Drifter’s Escape (1967)
Als Jack Fate, het alter ego van Dylan, “Drifter’s Escape” inzet met zijn band, in de schemerige film Masked And Anonymous (2003), verzucht de schone Pagan Lace (Penelope Cruz), gezeten tussen de Paus en Gandhi: “Ik hou van zijn songs omdat ze niet duidelijk zijn – ze zijn helemaal open voor interpretatie.”
Dat weerhoudt Uncle Sweetheart (John Goodman) er niet van om klip en klaar, vrij van twijfels, uit te leggen waarover dit lied gaat. Zijn gesprekspartner Bobby Cupid (Luke Wilson) mag eerst even verklappen wat hij denkt (“Het gaat over proberen in de hemel te komen. Je moet de weg kennen voordat je op pad gaat,” zegt Bobby ferm), om dan hautain te worden afgeserveerd door de betweterige Sweetheart:
Nee, daar gaat het helemaal niet over. Wat jou zo raakt in dit lied, is het Jekyll-and-Hyde-karakter ervan. Het lied is geschreven vanuit Hyde’s perspectief. Dat trekt jou zo aan. Het gaat over het slechte doen en je geweten proberen te negeren, als je kunt. Het is niet zoals zijn andere liedjes, die songs over overspelige vrouwen en drank, bordelen en de wreedheid van de maatschappij. Daar lijkt dit lied niet op. Dit past helemaal in jouw straatje. Het gaat over het goede doen door de kwade krachten te manipuleren. Net zoals jij doet.
Goodman wijkt daarbij op details af van het script en de overbodige uitsmijter is zelfs helemaal weggeknipt (“Robert Louis Stevenson, it's everything he was saying and more”). Bovendien spreekt hij zichzelf tegen (eerst gaat het over “het slechte doen”, vier regels later opeens toch over “het goede doen”). Maar de kerngedachte blijft overeind, of het nu gaat over “het goede doen door het kwaad te manipuleren”(doing good by manipulating the forces of evil) of over “het slechte doen en je geweten proberen te negeren” (doing evil and killing your concience if you can), volgens Sweetheart gaat het in elk geval over de strijd tussen Goed en Kwaad. Voer voor Dylanologen, want Dylan heeft het script (mede) geschreven, dus de exegeten krijgen hier een zeldzaam geschenk: de meester zelf deelt een visie op een van zijn liederen. Geheel in stijl, gelukkig - veel duidelijker wordt het er niet van.
Sweethearts stelling dat het lied vanuit Hyde’s perspectief is geschreven, lijkt al weinig houdbaar. De tweede regel van het lied (I heard the drifter say) toont het vertelperspectief: een verder naamloze “ik” doet verslag. De ik-figuur heeft zo te zien ook geen sturende rol of überhaupt ook maar enige invloed op de handeling. Sterker nog: geen enkele acteur in “Drifter’s Escape” komt in aanmerking voor een vergelijking met het pure, gewetenloze kwaad dat door Mr. Hyde in Stevensons novelle (The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde, 1886) wordt gepersonifieerd. Áls je al een parallel wilt zien, dan komt hoogstens Dr. Jekyll in aanmerking. De Drifter heeft immers geen idee wat hij verkeerd heeft gedaan (“I still do not know what it was that I’ve done wrong”), net zoals Dr. Jekyll zich niet bewust was van het kwaad dat hij als Mr. Hyde had uitgespookt. De overige tekstregels van de zwerver passen eveneens veel beter bij Dr. Jekyll. De gerespecteerde arts verwijt zichzelf zwakte (“in an hour of moral weakness, I once again compounded and swallowed the transforming draught”), weet dat hij niet veel tijd meer heeft en kijkt met afschuw terug op the trip die hij als Mr. Hyde heeft gemaakt. En ook de aforistische pointe van Sweetheart is dan verkeerd om. Dr. Jekyll moet juist de forces of good manipuleren om, als Mr Hyde, kwaad te kunnen doen. Sweetheart verwart beide hoofdpersonen, óf hij denkt aan een van de bekendste oneliners van de Duitse satiricus Wilhelm Busch: ”Das Gute, dieser Satz steht fest, ist stets das Böse was man läßt” (het Goede, zoveel is waar, is altijd het Kwaad dat men achterwege laat).
In eerste instantie lijkt het er dus vooral op dat Dylan bij monde van Uncle Sweetheart weer eens een van zijn geliefde rookgordijnen optrekt, de tekstvorsers wil plagen en een – geslaagde – suggestie van ethische diepgang aan dit halfvergeten miniatuurtje uit 1967 wil toekennen. Maar als we er dan toch in meegaan, blijft er maar een optie over: de “ik” uit regel twee is een Mr. Hyde, is het kwaad in jezelf. De sluimerende “Mr. Hyde” heeft momenteel geen controle over het lichaam waarin hij zit, het lichaam van de Drifter, en noteert met afstand, in de derde persoon, wat er allemaal met zijn gastheer gebeurt. Dat spoort in elk geval ook met de verteltrant in Stevensons meesterwerkje; daarin spreken de ongelukkige dokter en zijn kwaadaardige alter ego ook over elkaar in de derde persoon.
Desalniettemin gaat dit lied niet over de Bijbelse vraag naar Goed en Kwaad, de tekst triggert geen bezinning op ethiek. Een rechter, een jury, een onbegrijpende veroordeelde… het thema van dit parabel-achtige verhaaltje is natuurlijk schuld. Dat leidt veel interpretatoren ook naar Kafka.
In zijn Er. Aufzeichnungen aus dem Jahre 1920 denkt Kafka terug aan een inzicht dat hij al als jongvolwassene in 1898 had. Op dat moment weet Kafka al dat hij schrijver zal worden, en zelfs hoe zijn literaire output eruit zal zien. Literatuur waarin het leven weliswaar zijn gewone vallen en opstaan kent, maar tegelijkertijd “als een niets, als een droom, als een zweven gezien wordt”, dus als een realistisch beschreven irrealiteit. En daarin slaagt de volwassen Kafka ook. Niet alleen in vele korte vertellingen, maar ook in zijn drie romans, waarvan Der Prozeß de bekendste is. Die roman is verantwoordelijk voor de vele Kafkaverwijzingen die je tegenkomt bij de interpretaties van “Drifter’s Escape”. In Der Prozeß wordt immers ook een hoofdpersoon, Josef K., opgepakt en veroordeeld zonder dat hem wordt verteld waarvan hij wordt beschuldigd of waaraan hij schuldig zou zijn.
Toch is dat niet dé Kafkaconnectie. Die zit hem echt in de kafkaëske toon die Dylan weet te treffen, die onwerkelijke, onwezenlijke sfeer, die we behalve uit Kafka’s werk ook kennen uit andere songs op John Wesley Harding en uit Alice In Wonderland. De insteek daarvoor is: de lezer en de hoofdpersoon delen eenzelfde verwachtingspatroon, volgen dezelfde logica en delen eendere normen – en dat hele pakket botst op een afwijkende cultuur, een cultuur die gedeeld wordt door alle andere karakters in het verhaal. Alice blíjft zich, met de lezer, verbazen over het handelen, de antwoorden en de logica van de inwoners van Wonderland, net zoals het onbegrip van Josef K. in onze ogen volstrekt inzichtelijk is, maar ondertussen staat hij alleen in een complex van normen, logica en gevolgtrekkingen dat voor alle anderen kennelijk vanzelfsprekend is. Het proces tegen de Drifter en de afloop zijn, voor ons in elk geval, even chaotisch en verwarrend als rechtbankscene in Alice In Wonderland, in het slothoofdstuk. Geschreeuw, rumoer en respectloos gedrag plus een afsluitende deus ex machina; Alice ontsnapt door wakker te worden, in “Drifter’s Escape” slaat de bliksem in.
De liefhebbers van autobiografisch interpreteren hebben overigens geen boodschap aan Kafka, Stevenson of Alice in Wonderland. Voor hen is het appeltje-eitje: de Drifter is de uitgeputte, dolgedraaide Dylan van 1966, de jury staat voor zijn veeleisende omgeving van fans, managers en platenmaatschappij en de blikseminslag is het motorongeluk dat hem bevrijdt, dat hem de kans geeft om te ontsnappen aan dat gekkenhuis. Past best goed.
Op John Wesley Harding is het lied, net als de rest van het album, een schraal geïnstrumenteerde, ongekunsteld getoonzette miniatuur. De schoonheid ervan lijkt Dylan zelf te ontgaan. Het duurt maar liefst vijfentwintig jaar voordat hij het op zijn setlist plaatst, en dan nog alleen maar vanwege een actuele aanleiding: het hele land staat op zijn kop vanwege de rechtszaak tegen de agenten die Rodney King hebben mishandeld. De rellen van 29 april 1992 in Los Angeles inspireren de meester om dat liedje met de regels The trial was bad enough / But this is ten times worse weer uit de la te halen.
De live-versies zijn geslaagd, en Dylan raakt verknocht. Tot 2005 speelt hij “Drifter’s Escape” 257 keer. Meestal mooi, maar op het podium, in de elektrische variant, verdampt de intimiteit van die studio-opname uit 1967. Dat geldt ook voor de meeste covers. Slechts een enkeling houdt het klein en akoestisch, maar de meeste vertolkers maken er, net als Dylan zelf in Masked and Anonymous, een rocker van, met uiteenlopende woestheid van gitaren en gedonder van drums. Het funky accentje van Jimi Hendrix is daarbij best aantrekkelijk, Thea Gilmore’s lezing op het schitterende tribuutalbum John Wesley Harding stomend en opwindend, de country-onderstroom bij Patti Smith is ook prachtig, maar veruit de fraaiste cover is semi-akoestisch en durft er ook nog stiekem een extra akkoord aan toe te voegen (in de korte, instrumentale intermezzi tussen de coupletten): George Thorogood and The Destroyers op The Hard Stuff, 2006. Aardig is ook de referentie in de openingsmaten: je hoort Thorogood vrij duidelijk “Is it rolling, Jim?” vragen.
Drifter's Escape
“Oh, help me in my weakness”
I heard the drifter say
As they carried him from the courtroom
And were taking him away
“My trip hasn’t been a pleasant one
And my time it isn’t long
And I still do not know
What it was that I’ve done wrong”
Well, the judge, he cast his robe aside
A tear came to his eye
“You fail to understand,” he said
“Why must you even try?”
Outside, the crowd was stirring
You could hear it from the door
Inside, the judge was stepping down
While the jury cried for more
“Oh, stop that cursed jury”
Cried the attendant and the nurse
“The trial was bad enough
But this is ten times worse”
Just then a bolt of lightning
Struck the courthouse out of shape
And while ev’rybody knelt to pray
The drifter did escape
Geen opmerkingen:
Een reactie posten