Santa-Fe door Jochen Markhorst


Gallup in New Mexico is een klein stadje, zo’n twintigduizend inwoners, met een opmerkelijk hoog criminaliteitspercentage (vijf keer hoger dan het landelijk gemiddelde) en een groot deel van de twintigste eeuw populair bij filmmakers. Films als Billy The Kid (1930) en Superman (1980) zijn er opgenomen, het plaatselijke El Rancho Hotel heeft gasten als John Wayne, Ronald Reagan, Humphrey Bogart, Gregory Peck en Burt Lancaster gehuisvest. Maar de échte claim to fame komt uit een liedje: Gallup is een van de tien plaatsen die worden opgesomd in "(Get Your Kicks On) Route 66":

 

Get your kicks on Route 66

It goes through St. Louis

A-Joplin, Missouri

A-Oklahoma City looks oh-so pretty

You'll see Amarillo, a-Gallup, New Mexico

Flagstaff, Arizona, don't forget Winona

Kingman, Barstow, San Bernardino

Would you get hip to this kindly tip

Take that California trip?

 

Niet bezongen, maar wel genoemd, wordt het stadje ook op de eerste twee platen van Dylan, in de liner notes; op beide hoesteksten wordt het biografische “feit” gememoreerd dat de jonge Dylan al zoveel van Amerika heeft gezien, want hij heeft in Gallup NM, Sioux Falls en Cheyenne (South Dakota), Phillipsburg KS, en in Hibbing en Minneapolis in Minnesota gewoond. Een alerte lezer had overigens destijds al een eerste vraagteken kunnen plaatsen – er ligt een Cheyenne in Oklahoma en de hoofdstad van Wyoming heet Cheyenne, maar een Cheyenne in South Dakota bestaat helemaal niet (wel stroomt de Cheyenne River erdoorheen).

 

De bron van die flauwekul is Dylan zelf, die in de aanloopjaren van zijn carrière zijn eigen biografie behoorlijk opleukt en mystificeert in kranten- en radio-interviews. Met nog veel meer details, ook: zo zou hij zijn weggelopen van huis, meermaals, en hebben meegezworven met een rondtrekkend kermisgezelschap.

Na verschijnen van The Freewheelin’ prikt het tijdschrift Newsweek in een onthullend, veelbesproken artikel het ballonnetje lek ("I Am My Words", 4 november 1963) en verklapt aan de wereld dat Dylan eigenlijk Zimmerman heet, uit een heel gewoon middenklassengezin komt en braaf zijn hele jeugd thuis in Minnesota heeft gewoond.

Volgens biograaf Shelton leidt de publicatie tot een woede-explosie bij de jonge bard, en trekt hij zich wekenlang mokkend terug uit het publieke leven (Björners onvolprezen website Still On The Road registreert inderdaad geen enkel optreden in november ’63).

 

Ondanks die vroege weerlegging in Newsweek blijft het verhaal wel hangen. Zozeer zelfs, dat de Albuquerque Journal nog in 2012 een artikel eraan wijdt met de fraai allitererende titel "Did Dylan Roots Really Reach Gallup?" Dat Dylans verhaal kletskoek was, weten we nu wel, maar toch intrigeert dan de vraag: waarom uitgerekend Gallup? Advocaat en voormalige burgemeester van Gallup Bob Rosebrough denkt het te weten. Uitgangspunt is dat de jonge Dylan ooit, met zijn ouders, een vakantietrip door het Midwesten en het Zuidwesten heeft gemaakt. Rosebrough herinnert eraan dat er destijds een kledingzaak in Gallup langs Route 66 stond, die toevallig “Zimmerman’s” heette, wat ook op een groot, opvallend bord stond geschreven.

 

“En wat zag hij toen hij door het stadje reed? Een groot bord midden in een stad vol indianen en cowboys waarop stond: “Zimmerman's”. En toen het tijd was om een persona uit te vinden die paste bij de freewheelin' Bob Dylan dacht hij terug aan dat bord en de stad waar hij het zag.”

   

Het is een creatief verhaal. Maar waarschijnlijker is toch wel Nat King Cole’s "(Get Your Kicks On) Route 66" een diepere indruk heeft achter-gelaten bij de jonge Dylan dan de veronderstelde herinnering aan een onbewezen familietripje. In aflevering 83 (Street Map) van Theme Time Radio Hour noemt radiomaker Dylan het lied the definition of grooviness, the grooviest song I know, all about America’s main street – het is jammer dat noch Nat King Cole, noch songschrijver Bobby Troup dit compliment van ’s werelds beste songschrijver hebben kunnen meemaken. In het woeste Tarantula, Dylans onnavolgbare literaire debuut, zien we de impact nogmaals gedemonstreerd, in het laatste hoofdstuk "Al Araaf & the Forcing Committee":

 

aretha - known in gallup as number 69 - in

wheeling as the eat's in heat - in pittsburgh

as number 5 - in brownsville as the left

road, the lonesome sound - in atlanta as

dont dance, listen - in bowling green as

oh no, no, not again - she's known as horse

chick up in cheyenne - in new york city she's

known as just plain aretha . . . i shall play

her as my trump card

 

Gallup, Pittsburgh, Bowling Green, Atlanta… het zijn allemaal plaatsnamen uit songs die in Dylans platenkast staan ("Route 66", "Sweet Little Sixteen", "Long Gone", "Mary Don’t You Weep") en plaatsnamen die nog zullen opduiken in zijn songs (Brownsville, Cheyenne, New York City).

 

In die zuidwesthoek van de Verenigde Staten heeft Dylan dan later toch wel even gewoond, als hij begin jaren 70 met zijn gezin op de vlucht is voor opdringerige fans en andere malloten. In een interview in 1985 met Scott Cohen vertelt Dylan over die terreur die hem uit Woodstock verdrijft en laat terloops vallen: “… when I was living in Phoenix, Arizona, in about ’72.

 

Helemaal verwaterd wordt dit – op zich irrelevante – biografische feitje dan in een bijzinnetje in het zeer lezenswaardige artikel "When Bob Dylan Practiced Downstairs" van Lucian K. Truscott IV in The Village Voice van 2 november 2016, waarin de geluksvogel Truscott herinneringen ophaalt aan 1974, toen Dylan zijn benedenbuurman was in Greenwich Village en hij stiekem kon meeluisteren terwijl Dylan zijn songs voor Blood On The Tracks schreef:

 

“Je wist wel dat Dylan in die jaren uit New York was vertrokken - eerst naar Woodstock, daarna Santa Fe en Malibu - maar hij was zozeer een deel van het weefsel van de stad dat je nooit het gevoel had dat hij weg was.”

 

“Woodstock, Santa Fe en Malibu.” En Albuquerque wordt ook wel eens genoemd – er is een vage, maar kennelijk universele overeenstemming dat Dylan in ieder geval een deel van zijn leven in New Mexico heeft doorgebracht.

 

Truscott schrijft zijn artikel in 2016, een kwart eeuw nadat de wereld officieel heeft kennisgemaakt met een van de onbekendere Basement-pareltjes, met "Santa-Fe" (op The Bootleg Series wordt het met een verbindingsstreepje geschreven, in The Lyrics en op de site zonder). Misschien verklaart de titel de verwarring, maar ach; Gallup, Santa Fe, Albuquerque… allemaal in New Mexico, allemaal aan de Route 66.

 

In de muziek van de twintigste eeuw wordt met Santa Fe eigenlijk meestal een trein bedoeld, naar de Atchison, Topeka and Santa Fe Railway (ATSF), een van de grootste en bekendste treinmaatschap-pijen van de Verenigde Staten. In 1944 scoort Bing Crosby een grote hit met "On The Atchison, Topeka And Santa Fe", een jaar later is het een nóg grotere hit voor Johnny Mercer (nummer één, zestien weken genoteerd) en de versie van Judy Garland wint in 1946 een Oscar (gek genoeg voor beste originele song, in de film The Harvey Girls).

Daarvoor, in 1942, heeft Arthur Crudup al "Mean Frisco Blues" opgenomen, het lied dat dankzij kanonnen als B.B. King, Jimmy Witherspoon, Eric Clapton en Muddy Waters inmiddels tot de canon behoort, en dat opent en sluit met

 

Well that mean old dirty Frisco and that low down Santa Fe

Mean old Frisco and that low down Santa Fe

Well take my girl away, Lord and blow back out on me 

 

… zoals de Santa Fe ook in "Santa Fe Blues" van Lightnin’ Hopkins en in Skip James’ "Cherry Ball Blues" de grote gemene trein is die er met het liefje van de verteller vandoor gaat.

 

Maar hier, in 1967 in Woodstock, wordt Dylans springerige geest misschien nog wel het meest getriggerd door de recente versie van "Midnight Special" door de Spencer Davis Group (op Autumn ’66). Dylan hoort de band tijdens zijn Engelse tournee in ’66 en is nogal onder de indruk, vooral van de dan achttienjarige voorman Steve Winwood. In Eat The Document zie je hem in gesprek met Spencer Davis en vraagt hij, met gemeend ontzag: “How’d he learn to sing like that?

Dylan veert op bij "Midnight Special", want dat is nou eenmaal zijn debuut in de muziekindustrie geweest (in ’61, als hij de harmonica mag spelen op Harry Belafonte’s cover van die klassieker). En in Engeland valt hem ongetwijfeld de veranderde tekst op:

 

Get your ticket at the station, get your dinner on board

Well you know I have to leave you but I don't wanna go

Let the Midnight Special shine its light on me

The Midnight Special to Santa Fe

 

… bij Spencer Davis het openingscouplet, maar alleen de derde regel is hetzelfde als de andere en de traditionele versies. Verderop blijft overigens wel de regel gehandhaafd waarvan Dylan een heel lied zal maken: if you ever go to Houston (op Together Through Life, 2009).

 

In de Basement heeft Dylan dan een aanstekelijk melodietje, hij heeft Santa Fe, en dan vindt hij het blijkbaar wel genoeg. Hoewel Robertson zich in zijn autobiografie herinnert dat Dylan, na een rookpauze, de tekst voor "Santa Fe" uit zijn schrijfmachine trekt, zijn de coupletten gevuld met loze woorden, met placeholder lyrics, prettig klinkende samenklanken zonder coherentie. She’s rolling up a knot to pray till God’s away – of zoiets. Vreemd is alleen de “herstelactie”, enige jaren later, bij het veilig stellen van de auteursrechten. Dylan verandert tamelijk willekeurig woorden en complete versregels, en door excentriek idioom toe te voegen vergroot hij de onbegrijpelijkheid van de tekst alleen maar: I’ll build a geodesic dome and sail away. Dat lijkt zelfs niet een béétje op hetgeen Dylan daar zingt, maar het fascineert de Dylanologen, dus dat is dan nog een winstpuntje.

 

Ook een andere, evenmin aardschokkende, onzekerheid verdeelt de kenners, en die betreft het ontstaansmoment. Bij de officiële release, op The Bootleg Series 1-3 (1991) schrijft Dylanexpert John Bauldie dat Levon Helm de drums speelt.

Maar twee van de opperste topdeskundigen, Clinton Heylin en Sid Griffin (Greil Marcus slaat het lied over), dateren de song vóór de terugkeer van drummer Levon Helm. Heylin is sowieso niet bijzonder gecharmeerd van het lied (“just another discarded ditty - weer zo’n wegwerpdeuntje”) en plaatst het in de zomer. Griffin wordt ook al niet erg geraakt (“this slight if charming little ditty – dit onbeduidende, maar wel charmante deuntje”) en analyseert dat het drumwerk niet van Helm kan zijn en dat Bauldie zich moet vergissen.

In zijn autobiografie Testimony (2016) herinnert ooggetuige Robbie Robertson zich echter:

 

“We speelden het met Levon op drums. Hij was een beetje roestig en voorzichtig omdat hij net terug was, en nog steeds een beetje onbekend met de clubhuisgroove. We hadden al heel wat liedjes met Bob opgenomen, en tegen de tijd dat Levon zich bij ons aansloot, waren we eigenlijk al aan het afbouwen.”

 

Robertson plaatst het dus na Halloween, na 31 oktober, ergens begin november. Opmerkelijk is ook de observatie waarmee hij deze anekdote inleidt: “Bob did some of his vibing vocables on words” waarmee hij de songtekst van "Santa-Fe" dus kwalificeert als (zoiets als) “intuïtieve verklankingen van woorden” – in elk geval niet als echte, betekenisdragende woorden.

Levon Helm noemt het lied verder niet, in zijn memoires (This Wheel’s On Fire, 1993).

De onderwaardering is vreemd. "Santa-Fe" is wel wat meer dan een “onbeduidend wegwerpdeuntje”. Het is een bijzonder aanstekelijk, vakkundig werkstukje, rijk versierd met toegankelijke, tegen een kinderliedje aanhangende, melodieën en heeft minstens zo veel potentie als "The Mighty Quinn" of "You Ain’t Goin’ Nowhere".

Heylin en Griffin zijn echter niet de enigen die er schouderophalend overheen stappen; de song wordt vrijwel niet gecoverd. Maar een paar leuke zijn er nog wel.

 

Grappig is de woeste rockabillybewerking door het obscure Beierse punkbandje Lee and the Liars, en charmant is de cover van Howard Fishman voor zijn onvolprezen Basementproject (Live at Joe’s Pub, 2007); zonnig, met een spetterend trompetje.

En ook de allerfraaiste cover kan die granieten muur van lauwe onverschilligheid niet doorbreken; de versie van de verder onbekende Nick Mencia uit Miami, die samen met ene Erik Gundel en David Stern een monumentale, sfeervolle lezing van "Santa-Fe" produceert, van eenzelfde niveau als, en überhaupt zeer vergelijkbaar met het kunststukje dat Jim James met "Goin’ To Acapulco" levert.

Mencia’s cover, die vrijwel geheel de gepubliceerde tekst van de site volgt (alleen geodesic dome gaat écht te ver; dat wordt big ol’ dome), schopt het echter niet tot de soundtrack van I’m Not There, maar verstoft eenzaam in een stil hoekje van YouTube. Misschien had Mencia eerst moeten rondbazuinen dat hij in Gallup heeft gewoond.

 

Nick Mencia e.a.: https://www.youtube.com/watch?v=9ZeXnKx_5ls

 


2 opmerkingen:

tom w zei

Namens Fishtruck onderstaande reactie

Gedachte bij het lezen van de blog:

Wat betreft New Mexico staat mij iets bij over Bob’s eigen (oude?) tourbus die als er niet getourd wordt in New Mexico (?) geparkeerd zou hebben gestaan bij een van Bob’s huizen, bewoond door de vaste chauffeur van de bus (ik dacht iemand met een Spaans klinkende naam). Vraag me niet waar ik dat vandaan heb.

Ik heb Maymudes niet gelezen maar uit artikelen over zijn boek dacht ik mij te herinneren dat die er ook op in gaat, dat hij een tijdje in New Mexico had verbleven om aldaar 2 Dylan-aankopen (bus en huis) conform Bob’s wensen te verbouwen. Hiervan heb ik het idee dat ik dat eens in een stukje van of over Maymudes jr. heb gelezen. Maar waar het stond zou ik niet meer weten.

groet, Fishtruck

Jochen zei

Je herinnering klopt wel ongeveer, fishtruck. New Mexico wordt heel vaak genoemd in Maymudes’ boek; hij is er opgegroeid en woont o.a. in Santa Fe. In de maanden tussen twee tournees staat de tourbus doorgaans bij hem thuis geparkeerd, inderdaad.
Voor Dylan schijnt Maymudes dan regelmatig land te kopen in New Mexico, als “investering” en met vage plannen om huizen erop te laten zetten. Bij de beschrijving van een van de familiefoto’s schrijft Maymudes’ zoon Jacob dan bijvoorbeeld:

My young parents and my sister, Aerie, as a baby, sitting between four-foot-high pot plants when they lived at Bob Dylan’s house in Cerrillos, New Mexico.

Verder wordt indirect wel duidelijk dat Dylan en zijn gezin af en toe in ieder geval in die hoek van de VS wonen. Bijvoorbeeld:

John Law drove back with us from L.A. and we swung south to Scottsdale to see Bob and Sara Dylan, and to meet their kids. Bob had gained some weight and seemed pretty relaxed. I think Sara was pregnant with Jakob or Sam at that time.
(Scottsdale ligt in Arizona)