de hoezen #19 - door Patrick Roefflaer


22 – Saved

Uitgebracht: 20 juni 1980
Pastel: Tony Wright
Fotograaf achterzijde: Arthur Rosato
Art-director: Tony Wright

Aan het einde Jaren zestig experimenteren Britse platenlabels met samplers:  dubbelelpees met een eclectische selectie songs van artiesten uit hun aanbod. Omdat het geheel voor een zacht prijsje wordt aangeboden, zijn ze erg in trek – ook bij jonge tieners met een beperkt budget.  Voor de platenmaatschappij is het een interessante manier om de luisteraar te laten kennis maken met een groot aantal van hun artiesten.   
De hoes mag natuurlijk ook niet te veel kosten. Daarom gaat Chris Blackwell van Island Records op zoek in een posterwinkeltje in de Londense Kings Road. Hij vindt er een poster waarop 9 keer het zelfde paar sportschoenen staat afgebeeld, telkens in een andere kleur.  De schoenen heten Bumpers en dat wordt meteen ook de naam van de plaat. De zeefdruk is het werk van een 19-jarige: Tony Wright. Blackwell koopt alle exemplaren van de poster op en betaalt Wright £200 voor de rechten.  Daarenboven mag de jongeman aan de slag bij de  platenmaatschappij om er platenhoezen te ontwerpen. Zijn eerste belangrijke hoes is er een voor Traffic (The Low Spark of High Heeled Boys), daarna volgen Bob Marley  (Natty Dread) en tal van reggaeplaten, zoals Police and Thieves (Junior Murvin), Super Ape (Lee Perry) en War Ina Babylon (Max Romeo). Einde 1979 mag hij verhuizen naar New York om er hoofd te worden van de Amerikaanse tak van de platenmaatschappij. Bij de job hoort een appartement op de 47ste verdieping van een gebouw aan 57th Street, met een “uitzicht als een God op Central Park en New York,” zoals hij het uitdrukt. “Op een stormachtige dag, passeerden de wolken onder mijn raam. Ik zat midden in New York, maar was niet bepaald ‘in’ New York.” 

In de laatste dagen van februari 1980 is Wright nauwelijks enkele maanden in New York, wanneer hij onverwacht een telefoontje krijgt van Jerry Wexler. Wright heeft de producer een paar keer ontmoet en de man kent zijn werk.  Wexler vraagt hem naar zijn geloofsovertuiging en verklaart dat hij een telefoontje mag verwachten van iemand. Meer wil hij niet kwijt.

Wat volgt is gebaseerd op het verhaal zoals Tony Wright het in januari 2016 heeft genoteerd voor David Eckstrom. Eckstrom is de uitbater van de platenwinkel Forever Young Records in Texas, en gaat er prat op de grootste verzameling van Dylan materiaal te bezitten. In 2016 kocht hij het originele ontwerp van de hoes en vroeg Wright om toelichten te geven bij de totstandkoming ervan. Wright gaf me de toelating om het hier weer te geven en ook om de afbeelding te gebruiken.

“Enkele minuten later hing Bob Dylan aan de lijn. Wexler had de plaat [Saved] net klaar en Bob was vergeefs  op zoek naar een artiest die zijn droom, een visioen dat hij had ervaren, kon visualiseren voor de hoes. Dylan vertelde dat hij mijn werk had gezien en wist dat ik de technische expertise had, maar dat hij iemand nodig had die hem begreep.  Ik kon alleen maar zeggen: Vertel me wat je wil.

Dat was een visioen, een soort geheel blijkbaar
, inclusief alle songs van de plaat. Het beeld was de hand van God/Christus die naar beneden reikt, naar de handen van mensen. Ik vroeg: Reikend van uit de hemel? ‘Nee, niet van de hemel. Erdoor, zoals door olie.’ Geen probleem: ik begrijp het.
Diezelfde dag nog, zond ik hem een schets. Hij belde me weer, helemaal in de wolken.  ‘Hoe heb je dat gedaan? Het is precies wat ik wou. Dat is hem. Dat is de hoes. Die wint zeker een onderscheiding.’
Ik antwoordde: Nee hoor, dat is een schets. Dat kun je niet gebruiken. Ik neem het vliegtuig en kom de definitieve versie met je bespreken. ‘Oh, oké.’

De volgende dag arriveerde ik in LA, met een doos vol pastelkrijt en papier. Ik nam een taxi naar Santa Monica, waar hij een repetitieruimte met kantoor had. Terwijl ik van de receptie de trap opliep, zag ik hem. Hij stond in klein achterkamertje op de uitkijk, om te zien wat voor iemand er aan kwam. In het lokaaltje stond een koelkast, een kleine, veel te dikke hond – een Bassethond, denk ik – en een schoolbord. Het werd me snel duidelijk waarom de hond overgewicht had, toen ik merkte hoe Bob regelmatig de koelkast indook om er wat lekkers voor hem uit te halen. 

Hij gaf me een rondleiding en legde uit dat de band hier repeteerde en dat hij de zanger was. Het lijkt een absurde toevoeging, maar het bewijst dat Bob Dylan het niet vanzelfsprekend vindt, dat iedereen weet wie hij is. 
We gingen zitten, praatten wat en het klikte. Hij wou wat bloed toevoegen aan de hand op de schets, dus nam ik mijn pastel en tekende wat bloed vloeiend over de hand. ‘Wow, Tony. Ik heb nog nooit eerder een artiest aan het werk gezien.’

Wanneer we klaar waren, spraken we  af dat ik mee zou gaan op tournee om wat foto’s te maken en de hoestekening verder af te werken. Het was een absurde droom voor een Bob Dylan fan.  Ik had hem voor het eerst gezien in de Royal Albert Hall 1965 – ik spijbelde ervoor van school - en de laatste keer was in Earls Court in London (juni 1978). Toen zag je in de verte enkel een lichtstipje, waarin je Bob Dylan kon vermoeden. Nu had ik echter een backstage pasje en kon gaan waar ik wou: in het publiek, backstage of zelfs, op vraag van Bob zelf, op het podium om foto’s te maken.

Ik reisde telkens over en weer naar NY, voor elk optreden en arriveerde dan ergens in de late namiddag, net op tijd voor de soundcheck. Stel je voor dat je op een leeg podium staat, terwijl Bob Dylan ‘Pressing On’ in zijn eentje aan de piano zingt.
De ochtend [na het optreden] bespraken we de vorderingen in zijn hotelkamer. Bob is erg spraakzaam, zolang je het maar niet hebt over het onderwerp ‘Bob Dylan’. Dat voelde ik instinctief aan en we hadden het zelfs over Bob Dylan in de derde persoon. Hij is geïnteresseerd in kunst. We hadden het er veel over. Gewone gesprekken met een gewone vent, die toevallig geniaal is wanneer hij zijn vak uitoefent.”


Naast de pastel met de handen, levert Wright nog twee pasteltekeningen in voor de binnenhoes: beide zijn gebaseerd op foto’s die hij maakte tijdens live optredens van de gospeltour. Daarnaast zijn er ook twee foto’s van Arthur Rosato, gemaakt tijdens diezelfde tournee.

De platenmaatschappij toont zich echter niet gelukkig met de nieuwe richting die Dylan is ingeslagen. De houding is ronduit vijandig. “Toen de plaat klaar was, waren ze zo onbeschoft, zo gemeen over Bob Dylan… Ze zeiden dat ze geen promotie zouden doen voor deze plaat – alweer een religieuze plaat. […] Ik hoorde hoe die mensen, de hoge piefen bij CBS, praatten over hem alsof… ‘Hij kan de boom in’. Zoiets.”
Ook de voorgestelde hoes vinden ze maar niets.  “Ik denk dat het zwaar ingaat tegen Joodse gevoeligheden.”


Andere hoes

Zodra de platenmaatschappij de kans krijgt, vervangen ze de hoes door een van de andere pastels van Wright, waarop Dylan op een podium harmonica speelt. Dat gebeurt ergens in 1985, voor de hoezen van de vinylplaten in de Verenigde Staten en Spanje.
“Ze hebben het altijd gehaat,” weet Tony Wright. “Echt gehaat. Ze zaten er op te wachten.”

Ook wanneer Saved later op cd wordt uitgebracht, blijft het onderscheid aangehouden: terwijl in de rest van de wereld meestal de oorspronkelijke hoes behouden blijft, gebruikt men in de Verenigde Staten de aangepaste versie. Pas in november 2013, bij de boxset The Complete Album Collection Vol. One, verschijnt de cd er voor het eerst met de oorspronkelijk hoes.



Geen opmerkingen: