aantekening #7429 - Dear Landlord, Please don't put a price...


Maandagochtend. Ik ben op zoek naar aantekeningen over een radio-uitzending uit 1987. Ik blader door tientallen mapjes op een externe harde schijf, zonder resultaat. Helaas. Wat ik wel vind is een mapje met enkele radio-uitzendingen waarvan ik vergeten was dat ik daar een opname van heb en enkele stukken die ik in een grijs verleden geschreven heb. Sommige van die stukken zijn in een van mijn boeken terecht gekomen, andere stukken staan ergens op deze blog. Maar er zijn ook enkele stukken bij die niet eerder gepubliceerd zijn. Of ik onderstaand stuk uit april 2009 al eens ergens gepubliceerd heb, weet ik niet meer. Het doet er ook niet toe. Ik plaats het nu, elf jaar nadat het geschreven werd.

Dear Landlord

Bas, piano, drums en die stem, meer is het niet. Een smeekbede, een open brief. Geachte
landheer…

Dear landlord,
Please don't put a price on my soul.
My burden is heavy,
My dreams are beyond control.

Drie minuten en een handvol seconden, dat is alles wat het kost om deze smeekbede te horen.
Hoor mij aan, geachte landheer.
De Dylanboeken onderwijzen dat dit in 1967 is opgenomen, in november. Dylan op piano,
Charlie McCoy op bas en Kenny Buttrey op drums. Het had net zo goed 1867 kunnen zijn, of
1768, of morgen. Een minstreel, een straatmuzikant. Een Shakespeariaans zanger, indien die
zou bestaan.
Het is Dylan, het is 1967, november.
Dear Landlord, geachte landheer, hoor mij aan. Ik luister.
Ik hoor een jongeman.
Een jongeman, uitgebuit, uitgeknepen door the powers that be, door de landheer. Niets meer
te verliezen, behalve zijn waardigheid.
Alles is hem afgenomen, behalve zijn zelfrespect.
Hij valt op zijn knieën, maar weigert het hoofd te buigen, hoofddeksel tussen de vingers
verfrommeld. En smeekt, landheer, hoor mij aan. Honderdzevenenvijftig woorden, drie
coupletten van acht regels per stuk, drie minuten en een handvol seconden, meer tijd vraag ik
niet van u, hoor mij aan.

Dear landlord,
Please heed these words that I speak.

Ik smeek u.
Dàt is wat de stem doet, smeken. Luister maar naar hoe Dylan alle drie de coupletten begint
met Dear landlord, hoe hij de woorden zingt. Dit is smeken. Luister hoe hij zingt:

My burden is heavy,
My dreams are beyond control.

In de klanken van de woorden, in de stem is de last hoorbaar, de pijn voelbaar. Dit is de stem
van een man die niets meer te verliezen heeft. Alles is hem al afgenomen, alles behalve zijn
zelfrespect.
Maar de gezongen tekst vertelt een ander verhaal. De regels slaan terug.

I know you've suffered much,
But in this you are not so unique.

Zie hem liggen, op zijn knieën. De oude uitbuiter over hem gebogen. En al ligt hij hier
nederig op zijn knieën, niets meer te verliezen, buigen zal hij niet, nooit. Het laatste schrijntje
zelfrespect zal hem niet ontnomen worden.
En terwijl hij daar zo ligt, starend in de ogen van zijn uitbuiter, bijt hij de landheer op
zalvende toon toe:

(…) if you don't underestimate me,
I won't underestimate you.

Opnieuw. Beginnen bij het begin. John Wesley Harding, track zeven. Bas, piano, drums en
zang. Niemand bij zijn gezonde verstand neemt in 1967 een nummer op met niet meer dan
bas, piano, drums en zang. 1967 is het jaar van Sgt. Pepper, van Surrealistic Pillow, van de
opkomst van Jimi Hendrix, Janis Joplin, the Doors.
Niemand bij zijn gezonde verstand, behalve Dylan.
1967, het jaar waarin iedereen zingt over drugs en vrije liefde, tegen de oorlog in Vietnam en
voor de vrede.
In dat jaar, in die tijd, nam Dylan Dear Landlord op voor het album John Wesley Harding, een album vol bijbelse parabels, een album vrij van drugs, vrije liefde en vrede, een album waar de middeleeuwen in doorschijnen, de outlaws van het wilde westen in wonen, een album
waarvan Frank de sleutel is, al lijkt niemand te weten wie Frank is.
Een album ook waar veel over geschreven is, over I Dreamed I Saw St. Augustine, The Ballad
of Frankie Lee and Judas Priest, Drifter's Escape, maar vooral over All Along the Watchtower en zelden over Dear Landlord.
All Along the Watchtower werd door Jimi Hendrix opgenomen, Dear Landlord niet, dat zal de
reden zijn.
Als er al over Dear Landlord wordt geschreven, is het altijd hetzelfde verhaal. De landlord
zou Dylans manager Albert Grossman zijn waarmee Dylan in de clinch lag. Een
gedachtegang om te vergeten.
Het maakt niet uit of Grossman wel of niet model heeft gestaan voor de aangesproken
landheer, deze veronderstelling maakt de song armer, ééndimensionaal. Het maakt Dear
Landlord tot een persoonlijk verhaal, een brief van Dylan aan Grossman. Een verhaal niet
geschikt voor mijn oren.
Nergens uit Dear Landlord valt op te maken dat het om Grossman gaat, nergens. Vergeet dit
verhaal.
Het moet anders, het kan anders. Bijvoorbeeld bij de schrijver James A. Michener in zijn boek
The Drifters, in Nederland verschenen onder de titel De bloemenkinderen van Torremolinos:

Het [John Wesley Harding] was een vreemde plaat met een verborgen betekenis in elke fraze.
Toen Dylan zich op zijn nasale toon tot zijn hospita richtte die blijkbaar op het punt stond
hem op straat te zetten, zei Clive: 'Hij bedoelt natuurlijk God.' Toen Dylan God uitdaagde
hem niet te onderschatten zodat hij God niet hoefde te onderschatten, begrepen de soldaten
het.

Niet Grossman, maar God, aldus James A. Michener, zo kan het ook en de soldaten begrepen
het.
Niet dat dit de waarheid is. Het zou kunnen, maar het hoeft niet.
Ieder zijn eigen landheer, Grossman, God, de buurman van driehoog achter, het maakt niet
uit. Dear Landlord is een sjabloon die naadloos past op ieders landheer. Er is geen één
antwoord op de vraag wie de landheer is.
En de enige aanwijzing die Dylan heeft achtergelaten voor het ontrafelen van het raadsel is
dat Frank de sleutel is.
Maar wie is Frank?

2 opmerkingen:

Patrick zei

Bijna op elke plaat staat een nummer waarop hij z'n (fanatieke) fans/volgers ofwel mensen die iets van 'm verwachten, aanspreekt !

Anoniem zei
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.