewijst dat nog eens extra als hij zingend zonder gitaar niet verder komt dan het imiteren van een verkeersagent met koude handen. Ook de band beweegt statisch. Alleen de continue wiegende zangeressen houden de ‘dia’ levend. Maar het publiek vindt het allemaal weer prachtig. Al die oude dertigers zijn weer “Forever Young”.
Een driedaagse reis was zeker veel gezegd. Het zou twee dagen hebben beslagen als de boot een uurtje later vertrokken was. De nachtboot vanuit Hoek van Holland vertrok om 23.00 uur. Op een slaapcabine had ik op mijn beurt bezuinigd. Een slaapstoel voor zeven gulden volstond. De volgende ochtend vroeg van Harwich met de trein richting Londen. Daar moesten de kaartjes voor het concert nog worden opgehaald, want ze waren niet opgestuurd. In het gebouw waar we moesten zijn was het druk, want er werden ook kaartjes voor Wimbledon verdeeld. In ruil voor de bevestiging van de boeking kregen we een enveloppe met de tickets. Omdat ik nieuwsgierig was hoe ze er uit zouden zien, bekeek ik ze direct na de uitgang. Tot mijn schrik had ik kaartjes voor de zondagavond gekregen. Dan zou ik alweer terug op Nederlandse bodem zijn. Het omwisselen voor de zaterdagavond ging tot mijn opluchting snel en zonder discussie.
We hadden achter station Victoria een hotelkamer met twaalf bedden en die waren allemaal bezet. En de andere tien gingen niet naar Dylan. Enige plek voor de jassen en tassen was onder het bed. Ontbijt was er ’s ochtends wel: slappe koffie, een croissant en een broodje (met een kuipje marmelade), dat je wel staande moest opeten in de lobby. Na het ophalen van de kaartjes hadden we nog de hele middag om boek- en platenwinkels af te lopen en wat in een pub te hangen. In een tijdschriftenwinkel kocht ik een Melody Maker van die week met Dylan op de cover. Die heb ik altijd bewaard, net als het programmaboek en de twee buttons waar Silvester het al over had.
Kort na dit reisje kreeg op school de opdracht een recensie te schrijven. Zoveel concerten of films liep ik toen nog niet af, dus ik besloot terug te vallen op mijn herinneringen aan die avonden in Londen. Een kopie daarvan had ik in mijn programmaboek gestopt. Na de oproep van Tom heb ik dat verhaal uit een stoffige lade opgediept. Bij deze:
BOB DYLAN; HOW MANY TIMES CAN A MAN CHANGE HIS MIND?
Bob Dylan, European Concert Tour 81, Earls Court, Londen, 26 juni. Twintigduizend mensen verzameld in een betonnen pakhuis. Het is kwart over acht en de spanning is te snijden. Eindelijk zal men antwoord krijgen op de vragen, die zijn opgeroepen door een geruchtenstroom. Want geruchten zijn er genoeg over het ‘witte wonder’, die drie jaar geleden nog heel Europa aan zijn voeten had. Een enkele onbezette plaats is tekenend voor de tanende populariteit van deze man, die met twee religieuze elpees zijn hele publiek ten zich in het harnas joeg. Het spoor bijster met Slow Train Coming en geen redden meer aan na Saved…
Toch zitten ze weer; de al wat kalende dertigers, de nieuwsgierige punks en bejaarde hippies. Allemaal aangetrokken door de verhalen ‘dat ie van z’n geloof zou zijn’. Hetzelfde publiek als drie jaar geleden dus. Het bonte gezelschap is alleen nu ook aangevuld met een aantal Jezus-kinderen. Na de Heiland hebben zij ook Dylan ontdekt en vrolijk zingen ze “Blowin In The Wind” op het middenterrein. Extra verwarring sticht bij dit alles het programmaboekje. Zijn laatste twee platen staan wel in de afgedrukte discografie, maar afgebeeld op de andere pagina’s zijn alleen de hoezen van de voorgangers.
Teleurstelling
Als een onaangekondigd gospelkwartet op het podium Halleluja-materiaal begint te zingen, verzinkt bijna iedereen in teleurstelling. “Verdomme, hij flikt het weer” zegt een jongen naast me: “In Amerika heef hij bijna een halfuur gepreekt”. Alleen de Jezus-kinderen dansen op de slechts door piano begeleide stemmen van de zwarte zangeressen. De vier, die later de backinggroup van Dylan zouden vormen, ontvangen een matig beleefdheidsapplaus. De boodschap van vier gospelnummers komt duidelijk niet over.
Dan toch ovatie, want Dylan en band verschijnen op het podium. Zonder een woord te zeggen zet Dylan “Gotta Serve Somebody” in. “Godskolere!” roept mijn buurman en zijn teleurstelling lijkt wijd gedeeld. Het wordt er niet beter op met “I Believe In You”. Het nummer daarop slaat de vlam wel in de pan. “Like A Rolling Stone” brult de zaal mee en de gouden tijden herleven.
Bevlieging
Is die bekering dan toch weer zo’n typische Dylan-bevlieging? Na het concert kan deze vraag met een volmondig ja worden beantwoord. Slechts acht religieuze songs, veel lang verzwegen oud-materiaal en nieuwe nummers waar Jezus of God niet meer in voorkomen. Jezus moet ruimen voor “Lenny Bruce”, de hemel is weer op aarde te vinden “In The Summertime” bij een vrouw en Bob filosofeert met “Every Grain Of Sand’ weer zelf. Dylan is weer onder de mensen en dat laat hij merken ook. Met grapjes zet hij de zaal naar de hand. Hij weet zich gesteund door een ijzersterke band. Ook bij zijn akoestische nummers staat Dylan vaak niet alleen. De pianist doet heerlijk aan wat van zijn solonummers mee. Ook de zo te horen van Mark Knopfler geleende gitaar vergroot het feestje.
In schril contrast met deze muzikale traktatie staat het visuele aspect. Veel meer dan in rood licht badende muzikanten is het niet. Dylan staat er tussen als een houten klaas en bewijst dat nog eens extra als hij zingend zonder gitaar niet verder komt dan het imiteren van een verkeersagent met koude handen. Ook de band beweegt statisch. Alleen de continue wiegende zangeressen houden de ‘dia’ levend. Maar het publiek vindt het allemaal weer prachtig. Al die oude dertigers zijn weer “Forever Young”.
Net verschenen: Jochen Markhorst - Andere Tijden, Trage Treinen
Net verschenen:
Andere Tijden, Trage Treinen van Jochen Markhorst. Andere Tijden, Trage Treinen bevat weer 30 beschouwingen over 30 dylansongs. Een aantal van de beschouwingen werd eerder op deze blog gepubliceerd, tot de tien ongepubliceerde behoren zeer lezenswaardige stukken over “Lily, Rosemary And The Jack Of Hearts”, “Going To Acapulco”, “Floater”, “Talkin’ World War III Blues” en “Do Right To Me Baby”.
Liefhebbers van Markhorsts eerdere boeken Joker, Dief en Eskimo, Meneer de Tamboerijnman en de regenachtige vrouwen en Blonde On Blonde en lezers van deze blog waarderen de frisse kijk van Markhorst en de onvermoede bruggetjes die hij weet te slaan. In Andere Tijden, Trage Tijden voeren de songs van Dylan ons mee naar o.a. Leo Kottke, Bertolt Brecht, Suzanne Vega, John Cooper Clarke, Pixars Ratatouille, Shel Silverstein, Kafka, Mink DeVille, Samuel Pepys, Marianne Faithfull, de Men In Black en Shakespeare – en dan zijn we pas halverwege.
Zoals gebruikelijk sluit Markhorst elke beschouwing af met een blik op de beste covers van de besproken song. En daartussen bevinden zich ook weer heel wat eye-openers.
Jochen Markhorst - Andere Tijden, Trage Treinen
Uitgeverij: Brave New Books
ISBN: 9789402169010
Prijs € 20,00
Pagina's: 164
Andere Tijden, Trage Treinen van Jochen Markhorst. Andere Tijden, Trage Treinen bevat weer 30 beschouwingen over 30 dylansongs. Een aantal van de beschouwingen werd eerder op deze blog gepubliceerd, tot de tien ongepubliceerde behoren zeer lezenswaardige stukken over “Lily, Rosemary And The Jack Of Hearts”, “Going To Acapulco”, “Floater”, “Talkin’ World War III Blues” en “Do Right To Me Baby”.
Liefhebbers van Markhorsts eerdere boeken Joker, Dief en Eskimo, Meneer de Tamboerijnman en de regenachtige vrouwen en Blonde On Blonde en lezers van deze blog waarderen de frisse kijk van Markhorst en de onvermoede bruggetjes die hij weet te slaan. In Andere Tijden, Trage Tijden voeren de songs van Dylan ons mee naar o.a. Leo Kottke, Bertolt Brecht, Suzanne Vega, John Cooper Clarke, Pixars Ratatouille, Shel Silverstein, Kafka, Mink DeVille, Samuel Pepys, Marianne Faithfull, de Men In Black en Shakespeare – en dan zijn we pas halverwege.
Zoals gebruikelijk sluit Markhorst elke beschouwing af met een blik op de beste covers van de besproken song. En daartussen bevinden zich ook weer heel wat eye-openers.
Jochen Markhorst - Andere Tijden, Trage Treinen
Uitgeverij: Brave New Books
ISBN: 9789402169010
Prijs € 20,00
Pagina's: 164
What Good Am I? (1989) - door Jochen
What Good Am I? (1989)
Brian Wilson is getraumatiseerd en geestelijk labiel, wordt geteisterd door tamelijk ernstige psychische stoornissen, is doof aan een oor en een van de grootste popcomponisten van de twintigste eeuw. I Am Brian Wilson (2016), de autobiografie, schetst een noodgedwongen incompleet beeld - Wilson onderkent dat er hele perioden van zijn leven in een mist van drugs, depressies en medicatie zijn verdwenen. Desondanks, of misschien mede daarom, is het boek een ontroerend portret van een man die met dankbare bescheidenheid, zelfspot en soms zelfs ironie op zijn leven terugblikt.
De bescheidenheid is identiek aan de nederige, bewonderende toon die Dylan kan aanslaan in Chronicles, aan het ontzag dat hij demonstreert voor artiesten waarvan de lezer denkt: maar daar staat u zelf toch mijlenver boven, meneer Dylan?
Brian Wilson vertelt hoe hij in 2006 in New York zit te lunchen met twee vrienden. Aan een andere tafel heeft hij Carole King al zien zitten, maar die durft hij natuurlijk niet aan te spreken. Dan moet Brian even naar de wc.
De eerste persoon die ik daar zag, was Barry Mann. Ik dacht dat ik droomde. Net kwamen we langs de Brill Building, ik zag zojuist Carole King en nu Barry Mann. Al die geweldige songs die hij samen met zijn vrouw, Cynthia Weill, heeft geschreven. ‘Uptown’ en ‘We Gotta Get Out Of This Place’ en ‘I’m Gonna Be Strong.’ Ik zei Barry gedag en troonde hem mee naar onze tafel om de jongens te ontmoeten. Ik vroeg of hij misschien wilde aanschuiven.
“Zou ik heel graag willen,” zei hij, “maar ik zit daarginds met Carole.”
Er viel een stilte en ik denk dat hij het gevoel kreeg dat hij zich nader moest verklaren.
“Carole King,” zei hij. “En Cynthia.”
“Cynthia Weil?” vroeg ik. Ik stond nog steeds te denken aan al die liedjes die ze samen hadden geschreven. Ik weet niet welk liedje op dat moment door mijn hoofd speelde. ‘He’s Sure The Boy I Love’ misschien, of ‘Walking In The Rain.’
Barry moest lachen. “Loop maar even met me mee.”
Tot zijn onuitsprekelijke vreugde wordt Brian dan hartelijk begroet en omhelsd door Carole King en Cynthia Weill. Helemaal in de wolken loopt hij terug naar zijn tafel.
“Dat is toch ongelooflijk dat je zomaar in een herentoilet in New York Barry Mann tegenkomt?” zei ik. “Ik geloof dat ik gek word. Wij zijn in dezelfde ruimte als drie van de allergrootste songschrijvers ooit.”
Het is, net zoals bij Dylan in vergelijkbare passages, niet gespeeld. Elke popmuziekminnende lezer zal Brian Wilson in het pantheon der songschrijvers flink wat etages hoger dan Mann, Weill en King plaatsen, maar Wilson matigt zichzelf niet aan dat hij ook maar in de schaduw van die namen kan staan.
Groot is ook zijn ontzag voor Dylan, die een paar keer langskomt in deze memoires. De zoon die hij krijgt met zijn tweede vrouw, Melinda, noemt hij Dylan en als hij hem voor het eerst vasthoudt, zingt Brian zachtjes “Mr. Tambourine Man” voor hem. “De naam voelde helemaal goed.” Daarvoor heeft hij al, akelig bescheiden maar toch wel erg trots, geciteerd wat voor aardigs Dylan ooit over hem heeft gezegd:
Het is niet mijn gewoonte om bij te houden wat mensen allemaal over mij zeggen, maar een ding vond ik wel erg leuk. Het is van Bob Dylan en het is een van de alleraardigste en grappigste complimenten. “Dat oor van hem – allejezus,” zei hij, “dat moet hij later aan het Smithsonian vermaken.” Misschien doe ik dat wel.
Een opmerkelijke anekdote betreft een samenzijn bij Wilson thuis in Los Angeles, voorafgaand aan die wat wonderlijke bijdrage van Dylan aan Wilsons song “The Spirit Of Rock And Roll” (1987). De ontmoeting is net zo onwaarschijnlijk toevallig als die ontmoeting met Barry Mann:
Ik zat voor een routinecontrole op de Eerste Hulp van Malibu en er kwam een vent op me af. Hij had een krullenkop en was vrij klein van stuk. “Ben jij Brian Wilson?” vroeg hij.
“Ja,” zei ik.
“Hallo,” zei hij, “ik ben Bob Dylan.” Hij was daar omdat hij zijn duim had gebroken. We kletsten wat over niks. Ik was natuurlijk een enorme fan van zijn teksten. ‘Like A Rolling Stone’ is een van de allerbeste songs ooit, he. En ‘Mr. Tambourine Man’ en ‘It’s All Over Now, Baby Blue’ en nog zo veel meer. Wat een songschrijver! Ik nodigde hem uit om de volgende dag bij mij te komen lunchen. Toen hadden we een langer gesprek. We praatten de hele tijd alleen maar over muziek. We hadden het over oude songs die we ons nog konden herinneren, songs van vóór rock and roll. We praatten over ideeën die hij had. Aardige vent. Hij droeg wat zang bij aan een lied waaraan ik destijds zat te werken, ‘The Spirit Of Rock And Roll’.
Maar dat was een van de zeldzame lichtpuntjes. Meestal was het erg naar, daar in dat huis op Latigo Shore.
Dat van die gebroken duim is een weinig gedocumenteerde blessure, maar Dylan zelf vermeldt ook zoiets, in Chronicles, als opening van hoofdstuk 4, het hoofdstuk Oh Mercy. “Het was 1987 en mijn hand, die ik heilloos had verwond bij een bizar ongeluk, verkeerde in staat van regeneratie.” In datzelfde hoofdstuk staat Dylan stil bij de meeste songs van het album Oh Mercy, onder andere bij de donkere parel “What Good Am I?” De tekst schrijft hij, zo herinnert hij zich, ergens begin ’87, ’s nachts, thuis in Malibu. Dylan laat observaties van de voorgaande dag revue passeren, maar kan zijn vinger niet echt op een inspiratiebron voor juist deze woorden leggen. “Misschien dat het zien van die dakloze vent, of die hond, de politieagenten, dat saaie toneelstuk of zelfs de capriolen van Guitar Shorty er iets mee van doen hadden. Wie zal het zeggen.”
Bij de lezer van I Am Brian Wilson doemt echter een geheel andere inspiratiebron op: de verteller uit “What Good Am I?” lijkt angstig veel op de ik-persoon van dat werk.
De inkopper is het dove oor, dat de verteller naar de “donderende hemel” wendt, een beeld dat de dichter in zijn gehele oeuvre slechts eenmaal gebruikt – in die liedtekst die hij enkele weken na zijn ontmoeting met de eenzijdige dove Wilson schrijft. De overige Aha-Erlebnisse gaan wat dieper dan die oppervlakkige, fysieke overeenkomst. We leren Wilson kennen als een man die op alle fronten wordt gekweld door (onder andere) faalangst, door de vraag of hij wel goed genoeg is. Zelf beschrijft hij zo’n angstaanval met de woorden frozen in place, net zoals de ik uit het lied spijtig zelfanalyseert: and I freeze in the moment like the rest who don’t try. Opmerkelijk vergelijkbaar zijn beide hoofdpersonen in de tekortkomingen die zij bij zichzelf zien. Wilson betreurt hoe hij naasten heeft gekwetst door ze te negeren, hoe hij zich bewust heeft afgesloten voor andermans verdriet, gebruikt vergelijkbare bewoordingen (“When I hear those voices, I try to shut them out”) en heeft zich afgewend van zijn vreselijke vader en zelfs de begrafenis niet bezocht (“I just turn my back while you silently die”).
Allemaal zaken waarvan de dichter Dylan wel of geen weet heeft, maar dat de observerende, sensitieve Dylan impressies van die zonderlinge, ontroerende Beach Boy met zich meedraagt, dat voorjaar 1987, is wel erg waarschijnlijk.
Het lied is hoe dan ook prachtig, en een van de veelgeroemde hoogtepunten van Oh Mercy. De muziek, vertelt Dylan, ontstaat pas in de studio, zo’n twee jaar nadat hij de tekst schreef en in een la heeft opgeborgen. We moesten echt op jacht naar een melodie, herinnert hij zich, en lijkt eigenlijk weinig tevreden met het eindresultaat. “De tekst beviel me, maar de melodie was niet bijzonder genoeg – het had geen emotionele impact.” Dylan legt zich dan maar neer bij het positieve oordeel van producer Daniel Lanois.
Lanois heeft gelijk, zoals wel vaker. Het lied is, inderdaad, weinig melodieus, maar enorm effectief opgetuigd en ijzingwekkend mooi. Met de emotionele impact zit het wel goed, in elk geval.
Dat vinden andere grootheden ook. Voor Tom Jones betekent het lied zelfs een onverwacht keerpunt en fikse upgrade van zijn carrière. Jones neemt “What Good Am I?” in 2010 op voor zijn bejubelde album Praise & Blame. Het is een schitterende, broeierige cover en het bezorgt hem het ultieme compliment: het behaagt de meester zelf. Jones is een van de twaalf artiesten die Dylan selecteert om een Dylansong te komen zingen bij het MusiCares-gebeuren in 2015. In zijn autobiografie Over The Top And Back (2015) memoreert Tom Jones die eer met nog steeds beduusde dankbaarheid, in het hoofdstuk dat hij ook What Good Am I noemt. Als hij, na de optredens, aan een tafeltje zit en naar die overdonderende speech van Dylan luistert (“de opzienbarendste toespraak die ik ooit heb gehoord van een muzikant”), zit hij daar “gefascineerd – gefascineerd en verbijsterd dat ik een bescheiden deel van deze avond mocht zijn.”
De wat al te dramatische versie van Dylanveterane Barb Jungr is minder geslaagd (Every Grain Of Sand, 2007), maar het monument Solomon Burke, die in 2002, op 62-jarige leeftijd, net zo’n opzienbarende carrièredoorstart als die van Tom Jones weet te verwezenlijken, is prettig soulvol en gepassioneerd (op Make Do With What You Got, 2005). Vooral dapper is de Zweedse grootheid Louise Hoffsten. Bij de uitreiking van de Polar Prize 2000 zingt zij, zichtbaar nerveus, onder het oog van een kritisch toekijkende Dylan op de eerste rij een vrij veilige, maar desondanks erg fraaie, akoestische lezing.
De meest sympathieke, en misschien ook wel de fraaiste cover, komt uit Dylans geboortestreek, van The Pines uit Minneapolis en is te vinden op het erg leuke tribuutalbum A Nod To Bob 2 (2011). Het is een prachtige live-versie van een bandje bij wie Dylan in het bloed lijkt te zitten.
What Good Am I?
What good am I if I’m like all the rest
If I just turn away, when I see how you’re dressed
If I shut myself off so I can’t hear you cry
What good am I?
What good am I if I know and don’t do
If I see and don’t say, if I look right through you
If I turn a deaf ear to the thunderin’ sky
What good am I?
What good am I while you softly weep
And I hear in my head what you say in your sleep
And I freeze in the moment like the rest who don’t try
What good am I?
What good am I then to others and me
If I’ve had every chance and yet still fail to see
If my hands are tied must I not wonder within
Who tied them and why and where must I have been?
What good am I if I say foolish things
And I laugh in the face of what sorrow brings
And I just turn my back while you silently die
What good am I?
Brian Wilson is getraumatiseerd en geestelijk labiel, wordt geteisterd door tamelijk ernstige psychische stoornissen, is doof aan een oor en een van de grootste popcomponisten van de twintigste eeuw. I Am Brian Wilson (2016), de autobiografie, schetst een noodgedwongen incompleet beeld - Wilson onderkent dat er hele perioden van zijn leven in een mist van drugs, depressies en medicatie zijn verdwenen. Desondanks, of misschien mede daarom, is het boek een ontroerend portret van een man die met dankbare bescheidenheid, zelfspot en soms zelfs ironie op zijn leven terugblikt.
De bescheidenheid is identiek aan de nederige, bewonderende toon die Dylan kan aanslaan in Chronicles, aan het ontzag dat hij demonstreert voor artiesten waarvan de lezer denkt: maar daar staat u zelf toch mijlenver boven, meneer Dylan?
Brian Wilson vertelt hoe hij in 2006 in New York zit te lunchen met twee vrienden. Aan een andere tafel heeft hij Carole King al zien zitten, maar die durft hij natuurlijk niet aan te spreken. Dan moet Brian even naar de wc.
De eerste persoon die ik daar zag, was Barry Mann. Ik dacht dat ik droomde. Net kwamen we langs de Brill Building, ik zag zojuist Carole King en nu Barry Mann. Al die geweldige songs die hij samen met zijn vrouw, Cynthia Weill, heeft geschreven. ‘Uptown’ en ‘We Gotta Get Out Of This Place’ en ‘I’m Gonna Be Strong.’ Ik zei Barry gedag en troonde hem mee naar onze tafel om de jongens te ontmoeten. Ik vroeg of hij misschien wilde aanschuiven.
“Zou ik heel graag willen,” zei hij, “maar ik zit daarginds met Carole.”
Er viel een stilte en ik denk dat hij het gevoel kreeg dat hij zich nader moest verklaren.
“Carole King,” zei hij. “En Cynthia.”
“Cynthia Weil?” vroeg ik. Ik stond nog steeds te denken aan al die liedjes die ze samen hadden geschreven. Ik weet niet welk liedje op dat moment door mijn hoofd speelde. ‘He’s Sure The Boy I Love’ misschien, of ‘Walking In The Rain.’
Barry moest lachen. “Loop maar even met me mee.”
Tot zijn onuitsprekelijke vreugde wordt Brian dan hartelijk begroet en omhelsd door Carole King en Cynthia Weill. Helemaal in de wolken loopt hij terug naar zijn tafel.
“Dat is toch ongelooflijk dat je zomaar in een herentoilet in New York Barry Mann tegenkomt?” zei ik. “Ik geloof dat ik gek word. Wij zijn in dezelfde ruimte als drie van de allergrootste songschrijvers ooit.”
Het is, net zoals bij Dylan in vergelijkbare passages, niet gespeeld. Elke popmuziekminnende lezer zal Brian Wilson in het pantheon der songschrijvers flink wat etages hoger dan Mann, Weill en King plaatsen, maar Wilson matigt zichzelf niet aan dat hij ook maar in de schaduw van die namen kan staan.
Groot is ook zijn ontzag voor Dylan, die een paar keer langskomt in deze memoires. De zoon die hij krijgt met zijn tweede vrouw, Melinda, noemt hij Dylan en als hij hem voor het eerst vasthoudt, zingt Brian zachtjes “Mr. Tambourine Man” voor hem. “De naam voelde helemaal goed.” Daarvoor heeft hij al, akelig bescheiden maar toch wel erg trots, geciteerd wat voor aardigs Dylan ooit over hem heeft gezegd:
Het is niet mijn gewoonte om bij te houden wat mensen allemaal over mij zeggen, maar een ding vond ik wel erg leuk. Het is van Bob Dylan en het is een van de alleraardigste en grappigste complimenten. “Dat oor van hem – allejezus,” zei hij, “dat moet hij later aan het Smithsonian vermaken.” Misschien doe ik dat wel.
Een opmerkelijke anekdote betreft een samenzijn bij Wilson thuis in Los Angeles, voorafgaand aan die wat wonderlijke bijdrage van Dylan aan Wilsons song “The Spirit Of Rock And Roll” (1987). De ontmoeting is net zo onwaarschijnlijk toevallig als die ontmoeting met Barry Mann:
Ik zat voor een routinecontrole op de Eerste Hulp van Malibu en er kwam een vent op me af. Hij had een krullenkop en was vrij klein van stuk. “Ben jij Brian Wilson?” vroeg hij.
“Ja,” zei ik.
“Hallo,” zei hij, “ik ben Bob Dylan.” Hij was daar omdat hij zijn duim had gebroken. We kletsten wat over niks. Ik was natuurlijk een enorme fan van zijn teksten. ‘Like A Rolling Stone’ is een van de allerbeste songs ooit, he. En ‘Mr. Tambourine Man’ en ‘It’s All Over Now, Baby Blue’ en nog zo veel meer. Wat een songschrijver! Ik nodigde hem uit om de volgende dag bij mij te komen lunchen. Toen hadden we een langer gesprek. We praatten de hele tijd alleen maar over muziek. We hadden het over oude songs die we ons nog konden herinneren, songs van vóór rock and roll. We praatten over ideeën die hij had. Aardige vent. Hij droeg wat zang bij aan een lied waaraan ik destijds zat te werken, ‘The Spirit Of Rock And Roll’.
Maar dat was een van de zeldzame lichtpuntjes. Meestal was het erg naar, daar in dat huis op Latigo Shore.
Dat van die gebroken duim is een weinig gedocumenteerde blessure, maar Dylan zelf vermeldt ook zoiets, in Chronicles, als opening van hoofdstuk 4, het hoofdstuk Oh Mercy. “Het was 1987 en mijn hand, die ik heilloos had verwond bij een bizar ongeluk, verkeerde in staat van regeneratie.” In datzelfde hoofdstuk staat Dylan stil bij de meeste songs van het album Oh Mercy, onder andere bij de donkere parel “What Good Am I?” De tekst schrijft hij, zo herinnert hij zich, ergens begin ’87, ’s nachts, thuis in Malibu. Dylan laat observaties van de voorgaande dag revue passeren, maar kan zijn vinger niet echt op een inspiratiebron voor juist deze woorden leggen. “Misschien dat het zien van die dakloze vent, of die hond, de politieagenten, dat saaie toneelstuk of zelfs de capriolen van Guitar Shorty er iets mee van doen hadden. Wie zal het zeggen.”
Bij de lezer van I Am Brian Wilson doemt echter een geheel andere inspiratiebron op: de verteller uit “What Good Am I?” lijkt angstig veel op de ik-persoon van dat werk.
De inkopper is het dove oor, dat de verteller naar de “donderende hemel” wendt, een beeld dat de dichter in zijn gehele oeuvre slechts eenmaal gebruikt – in die liedtekst die hij enkele weken na zijn ontmoeting met de eenzijdige dove Wilson schrijft. De overige Aha-Erlebnisse gaan wat dieper dan die oppervlakkige, fysieke overeenkomst. We leren Wilson kennen als een man die op alle fronten wordt gekweld door (onder andere) faalangst, door de vraag of hij wel goed genoeg is. Zelf beschrijft hij zo’n angstaanval met de woorden frozen in place, net zoals de ik uit het lied spijtig zelfanalyseert: and I freeze in the moment like the rest who don’t try. Opmerkelijk vergelijkbaar zijn beide hoofdpersonen in de tekortkomingen die zij bij zichzelf zien. Wilson betreurt hoe hij naasten heeft gekwetst door ze te negeren, hoe hij zich bewust heeft afgesloten voor andermans verdriet, gebruikt vergelijkbare bewoordingen (“When I hear those voices, I try to shut them out”) en heeft zich afgewend van zijn vreselijke vader en zelfs de begrafenis niet bezocht (“I just turn my back while you silently die”).
Allemaal zaken waarvan de dichter Dylan wel of geen weet heeft, maar dat de observerende, sensitieve Dylan impressies van die zonderlinge, ontroerende Beach Boy met zich meedraagt, dat voorjaar 1987, is wel erg waarschijnlijk.
Het lied is hoe dan ook prachtig, en een van de veelgeroemde hoogtepunten van Oh Mercy. De muziek, vertelt Dylan, ontstaat pas in de studio, zo’n twee jaar nadat hij de tekst schreef en in een la heeft opgeborgen. We moesten echt op jacht naar een melodie, herinnert hij zich, en lijkt eigenlijk weinig tevreden met het eindresultaat. “De tekst beviel me, maar de melodie was niet bijzonder genoeg – het had geen emotionele impact.” Dylan legt zich dan maar neer bij het positieve oordeel van producer Daniel Lanois.
Lanois heeft gelijk, zoals wel vaker. Het lied is, inderdaad, weinig melodieus, maar enorm effectief opgetuigd en ijzingwekkend mooi. Met de emotionele impact zit het wel goed, in elk geval.
Dat vinden andere grootheden ook. Voor Tom Jones betekent het lied zelfs een onverwacht keerpunt en fikse upgrade van zijn carrière. Jones neemt “What Good Am I?” in 2010 op voor zijn bejubelde album Praise & Blame. Het is een schitterende, broeierige cover en het bezorgt hem het ultieme compliment: het behaagt de meester zelf. Jones is een van de twaalf artiesten die Dylan selecteert om een Dylansong te komen zingen bij het MusiCares-gebeuren in 2015. In zijn autobiografie Over The Top And Back (2015) memoreert Tom Jones die eer met nog steeds beduusde dankbaarheid, in het hoofdstuk dat hij ook What Good Am I noemt. Als hij, na de optredens, aan een tafeltje zit en naar die overdonderende speech van Dylan luistert (“de opzienbarendste toespraak die ik ooit heb gehoord van een muzikant”), zit hij daar “gefascineerd – gefascineerd en verbijsterd dat ik een bescheiden deel van deze avond mocht zijn.”
De wat al te dramatische versie van Dylanveterane Barb Jungr is minder geslaagd (Every Grain Of Sand, 2007), maar het monument Solomon Burke, die in 2002, op 62-jarige leeftijd, net zo’n opzienbarende carrièredoorstart als die van Tom Jones weet te verwezenlijken, is prettig soulvol en gepassioneerd (op Make Do With What You Got, 2005). Vooral dapper is de Zweedse grootheid Louise Hoffsten. Bij de uitreiking van de Polar Prize 2000 zingt zij, zichtbaar nerveus, onder het oog van een kritisch toekijkende Dylan op de eerste rij een vrij veilige, maar desondanks erg fraaie, akoestische lezing.
De meest sympathieke, en misschien ook wel de fraaiste cover, komt uit Dylans geboortestreek, van The Pines uit Minneapolis en is te vinden op het erg leuke tribuutalbum A Nod To Bob 2 (2011). Het is een prachtige live-versie van een bandje bij wie Dylan in het bloed lijkt te zitten.
What Good Am I?
What good am I if I’m like all the rest
If I just turn away, when I see how you’re dressed
If I shut myself off so I can’t hear you cry
What good am I?
What good am I if I know and don’t do
If I see and don’t say, if I look right through you
If I turn a deaf ear to the thunderin’ sky
What good am I?
What good am I while you softly weep
And I hear in my head what you say in your sleep
And I freeze in the moment like the rest who don’t try
What good am I?
What good am I then to others and me
If I’ve had every chance and yet still fail to see
If my hands are tied must I not wonder within
Who tied them and why and where must I have been?
What good am I if I say foolish things
And I laugh in the face of what sorrow brings
And I just turn my back while you silently die
What good am I?
Chronicles volume 2
Komt dan eindelijk het lang verwachte tweede deel van Bob Dylans autobiografie op de markt? Wie de eerste link van de serie links van vandaag op Expecting Rain bekijkt zou bijna hoop krijgen. Volgens de website waar deze link naar verwijst komt Chronicles volume 2 uit op 31 december 2019. En ook enkele andere webwinkels geven deze datum als de dag waarop Chronicles volume 2 zal verschijnen.
Het is nou net die datum waarom ik niet denk dat Chronicles volume 2 daadwerkelijk binnenkort op de markt komt. Hoe waarschijnlijk is het dat een boek op 31 december, op de laatste dag van het jaar verschijnt? Niet.
Ik denk dat 't veel eerder zo is gegaan:
In 2004, rond de publicatie van Chronicles volume one, werd Bob Dylan gevraagd of er nog meer delen van zijn autobiografie zouden verschijnen. "Sure," mompelde hij, zich niet realiserende dat er mensen zouden zijn die dit serieus zouden nemen. Een medewerker van uitgeverij Simon & Schuster dacht slim te zijn en vroeg gelijk maar vast een ISBN (9780743478656) aan voor Chronicles volume 2. Als voorlopige datum van uitgave pikte hij maar een datum in de verre toekomst: vijftien jaar na het verschijnen van deel 1. In 2019 dus. Vijftien jaar, dat leek zo ver weg, tegen die tijd zou deel 2 al wel verschenen zijn.
Ik hoop dat ik er naast zit. Ik hoop dat Chronicles volume 2 binnenkort verschijnt. Maar ik verwacht het niet.
Het is nou net die datum waarom ik niet denk dat Chronicles volume 2 daadwerkelijk binnenkort op de markt komt. Hoe waarschijnlijk is het dat een boek op 31 december, op de laatste dag van het jaar verschijnt? Niet.
Ik denk dat 't veel eerder zo is gegaan:
In 2004, rond de publicatie van Chronicles volume one, werd Bob Dylan gevraagd of er nog meer delen van zijn autobiografie zouden verschijnen. "Sure," mompelde hij, zich niet realiserende dat er mensen zouden zijn die dit serieus zouden nemen. Een medewerker van uitgeverij Simon & Schuster dacht slim te zijn en vroeg gelijk maar vast een ISBN (9780743478656) aan voor Chronicles volume 2. Als voorlopige datum van uitgave pikte hij maar een datum in de verre toekomst: vijftien jaar na het verschijnen van deel 1. In 2019 dus. Vijftien jaar, dat leek zo ver weg, tegen die tijd zou deel 2 al wel verschenen zijn.
Ik hoop dat ik er naast zit. Ik hoop dat Chronicles volume 2 binnenkort verschijnt. Maar ik verwacht het niet.
Luister, ik doe je na - toegift #2
Als er één muzikant is voor wie de titel van deze serie artikelen slecht gekozen is, dan is het wel Jerry Garcia - AKA Captain Trips - voorman van onder andere Grateful Dead en Jerry Garcia Band. Rusteloos muzikant met een uit duizenden herkenbaar gitaargeluid en een schitterende dunne stem.
In afleveringen van "Luister, ik doe je na" kwam Jerry Garcia al een aantal malen voorbij. Zo zit er in aflevering 6 een stukje over het album Live at Keystone Volume I van Merl Saunders and Jerry Garcia (2 covers, zie hier), in aflevering 7 een stukje over Masked And Anonymous met twee covers waarop Garcia te horen is (zie hier) en in aflevering 9 schreef ik over Postcards From The Hanging, een heel album vol Dylan-covers van The Grateful Dead (zie hier).
Sinds het schrijven van de negen afleveringen "Luister, ik doe je na" in 2011 heb ik spijt van slechts één beslissing die ik toen heb genomen: ik heb "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" van Live at Keystone Volume I van Merl Saunders and Jerry Garcia niet op de eindlijst gezet. Dat had ik wel moeten doen. Dat ga ik nu alsnog doen, het is de enige correctie op de negen artikelen uit 2011 die ik ga maken.
Niet lang na het schrijven van die 9 artikelen kwam ik tot de ontdekking dat ik niet goed geluisterd had naar die versie van "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry". Inmiddels beschouw ik deze cover tot een van de mooiste die ik ooit gehoord heb.
Sinds 2011 heb ik een groot aantal albums waarop Jerry Garcia te horen is gekocht. Daar zitten een groot aantal albums van Grateful Dead bij, maar op geen van deze albums staat een cover van een nummer van Bob Dylan. Op een aantal andere albums, waaronder albums van The Jerry Garcia Band, staan wel Dylan-songs. Die albums bevatten samen voldoende materiaal voor een "Luister, ik doe je na" over niemand anders dan Jerry Garcia.
Alle in deze aflevering besproken opnamen zijn concertopnamen.
Jerry Garcia - Garcia Plays Dylan
[15 covers, totaal: 641]
Garcia Plays Dylan is een verzamelalbum met opnamen gemaakt tussen 1973 en 1995, met verschillende bands. Ik zal bij iedere track opnamedatum en band vermelden om eventuele vergelijkingen met andere opnamen door Garcia van dezelfde composities makkelijker te maken.
1. "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" (Garcia-Saunders, 25 januari 1973)
Garcia Plays Dylan begint gelijk met een killer-track, dit is waarom ik graag naar Jerry Garcia luister. Hij weet met zijn muziek de luisteraar uit de tijd, uit het nu te halen. Absoluut eindlijst.
2. "Tough Mama" (Jerry Garcia Band, 18 november 1975)
Zeer mooie versie van dit nummer van Planet Waves. Ik heb getwijfeld om deze opname op de twijfellijst te zetten, maar doe dit niet. Het mist net dat laatste tikje om voor even het origineel van Bob Dylan te kunnen vergeten tijdens het beluisteren.
3. "Positively 4th Street" (Jerry Garcia Band, 17 november 1975)
Op de eindlijst staat al een "Positievely 4th Street" door Merl Saunders, Jerry Garcia, John Kahn, Bill Vitt (opname uit zomer 1973). Deze "Positively 4th Street" is aardig, maar kan zeker niet tippen aan de versie die al op de eindlijst staat.
4. "The Wicked Messenger" (Legion Of Mary, 19 april 1975)
Door het steeds herhaalde bonkige ritme gaat deze versie van "The Wicked Messenger" snel irriteren. Een dieptepunt op Garcia Plays Dylan.
5. "Knockin' On Heaven's Door" (Jerry Garcia Band, 15 februari 1976)
Een bijzonder trage, ingetogen versie van "Knockin' On Heaven's Door" die na ongeveer 14 minuten openbreekt. Het hele nummer duurt ruim 17 minuten (!). Ik heb een groot deel van die 17 minuten geboeid zitten luisteren. Net niet op de twijfellijst.
6. "Simple Twist Of Fate" (Jerry Garcia Band, 19 februari 1978)
Een voor Garcia-begrippen vrij recht-toe-recht-aan versie van "Simple Twist Of Fate". Na een minuut of twee komt Garcia pas met zijn unieke gitaarspel, dat redt nog iets, maar niet alles.
7. "I Shall Be Released" (Jerry Garcia Band, 28 november 1987)
"I Shall Be Released" moet volgens mij klein en breekbaar gebracht worden, zoals op The Basement Tapes. Als bands dit coveren lijken ze altijd de neiging te hebben om op te blazen, om dit groot en pompeus te brengen. Ook The Jerry Garcia Band blaast dit nummer helaas op tot proporties die naar mijn smaak niet passen bij deze compositie.
8. "When I Paint My Masterpiece" (Jerry Garcia Band, 2 februari 1980)
Een net iets trager dan het origineel gespeelde versie van "When I Paint My Masterpiece" van veertien minuten met meesterlijk gitaarwerk van Jerry Garcia. Grotendeels instrumentaal. Naarmate het nummer verder gaat wakkert het vuur steeds meer aan. Twijfellijst.
9. "She Belongs To Me" (Grateful Dead, 28 april 1985)
Een aardige versie van "She Belongs To Me", maar ook niet meer dan dat.
10. "Forever Young" (Jerry Garcia Band, 4 maart 1988)
Nee. De magie is er niet. Tenenkrommend.
11. "Tangled Up In Blue" (Jerry Garcia Band, 31 oktober 1992)
Wederom: nee.
12. "Señor (Tales Of Yankee Power)" (Jerry Garcia Band, 23 april 1993)
Naar mijn smaak maakte Jerry Garcia zijn beste muziek in de jaren zeventig. Daarna ging het langzaam maar zeker bergafwaarts. Deze versie, met David Kemper op drums, van "Señor" is een uitzondering op de regel. Net niet op de twijfellijst.
13. "Visions Of Johanna" (Grateful Dead, 8 juli 1995)
Een maand voor de dood van Jerry Garcia opgenomen. Het begint erg mooi, maar slechts na enkele tientallen seconden wordt ineens het tempo opgevoerd wat de uitvoering niet ten goede komt. Jammer, Garcia's stem is uitermate geschikt om dit te zingen.
14. "The Mighty Quinn (Quinn The Eskimo)" (Grateful Dead, 2 juli 1989)
Aardig, maar ook niet meer dan dat.
15. "It's All Over Now, Baby Blue" (Grateful Dead, 22 maart 1990)
Een aardige versie om af en toe eens naar te luisteren, maar zeker niet goed genoeg voor een vermelding op eind- of twijfellijst.
Merl Saunders and Jerry Garcia - Keystone Companions; The Complete 1973 Fantasy Recordings
[3 covers, waarvan 2 eerder besproken, totaal: 642]
Op Live At Keystone Volume I staan 2 covers die ik eerder heb besproken, op deze box met de complete opnamen van 10 en 11 juli 1973 staat nog een tweede versie van "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" en ook deze versie behoort - naar mijn smaak - tot het beste van het beste als het om Dylan-covers gaat. Absoluut eindlijst.
Jerry Garcia Band - After Midnight; Kean College, 2/28/80
[2 covers, totaal: 644]
De "Simple Twist Of Fate" op dit album spreekt mij meer aan dan de versie op Garcia Plays Dylan. Dit is een uitgesponnen versie van ruim 17 minuten. Dit mag zeker op de twijfellijst, vooral ook vanwege het gitaarwerk van Jerry Garcia.
De tweede cover op dit album is een bijna veertien minuten durende versie van "Knockin' On Heaven's Door". In tegenstelling tot de versie op Garcia Plays Dylan zit in deze versie een vleugje reggae. Een mooie versie, maar naar niet mooi genoeg voor een plekje op een van de twee lijsten.
In afleveringen van "Luister, ik doe je na" kwam Jerry Garcia al een aantal malen voorbij. Zo zit er in aflevering 6 een stukje over het album Live at Keystone Volume I van Merl Saunders and Jerry Garcia (2 covers, zie hier), in aflevering 7 een stukje over Masked And Anonymous met twee covers waarop Garcia te horen is (zie hier) en in aflevering 9 schreef ik over Postcards From The Hanging, een heel album vol Dylan-covers van The Grateful Dead (zie hier).
Sinds het schrijven van de negen afleveringen "Luister, ik doe je na" in 2011 heb ik spijt van slechts één beslissing die ik toen heb genomen: ik heb "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" van Live at Keystone Volume I van Merl Saunders and Jerry Garcia niet op de eindlijst gezet. Dat had ik wel moeten doen. Dat ga ik nu alsnog doen, het is de enige correctie op de negen artikelen uit 2011 die ik ga maken.
Niet lang na het schrijven van die 9 artikelen kwam ik tot de ontdekking dat ik niet goed geluisterd had naar die versie van "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry". Inmiddels beschouw ik deze cover tot een van de mooiste die ik ooit gehoord heb.
Sinds 2011 heb ik een groot aantal albums waarop Jerry Garcia te horen is gekocht. Daar zitten een groot aantal albums van Grateful Dead bij, maar op geen van deze albums staat een cover van een nummer van Bob Dylan. Op een aantal andere albums, waaronder albums van The Jerry Garcia Band, staan wel Dylan-songs. Die albums bevatten samen voldoende materiaal voor een "Luister, ik doe je na" over niemand anders dan Jerry Garcia.
Alle in deze aflevering besproken opnamen zijn concertopnamen.
Jerry Garcia - Garcia Plays Dylan
[15 covers, totaal: 641]
Garcia Plays Dylan is een verzamelalbum met opnamen gemaakt tussen 1973 en 1995, met verschillende bands. Ik zal bij iedere track opnamedatum en band vermelden om eventuele vergelijkingen met andere opnamen door Garcia van dezelfde composities makkelijker te maken.
1. "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" (Garcia-Saunders, 25 januari 1973)
Garcia Plays Dylan begint gelijk met een killer-track, dit is waarom ik graag naar Jerry Garcia luister. Hij weet met zijn muziek de luisteraar uit de tijd, uit het nu te halen. Absoluut eindlijst.
2. "Tough Mama" (Jerry Garcia Band, 18 november 1975)
Zeer mooie versie van dit nummer van Planet Waves. Ik heb getwijfeld om deze opname op de twijfellijst te zetten, maar doe dit niet. Het mist net dat laatste tikje om voor even het origineel van Bob Dylan te kunnen vergeten tijdens het beluisteren.
3. "Positively 4th Street" (Jerry Garcia Band, 17 november 1975)
Op de eindlijst staat al een "Positievely 4th Street" door Merl Saunders, Jerry Garcia, John Kahn, Bill Vitt (opname uit zomer 1973). Deze "Positively 4th Street" is aardig, maar kan zeker niet tippen aan de versie die al op de eindlijst staat.
4. "The Wicked Messenger" (Legion Of Mary, 19 april 1975)
Door het steeds herhaalde bonkige ritme gaat deze versie van "The Wicked Messenger" snel irriteren. Een dieptepunt op Garcia Plays Dylan.
5. "Knockin' On Heaven's Door" (Jerry Garcia Band, 15 februari 1976)
Een bijzonder trage, ingetogen versie van "Knockin' On Heaven's Door" die na ongeveer 14 minuten openbreekt. Het hele nummer duurt ruim 17 minuten (!). Ik heb een groot deel van die 17 minuten geboeid zitten luisteren. Net niet op de twijfellijst.
6. "Simple Twist Of Fate" (Jerry Garcia Band, 19 februari 1978)
Een voor Garcia-begrippen vrij recht-toe-recht-aan versie van "Simple Twist Of Fate". Na een minuut of twee komt Garcia pas met zijn unieke gitaarspel, dat redt nog iets, maar niet alles.
7. "I Shall Be Released" (Jerry Garcia Band, 28 november 1987)
"I Shall Be Released" moet volgens mij klein en breekbaar gebracht worden, zoals op The Basement Tapes. Als bands dit coveren lijken ze altijd de neiging te hebben om op te blazen, om dit groot en pompeus te brengen. Ook The Jerry Garcia Band blaast dit nummer helaas op tot proporties die naar mijn smaak niet passen bij deze compositie.
8. "When I Paint My Masterpiece" (Jerry Garcia Band, 2 februari 1980)
Een net iets trager dan het origineel gespeelde versie van "When I Paint My Masterpiece" van veertien minuten met meesterlijk gitaarwerk van Jerry Garcia. Grotendeels instrumentaal. Naarmate het nummer verder gaat wakkert het vuur steeds meer aan. Twijfellijst.
9. "She Belongs To Me" (Grateful Dead, 28 april 1985)
Een aardige versie van "She Belongs To Me", maar ook niet meer dan dat.
10. "Forever Young" (Jerry Garcia Band, 4 maart 1988)
Nee. De magie is er niet. Tenenkrommend.
11. "Tangled Up In Blue" (Jerry Garcia Band, 31 oktober 1992)
Wederom: nee.
12. "Señor (Tales Of Yankee Power)" (Jerry Garcia Band, 23 april 1993)
Naar mijn smaak maakte Jerry Garcia zijn beste muziek in de jaren zeventig. Daarna ging het langzaam maar zeker bergafwaarts. Deze versie, met David Kemper op drums, van "Señor" is een uitzondering op de regel. Net niet op de twijfellijst.
13. "Visions Of Johanna" (Grateful Dead, 8 juli 1995)
Een maand voor de dood van Jerry Garcia opgenomen. Het begint erg mooi, maar slechts na enkele tientallen seconden wordt ineens het tempo opgevoerd wat de uitvoering niet ten goede komt. Jammer, Garcia's stem is uitermate geschikt om dit te zingen.
14. "The Mighty Quinn (Quinn The Eskimo)" (Grateful Dead, 2 juli 1989)
Aardig, maar ook niet meer dan dat.
15. "It's All Over Now, Baby Blue" (Grateful Dead, 22 maart 1990)
Een aardige versie om af en toe eens naar te luisteren, maar zeker niet goed genoeg voor een vermelding op eind- of twijfellijst.
Merl Saunders and Jerry Garcia - Keystone Companions; The Complete 1973 Fantasy Recordings
[3 covers, waarvan 2 eerder besproken, totaal: 642]
Op Live At Keystone Volume I staan 2 covers die ik eerder heb besproken, op deze box met de complete opnamen van 10 en 11 juli 1973 staat nog een tweede versie van "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" en ook deze versie behoort - naar mijn smaak - tot het beste van het beste als het om Dylan-covers gaat. Absoluut eindlijst.
Jerry Garcia Band - After Midnight; Kean College, 2/28/80
[2 covers, totaal: 644]
De "Simple Twist Of Fate" op dit album spreekt mij meer aan dan de versie op Garcia Plays Dylan. Dit is een uitgesponnen versie van ruim 17 minuten. Dit mag zeker op de twijfellijst, vooral ook vanwege het gitaarwerk van Jerry Garcia.
De tweede cover op dit album is een bijna veertien minuten durende versie van "Knockin' On Heaven's Door". In tegenstelling tot de versie op Garcia Plays Dylan zit in deze versie een vleugje reggae. Een mooie versie, maar naar niet mooi genoeg voor een plekje op een van de twee lijsten.
Twee hoezen: Lord Buckley & Bob Dylan
In maart 1965 verscheen het album Bringing It All Back Home. Op de voorzijde van de hoes van dit album staat een schitterende foto van Bob Dylan met een kat op schoot, een op een chaise longue gelegen dame in het rood en een grote verzameling platen, tijdschriften, boeken en andere parafernalia uitgespreid in de kamer waar Bob Dylan en Sally Grossman - de dame in rood - rechtstreeks in de lens van fotograaf Daniel Kramer staarden.
Hoeveel muziekliefhebbers die voor het eerst geconfronteerd werden met deze hoes hebben zitten staren, ieder detail in zich opnemend en zich afvragend wat het allemaal te betekenen heeft?
Hoeveel Dylan-liefhebbers werden door deze hoes nieuwsgierig naar de albums van Eric Von Schmidt, Robert Johnson of Lotte Leyna die rond Bob Dylan en Sally Grossman uitgespreid zijn?
Het moeten er heel veel zijn geweest.
Ik ben vast niet de eerste Dylan-liefhebber die denkt dat al die platen, boeken en tijdschriften op deze foto iets vertellen over de luister- en leesvoorkeuren van Bob Dylan anno 1965.
Achter Bob Dylan, op de schoorsteenmantel staat het album The Best Of Lord Buckley. Alles wat ik toch nu toe gelezen heb over Lord Buckley (1906 - 1960) - en dat is niet veel - komt ongeveer neer op dit: Lord Buckley was een markant figuur, een hipster.
Het staren naar de hoes van Bringing It All Back Home, het lezen van de paar artikelen over Lord Buckley die in de loop der jaren verschenen in de Dylan-fanzines, maakten mij nieuwsgierig naar deze man. Toen ik gisteravond tussen de stapel jazz-cd's op de grond van de wat rommelige platenzaak tegen de Duitse grens stuitte op The Royal Court Of Lord Buckley; Euphoria volumes 1 & 2 kon ik het niet laten deze cd te kopen.
Natuurlijk heb ik in de winkel de achterkant van het cd-hoesje bekeken, maar blijkbaar niet goed. Pas thuis viel mij op dat boven de op de achterzijde van de hoes afgedrukte tracklist twee quotes staan, waarvan één quote hier bijzondere aandacht verdient:"The fuel to my success." Bob Dylan, staat er. Bij welke gelegenheid noemde Bob Dylan Lord Buckley de brandstof tot zijn succes? Ik weet het niet. Een zoektocht op internet levert vele artikelen en boeken op waarin deze quote van Bob Dylan wordt aangehaald, maar niemand lijkt een bron te kunnen vermelden. Een zoektocht in de bijna 1400 pagina's tellende verzamelde interviews van Bob Dylan getiteld Every Mind Polluting Word levert geen resultaat op. Zou Bob Dylan Lord Buckley wel echt "The fuel to my succes" hebben genoemd?
Of het citaat nou echt is of niet, Bob Dylan heeft Lord Buckley hoog zitten. Dat blijkt wel uit Chronicles. In dit boek schrijft Bob Dylan over Buckley: "Buckley was the hipster bebop preacher who defied all labels. No sulking Beat poet, he was a raging storyteller who did riffs on all kinds of things from supermarkets to bombs and the crucifixion. He did raps on characters like Ghandi and Julius Caesar. Buckley had even organized something called the Church of the Living Swing (a jazz church). With streched out words, Buckley had a magical way of speaking. Everybody, including me, was influenced by him in one way or another."
In de liner-notes van The Royal Court Of Lord Buckley staat verder nog: "Bob Dylan performed Buckley's 'Black Cross' early in his career and in the photograph on the cover of the Bringing It All Back Home LP we see that Dylan's mantelpiece is adorned with a copy of the early sixties Crestview edition of The Best Of Lord Buckley."
"Black Cross" is niet te vinden op The Royal Court Of Lord Buckley; Euphoria volumes 1 & 2, maar kan wel hier beluisterd worden. Luister naar de manier waarop Lord Buckley met de uitspraak van woorden speelt. Luister vervolgens naar Bob Dylans versie van "Black Cross" (hier) en de invloed van Lord Buckley op Bob Dylan is duidelijk.
Hoeveel muziekliefhebbers die voor het eerst geconfronteerd werden met deze hoes hebben zitten staren, ieder detail in zich opnemend en zich afvragend wat het allemaal te betekenen heeft?
Hoeveel Dylan-liefhebbers werden door deze hoes nieuwsgierig naar de albums van Eric Von Schmidt, Robert Johnson of Lotte Leyna die rond Bob Dylan en Sally Grossman uitgespreid zijn?
Het moeten er heel veel zijn geweest.
Ik ben vast niet de eerste Dylan-liefhebber die denkt dat al die platen, boeken en tijdschriften op deze foto iets vertellen over de luister- en leesvoorkeuren van Bob Dylan anno 1965.
Achter Bob Dylan, op de schoorsteenmantel staat het album The Best Of Lord Buckley. Alles wat ik toch nu toe gelezen heb over Lord Buckley (1906 - 1960) - en dat is niet veel - komt ongeveer neer op dit: Lord Buckley was een markant figuur, een hipster.
Het staren naar de hoes van Bringing It All Back Home, het lezen van de paar artikelen over Lord Buckley die in de loop der jaren verschenen in de Dylan-fanzines, maakten mij nieuwsgierig naar deze man. Toen ik gisteravond tussen de stapel jazz-cd's op de grond van de wat rommelige platenzaak tegen de Duitse grens stuitte op The Royal Court Of Lord Buckley; Euphoria volumes 1 & 2 kon ik het niet laten deze cd te kopen.
Natuurlijk heb ik in de winkel de achterkant van het cd-hoesje bekeken, maar blijkbaar niet goed. Pas thuis viel mij op dat boven de op de achterzijde van de hoes afgedrukte tracklist twee quotes staan, waarvan één quote hier bijzondere aandacht verdient:"The fuel to my success." Bob Dylan, staat er. Bij welke gelegenheid noemde Bob Dylan Lord Buckley de brandstof tot zijn succes? Ik weet het niet. Een zoektocht op internet levert vele artikelen en boeken op waarin deze quote van Bob Dylan wordt aangehaald, maar niemand lijkt een bron te kunnen vermelden. Een zoektocht in de bijna 1400 pagina's tellende verzamelde interviews van Bob Dylan getiteld Every Mind Polluting Word levert geen resultaat op. Zou Bob Dylan Lord Buckley wel echt "The fuel to my succes" hebben genoemd?
Of het citaat nou echt is of niet, Bob Dylan heeft Lord Buckley hoog zitten. Dat blijkt wel uit Chronicles. In dit boek schrijft Bob Dylan over Buckley: "Buckley was the hipster bebop preacher who defied all labels. No sulking Beat poet, he was a raging storyteller who did riffs on all kinds of things from supermarkets to bombs and the crucifixion. He did raps on characters like Ghandi and Julius Caesar. Buckley had even organized something called the Church of the Living Swing (a jazz church). With streched out words, Buckley had a magical way of speaking. Everybody, including me, was influenced by him in one way or another."
"Black Cross" is niet te vinden op The Royal Court Of Lord Buckley; Euphoria volumes 1 & 2, maar kan wel hier beluisterd worden. Luister naar de manier waarop Lord Buckley met de uitspraak van woorden speelt. Luister vervolgens naar Bob Dylans versie van "Black Cross" (hier) en de invloed van Lord Buckley op Bob Dylan is duidelijk.
Dylan kort #1272
Spraakmakende boeken: In "Dylan kort #1271" schreef ik over het missen van deze lezing. Frits was bij de herhaling en plaatste twee berichten over Spraakmakende boeken op zijn blog, zie hier en hier. [met dank aan Frits]
10 december: De band Not Dark Yet speelt in Meppel, zie hier.
Beatles Talk: Over "Long, Long, Long" en "De driekwartsmaat van Dylan", zie hier.
Grammy: Bob Dylan is met Triplicate genomineerd in de categorie Beste Traditionele Pop-Album, zie hier.
10 december: De band Not Dark Yet speelt in Meppel, zie hier.
Beatles Talk: Over "Long, Long, Long" en "De driekwartsmaat van Dylan", zie hier.
Grammy: Bob Dylan is met Triplicate genomineerd in de categorie Beste Traditionele Pop-Album, zie hier.
Abonneren op:
Posts (Atom)