Lonesome Day Blues (2001) - door Jochen

Lonesome Day Blues (2001)

Het zijn de laatste woorden van Holden Caulfield in Catcher In The Rye (1951): “Don't ever tell anybody anything. If you do, you start missing everybody. Vertel nooit iemand iets. Als je het toch doet, begin je iedereen te missen.”
Er zijn een paar getuigenissen van mensen die zich herinneren dat Dylan in de vroege jaren 60 in beeld was om Holden Caulfield te spelen in een verfilming van dat meesterwerk. Robert Shelton vermeldt het in No Direction Home (1986) en in de Saturday Evening Post van 30 juli 1966 citeert Jules Siegel de Playboyredacteur Arthur Kretchmer, die zich herinnert dat hij Dylan op een feestje ontmoette:

Daar op de grond zat dat rare, rusteloze ventje maar door te draven over hoe hij Holden Caulfield zou gaan spelen in een verfilming van Catcher In The Rye, en ik dacht bij mezelf: dit joch is echt vreselijk. Maar die lui die dat feestje gaven zeiden: “Laat je niet afschrikken. Hij draaft wat door, maar hij is erg gevoelig – schrijft gedichten, bezoekt Woody Guthrie in het ziekenhuis.” En ik dacht juist ja, daar hebben we er weer zo een. Ik was hem alweer vergeten, maar een paar jaar later was hij wel beroemd, en ik niet. Je kunt er wel eens naast zitten, kennelijk.

In interviews of in zijn autobiografie heeft Dylan het verder nooit over het boek, behalve dan die ene keer dat hij acteert dat hij het nauwelijks kent, in het Playboyinterview met Ron Rosenbaum in 1977.

Rosenbaum: Heb je Catcher In The Rye gelezen toen je jong was?
Dylan: Dat zal haast wel. Ja, ik denk het wel
Rosenbaum: Identificeerde je jezelf met Holden Caulfield?
Dylan: Euh… wat was zijn verhaal ook alweer?
Rosenbaum: Hij was een eenzame jongen in een internaat die wegliep en besloot dat alle anderen nep waren en dat hijzelf gevoelig was.
Dylan: Dan zal ik me wel met hem geïdentificeerd hebben.

Het is niet erg geloofwaardig dat Dylan, met zijn onwaarschijnlijke geheugen, zich een van belangrijkste Amerikaanse werken van de twintigste eeuw niet meer kan herinneren, maar Rosenbaum laat zich argeloos voor de gek houden.
Een eerste invloed van het boek is wellicht indirect: de ballade “Lord Randall”, waarvan Dylan een stokregel en de structuur zal lenen voor “A Hard Rain’s A-Gonna Fall”, komt een paar keer langs. Maar die verpletterende slotregels, waarbij alleen de echt sterken het droog kunnen houden, lijken een adagium voor de dichter te zijn. Vertel nooit iemand iets. Als je het toch doet, begin je iedereen te missen. Dylan zal nooit iets over zichzelf vertellen in zijn songs. Ja, universele thema’s als Liefde en Verlies, Leven en Dood, Vergankelijkheid en Troost laten zich altijd wel herleiden tot gebeurtenissen en omstandigheden in het privéleven van de mens Dylan, maar nooit een-op-een, zoals de bard tot vervelens toe blijft benadrukken. Niet als er een ‘ik’ aan het woord is (“Je est un autre,” bezweert Dylan dan, met Rimbaud), niet als er een you wordt toegesproken, geen van de genoemde he’s of she’s of we’s zijn echte personen uit Dylans omgeving. Vooruit, één keertje heeft hij zich eraan bezondigd, geeft de dichter toe in het boekje bij Biograph (hij doelt op het nare “Ballad In Plain D” uit 1964), “dat was een vergissing en ik heb er spijt van.”

De tweede keer dat Dylan de stelregel overtreedt is bijna veertig jaar later, in “Lonesome Day Blues”. Dat lied is een wonderlijk amalgaam van parafrases en daarmee een goudmijn voor ijverige wichelroedelopers. De titel is gauw gevonden; “Lonesome Day Blues” is in februari 1932 opgenomen door Blind Willie McTell en Dylan kent ongetwijfeld ook de versies van Jesse James (1936) en Lonnie Johnson (1948). De openingsregels zijn vrijwel letterlijk hetzelfde als “Blues Before Sunrise” van Leroy Carr, wiens werk wel vaker inspireert (“Alabama Woman Blues” uit 1930 levert tekstfragmenten voor It Takes A Lot To Laugh, bijvoorbeeld). Harvardprofessor Richard F. Thomas vertelt smakelijk hoe het horen van het tiende couplet hem het eurekamoment gaf voor zijn bijdrage aan een Dylanconferentie in Caen, 2005 en voor zijn eerste seminar over Dylan op Harvard. Daarin, in dat tiende couplet, hoort hij tot zijn vreugde de Aeneis van Vergilius:

but yours will be the rulership of nations,
remember Roman, these will be your arts:
to teach the ways of peace to those you conquer,
to spare defeated peoples, tame the proud. 

De onvermoeibare Dylanwatcher en succesvolle deconstructeur uit Albuquerque, Scott Warmuth, heeft dan al geleende tekstfragmenten van Henry Rollins, Mark Twain en een W.C. Fieldsfilm aangewezen. De vrolijkste en meest verrassende ontdekking blijft nog steeds de inmiddels historische ontdekking van Chris Johnson. Johnson komt net als Dylan uit Minnesota en woont en werkt als leraar Engels in Fukuoka, een miljoenenstad op het zuidelijke eiland Kyushu. Op een dag vist hij min of meer willekeurig Confessions Of A Yakuza van ene Junichi Saga uit een uitverkoopbak in een boekwinkeltje. Hij is Dylanfan en heeft “Love And Theft” grijsgedraaid, dus bladzijde 1 doet hem meteen al opveren (“My old man would sit there like a feudal lord” is bijna hetzelfde als een versregel uit “Floater”). Confessions is dan nog een vrij obscuur werkje; het staat in de buurt van plaats 47.000 op de Amazonlijst van bestverkochte boeken, maar is sinds Johnsons ontdekking tienduizenden plaatsen omhoog geschoten (met als toppositie nr. 173, zelfs). Dylan heeft voor het album “Love And Theft” behoorlijk gegrasduind in dat Japanse boek. Vooral voor de prachtige song “Floater”, maar zinsflarden, woordcombinaties en karakterbeschrijvingen van Saga zijn ook terug te vinden in “Po’ Boy”, “Summer Days” en “Honest With Me”. En voor “Lonesome Day Blues” leent Dylan uit twee passages:

Just because she was in the same house didn't mean we were living together as man and wife... I don't know how it looked to other people, but I never even slept with her - not once. (Confessions Of A Yakuza, blz. 208)

There was nothing sentimental about him - it didn't bother him at all that some of his pals had been killed. (Confessions Of A Yakuza, blz. 243)

Als Jan Vollaard van het Vara Magazine bij een persconferentie in Rome op 23 juli 2001, dus ruim voor al deze ontdekkingen, een vraag mag stellen, vraagt hij naar “Lonesome Day Blues”. Dylan antwoordt: “Mijn liedteksten ontspringen uit een stream of consciousness, ik blijf niet al te lang hangen bij al die woorden die dan in mij opkomen.’
Zou kunnen. Het is best mogelijk dat al die Carr-, Twain-, Rollins-, Saga- en Vergiliusflarden ergens in Dylans bewustzijn ronddobberen en ongecontroleerd op papier zijn neergedwarreld toen de dichter er eens voor ging zitten. Het past ook bij het beeld dat studiomuzikanten onafhankelijk van elkaar, door de decennia heen, schetsen van Dylans werkwijze: tijdens de opnames gaat hij vaak even in een hoekje zitten, priegelt met een stompje potlood een paar coupletten neer, streept, krast en corrigeert en gaat weer achter de microfoon staan. Soms duurt dat uren en uren (“Sad-Eyed Lady Of The Lowlands”, bijvoorbeeld), soms een paar minuten (zoals George Harrison zich de totstandkoming van “Handle With Care” herinnert en sessiemuzikant Augie Meyers over de opnames van “Love And Theft” vertelt). Hij zit in ieder geval niet heen en weer te bladeren in de Aeneas of Huckleberry Finn.
De grilligheid van en de onafgeronde verhaallijntjes in de liedtekst spreken eveneens voor die spontane modus operandi. En het verklaart die ene indiscrete, opmerkelijke, eens-in-de-veertig-jaar persoonlijke ontboezeming van Dylan de dichter: I wish my mother was still alive, ik wou dat mijn moeder nog leefde.

In Lyrics 1961-2012 heeft Dylan die regel alweer doorgehaald en veranderd in I’m telling myself I’m still alive, ik vertel mezelf dat ik nog leef, dus kennelijk heeft hij spijt van die al te specifieke, intieme oprisping. Maar tegen die tijd is zijn indiscretie natuurlijk al in miljoenvoud over de wereld gegaan.
Dylans moeder, Beatty Zimmerman, is het jaar daarvoor overleden en dat heeft hem nogal aangegrepen. Even to talk about my mother just breaks me up – alleen al praten over mijn moeder verscheurt me, zegt hij. In zo’n staat van kwetsbaarheid heeft hij dan toch die zeldzame confidentie toegelaten tot een songtekst. Vermoedelijk wel meer, zelfs. Oorspronkelijk was “Lonesome Day Blues” dubbel zo lang, verklapt Dylan in het interview met Robert Hilburn (september 2001):



Ik overschrijf. Als ik weet dat ik een lied ga opnemen, schrijf ik meer dan ik nodig heb. In het verleden was dat wel eens een probleem, omdat ik er niet altijd in slaagde om dan discreet te blijven. Daarvoor moet ik wel oppassen. Op dit album was “Lonesome Day Blues” op enig moment twee keer zo lang.

Waarmee de dichter dus ondubbelzinnig zegt dat discretie de scherprechter is als hij begint te strepen in zo’n te lange tekst, dat Holden Caulfields adagium zijn leidraad is. Menselijk en begrijpelijk, maar op een niveau daarboven jammer; wie weet wat voor een troost de geschrapte woorden van een poëtisch genie over de dood van zijn moeder hadden kunnen schenken.

Lonesome Day Blues

Well, today has been a sad ol’ lonesome day
Yeah, today has been a sad ol’ lonesome day
I’m just sittin’ here thinking
With my mind a million miles away

Well, they’re doing the double shuffle, throwin’ sand on the floor
They’re doing the double shuffle, they’re throwin’ sand on the floor
When I left my long-time darlin’
She was standing in the door

Well, my pa he died and left me, my brother got killed in the war
Well, my pa he died and left me, my brother got killed in the war
My sister, she ran off and got married
Never was heard of any more

Samantha Brown lived in my house for about four or five months
Samantha Brown lived in my house for about four or five months
Don’t know how it looked to other people
I never slept with her even once

The road’s washed out—weather not fit for man or beast
Yeah, the road’s washed out—weather not fit for man or beast
Funny how the things you have the hardest time parting with
Are the things you need the least

I’m forty miles from the mill—I’m droppin’ it into overdrive
I’m forty miles from the mill—I’m droppin’ it into overdrive
Got my dial set on the radio
I’m telling myself I’m still alive

I see your lover-man comin’—comin’ ’cross the barren field
I see your lover-man comin’—comin’ ’cross the barren field
He’s not a gentleman at all—he’s rotten to the core
He’s a coward and he steals

Well my captain he’s decorated—he’s well schooled and he’s skilled
My captain, he’s decorated—he’s well schooled and he’s skilled
He’s not sentimental—don’t bother him at all
How many of his pals have been killed

Last night the wind was whisperin’, I was trying to make out what it was
Last night the wind was whisperin’ somethin’—I was trying to make out what it was
I tell myself something’s comin’
But it never does

I’m gonna spare the defeated—I’m gonna speak to the crowd
I’m gonna spare the defeated, boys, I’m going to speak to the crowd
I am goin’ to teach peace to the conquered
I’m gonna tame the proud

Well the leaves are rustlin’ in the wood—things are fallin’ off of the shelf
Leaves are rustlin’ in the wood—things are fallin’ off the shelf
You gonna need my help, sweetheart
You can’t make love all by yourself




Geen opmerkingen: