die ene cover


Ik ben geen liefhebber van covers van nummers van Dylan, daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Maar sommige platen blijven hangen.
Een jaar of twee geleden was ik in Duitsland, ik weet eerlijk gezegd niet eens meer waar, een gehucht niet ver over de grens. In de buurt, zo las in een plaatselijk krantje, was een tentoonstelling over het jaar 1968, niet alleen de beruchte maand mei van dat jaar, maar het gehele jaar, van januari t/m december.
Na lang zoeken vonden we uiteindelijk de fabriekshal waar de tentoonstelling zou zijn. Eenmaal door de deur, beklommen we een trap, maar het zag er allemaal wat eigenaardig uit. Boven aan de trap een deur. Eenmaal door de deur stonden we in een depot waar ingelijste filmposters tegen muren stonden te rusten, kledij uit die jaren uit dozen hing en tijdschriften op stapels lagen.
Uiteindelijk vonden we de juiste ingang, een enorme, open ruimte.
Aan de wanden ingelijst film- en concertposters in schitterende kleuren zoals ze die alleen eind jaren zestig konden maken. Midden in de hal grote poppen, aangekleed in de mode van 1968. Aan de ene korte wand honderden tijdschriften achter glas en aan de andere wand een display vol platenhoezen.
Het duurde niet lang of ik zag de hoes van John Wesley Harding hangen. Helaas de hoes van een herpersing ergens uit de jaren zeventig.
Voor de display met platenhoezen een jukebox, vol singles uit de juiste tijd. Ik wilde er nog een muntje van 50 eurocent erin te gooien, maar voor ik de kans kreeg, kwam de kassadame al aanhollen, mij in het Duits gebiedend dit vooral niet te doen.
Ze overhandigde mij een handje vol muntjes. Die mochten er wel in.
Na het inwerpen van het eerste muntje koos ik voor This wheel's on fire door Julie Driscoll en Brian Auger.
De muziek knalde door de fabriekshal. De kassadame droop af, mijn kinderen - tot dan toe in hun jeugdige onschuld rennend van poster naar poster, schreeuwend van enthousiasme - gingen bij de eerste tonen zitten op de grond, luisterend.
Een paar minuten was er niet anders te horen dan de muziek, kaatsend tegen de wanden.
Na het wegsterven van de laatste klanken gaf ik de resterende muntjes terug aan de kassadame, het was goed zo. Ik hoefde niks meer te horen.
Meer horen zou alleen maar afbreuk aan het moment doen.
We zijn de fabriekshal uitgelopen, de kassadame alleen latend met haar tentoonstelling.

Geen opmerkingen: