De Engelse artiest David Gray maakt drie tamelijk onopgemerkte albums voordat hij in 1999 een millionseller wordt met zijn vierde plaat White Ladder. De single “Babylon” wordt een tophit, de song “Please Forgive Me” is het werkelijke hoogtepunt en de teller staat inmiddels op zeven miljoen verkochte exemplaren. In Ierland is het de bestverkochte plaat aller tijden; elk vierde huishouden moet daar een exemplaar van White Ladder in huis hebben.
De naam Dylan komt in de juichende recensies vrijwel nooit langs. Slechts een enkeling vergelijkt de gruizigheid van Grays stem met de bard, maar niemand onderkent de invloed van Dylan. Terwijl David toch een dikke hint geeft: de titel van zijn plaat ontleent hij aan vers 15 van “A Hard Rain’s A-Gonna Fall”, I saw a white ladder al covered with water. Op zijn albums eert hij Dylan verder nooit openlijk, maar de concertbezoekers worden zo af en toe verrast met een reverence; Gray speelt prachtige covers van zijn held. Niet heel vaak, maar toch. “One Too Many Mornings” en “Meet Me In The Morning” zeven keer, tweemaal “Buckets Of Rain”, “Jokerman” en “Like A Rolling Stone” beide een enkel keertje, evenals “To Ramona”. Opmerkelijk is verder die ene keer dat “No More Auction Block” langs waait – dat is het eeuwenoude lied dat de muziekhistorie ingaat wanneer Dylan het gebruikt als model voor “Blowin’ In The Wind”. Maar bij Hard Rain blijft Gray voorlopig nog uit de buurt.
Het is een subtiel gekozen verwijzing. Hard Rain is natuurlijk een bomvol lied, tot de nok toe gevuld met veelal schreeuwerige, bizarre, opzienbarende tableaus, en daarbinnen blijft zo’n verstild beeld van een natte witte ladder wat ondergesneeuwd.
De rijkdom van de songtekst heeft indertijd de impact van een brisantgranaat en is nog steeds zelden geëvenaard. De veelgeciteerde Dylanquote in de hoestekst, “Every line in it is actually the start of a whole song, elke regel is eigenlijk het begin van een heel lied,” is wel een rake typering. De drieëndertig versregels (stokregels niet meegeteld) zijn inhoudelijk ongerelateerd en bieden inderdaad drieëndertig krachtige, plastische beelden, die stuk voor stuk decors, plotwendingen of inleidingen voor drieëndertig machtige, epische ballades zouden kunnen zijn. De rest van dat citaat op de hoes is een ondertussen weerlegde poging tot mythologiseren. Daarin verklaart de dichter het lied tijdens de Cubacrisis te hebben geschreven en dat de daaruit voortkomende reële doodsangst de trigger was om al die mogelijke songs in deze ene song te proppen. Kletskoek; Dylan speelt Hard Rain al op 22 september 1962, in Carnegie Hall, een maand dus vóór die dagen dat de wereld haar adem inhield.
Wezensvreemd is die link met dat dreigende Armageddon echter niet, Hard Rain ís inderdaad apocalyptisch. Het merendeel van de opgeroepen beelden is luguber, onheilverkondigend, troosteloos, slagveldpoëzie. Dode oceanen, tienduizenden mijlen in de muil van een kerkhof, zwaarbewapende kinderen, bloeddruipende boomtakken, een zondvloed, een dode pony, een stervende dichter, een brandende vrouw, gifkogels en een gemaskerde beul… daarvan laat zich geen gezellige kindvriendelijke kleurplaat maken, in elk geval.
Het Boek Openbaringen, het Bijbelboek waarin Johannes van Patmos zijn infernale visioenen van de eindtijd beschrijft, lijkt dan ook de directe inspiratiebron. Net zoals Johannes is de dichter Dylan gevoelig voor de zeggingskracht van getallen, bijvoorbeeld. Twaalf mistige bergen, zes kromgetrokken snelwegen, zeven droeve wouden, tienduizend sprekers en honderd drummers; de boekhouderprecisie correspondeert met Johannes’ neiging om nauwkeurig te tellen. De twaalf stammen, het lam met de zeven hoornen, de eerste zes zegels, tienduizend maal tienduizend engelen – zelfs de cijfers kloppen. Eenzelfde analogie vormt de opsomming van die ongerelateerde, deels gruwelijke beelden. Inhoudelijk komen ze ook wel een paar keer overeen. De overstromingen, de brullende donder, stervende wereldzeeën, hongersnood en de toeschouwer op de berg – het zijn allemaal beelden die we ook in Openbaringen tegenkomen. Maar het meest in het oog springend is toch het perspectief: de ooggetuige die verslag doet van de groteske ondergangstaferelen, samengevat in die meest desolate versregel uit het gehele oeuvre van de Nobelprijslaureaat, where black is the color, where none is the number.
Over de tweede grote inspiratiebron zijn de geleerden het allemaal wel eens. De vraag-en-antwoordstructuur komt, inclusief de woorden where have you been, uit de zeventiende eeuw, uit Child Ballad nr. 12, “Lord Randall”. Verdere overeenkomsten met die magistrale, beklemmende Schotse ballade zijn er verder eigenlijk niet, inhoudelijk noch melodieus, maar die herhaalde vraag aan het begin van elk couplet is zó tekenend, dat het verder geen vraag is hoe de thief of thoughts op die hypnotiserende vorm is gekomen. Dylan zal er nog één keer gebruik van maken, in “Who Killed Davey Moore?” en dan is deze specifieke vorm wel uitgeput.
Dat geldt niet voor de vondst om een collageachtige reeks van symboolzwangere beelden aan elkaar te rijgen. De tekst suggereert een epische kwaliteit, insinueert dat hier een verhaal wordt verteld. Desgevraagd bericht de verteller waar hij is geweest, wat hij heeft gezien en gehoord, wie hij heeft ontmoet en wat zijn verdere plannen zijn. Dat lijkt op coherente geschiedschrijving. Zijn verslag is echter dermate poëtisch verpakt, verwoord in zo een expressionistische vervorming van de werkelijkheid, dat elke poging om een verhaallijn te ontdekken (zoals “Lord Randall” heeft), sneuvelt in dat lyrische bombardement. Overeind blijft slechts dat ene beeld: ondergang.
De poëzie geeft de song eeuwigheidswaarde en bij verschijnen van The Freewheelin’ Bob Dylan springt het lied er meteen al uit. Niet eens zozeer vanwege de duur – dubbel zo lang als het gemiddelde lied – maar vooral vanwege deze, literaire, kwaliteit. Niet toevallig wordt juist dit werk gekozen, meer dan vijftig jaar later, om bij de Nobelprijsceremonie te worden gezongen (door een aangrijpende Patti Smith). Het is immers de Nobelprijs voor Literatuur, verleend om “het creëren van nieuwe poëtische expressies”.
De eerste tijd na de creatie van het meesterwerk lijkt de maestro wat terughoudend om deze kunstvorm verder te verkennen. Het duurt tot “Gates Of Eden” (1965) voordat Dylan een vergelijkbaar dichtwerk vol poëtische expressies creëert. Maar dan is het hek ook van de dam. “It’s Alright, Ma”, “Farewell Angelina”, “Tombstone Blues” en ga zo maar door tot in de eenentwintigste eeuw met songs als “High Water” en “Scarlet Town”; de tientallen liederen waarin Dylan het verhaal ondergeschikt maakt aan de opeenstapeling van veelkleurige, vaak plastische impressies behoren tot zijn meest fascinerende.
De Olympische kwaliteit van Hard Rain trekt nogal wat collega’s aan. Het lied wordt vaak gecoverd, maar dat gaat helaas maar zelden goed. Een van de bekendste is de bewerking van Bryan Ferry, die er in 1973 een dikke hit mee scoort (Top 10 in Engeland) en nog steeds veel fans kent op de fora en op YouTube. Opmerkelijk; de wat al te gestileerde, stuwende aanpak van de poseur Ferry, met neurotische violen en al, zou zich theoretisch slecht moeten verdragen met het rauwe origineel – maar inderdaad, een onbestemde aantrekkingskracht heeft deze versie toch nog steeds wel. Inventiever dan de gemoedelijke stomp van Leon Russel (1971) en de daarmee zeer vergelijkbare Melanie (1993) in ieder geval. En veel verdraaglijker dan de fantasieloze, plichtmatige stemmigheid van usual suspects als Pete Seeger, Joan Baez en The Staple Singers. Curieus is dan nog reggaekanon Jimmy Cliff (“Where have you been, my brown-eyed son”), in 2011 op de EP Sacred Fire.
Een tweede, of derde, leven krijgt Hard Rain eind jaren 80, als Edie Mrs. Paul Simon Brickell het lied zingt voor de soundtrack van de filmhit Born On The Fourth Of July. Het is een vrij muffe, vlakke cover van een matig getalenteerde zangeres, maar het raakt wel een snaar; in de nasleep van het succes van de soundtrack pikt een volgende generatie de song weer op. Dat levert doorgaans akoestische, ernstige lezingen met een hoog kleinkunstacademiegehalte op (Jason Mraz, Walk Off The Earth, Lucinda Williams), maar ook een die in de buurt van het monumentale origineel weet te komen. In 2007 neemt de veterane Ann Wilson (de zangeres van die hardrockdinosaurus uit de jaren 70, Heart) met de jonkies Shawn Colvin en Rufus Wainwright een schitterende versie op, gepassioneerd gezongen, meesterlijk gearrangeerd en liefdevol geproduceerd (op Hope & Glory). Een stapje hoger staat dan alleen nog de weinig bekende troubadour David Munyon, die op zijn zevenenvijftigste is gezegend met een breekbare oude stem, met de kunde van een beproefd krijgsman en de levenswijsheid waarmee hij de ijselijke indrukken van die gruwelijke reis geloofwaardig weet over te brengen (op Big Shoes, 2009).
Overtroffen wordt hij misschien, misschien ooit nog eens door David Gray, die op A Thousand Miles Behind (live, alleen via zijn site of bij concerten verkrijgbaar) demonstreert hoe goed hij met Dylansongs uit de voeten kan. Het gebod van de meester, I’ll know my song well before I start singin’, weerhoudt hem vooralsnog.
A Hard Rain’s A-Gonna Fall
Oh, where have you been, my blue-eyed son?
Oh, where have you been, my darling young one?
I’ve stumbled on the side of twelve misty mountains
I’ve walked and I’ve crawled on six crooked highways
I’ve stepped in the middle of seven sad forests
I’ve been out in front of a dozen dead oceans
I’ve been ten thousand miles in the mouth of a graveyard
And it’s a hard, and it’s a hard, it’s a hard, and it’s a hard
And it’s a hard rain’s a-gonna fall
Oh, what did you see, my blue-eyed son?
Oh, what did you see, my darling young one?
I saw a newborn baby with wild wolves all around it
I saw a highway of diamonds with nobody on it
I saw a black branch with blood that kept drippin’
I saw a room full of men with their hammers a-bleedin’
I saw a white ladder all covered with water
I saw ten thousand talkers whose tongues were all broken
I saw guns and sharp swords in the hands of young children
And it’s a hard, and it’s a hard, it’s a hard, it’s a hard
And it’s a hard rain’s a-gonna fall
And what did you hear, my blue-eyed son?
And what did you hear, my darling young one?
I heard the sound of a thunder, it roared out a warnin’
Heard the roar of a wave that could drown the whole world
Heard one hundred drummers whose hands were a-blazin’
Heard ten thousand whisperin’ and nobody listenin’
Heard one person starve, I heard many people laughin’
Heard the song of a poet who died in the gutter
Heard the sound of a clown who cried in the alley
And it’s a hard, and it’s a hard, it’s a hard, it’s a hard
And it’s a hard rain’s a-gonna fall
Oh, who did you meet, my blue-eyed son?
Who did you meet, my darling young one?
I met a young child beside a dead pony
I met a white man who walked a black dog
I met a young woman whose body was burning
I met a young girl, she gave me a rainbow
I met one man who was wounded in love
I met another man who was wounded with hatred
And it’s a hard, it’s a hard, it’s a hard, it’s a hard
It’s a hard rain’s a-gonna fall
Oh, what’ll you do now, my blue-eyed son?
Oh, what’ll you do now, my darling young one?
I’m a-goin’ back out ’fore the rain starts a-fallin’
I’II walk to the depths of the deepest black forest
Where the people are many and their hands are all empty
Where the pellets of poison are flooding their waters
Where the home in the valley meets the damp dirty prison
Where the executioner’s face is always well hidden
Where hunger is ugly, where souls are forgotten
Where black is the color, where none is the number
And I’ll tell it and think it and speak it and breathe it
And reflect it from the mountain so all souls can see it
Then I’ll stand on the ocean until I start sinkin’
But I’ll know my song well before I start singin’
And it’s a hard, it’s a hard, it’s a hard, it’s a hard
It’s a hard rain’s a-gonna fall
3 opmerkingen:
Onderstaande reactie ontving ik via e-mail. Gezien de lengte moet ik het in 2 delen plaatsen.
Beste Tom
Weer met veel plezier het stuk van Jochen gelezen, dit keer over het magistrale A Hard Rain's a-gonna fall. Dit lied is een poos uit mijn gedachten geweest, omdat het er zoveel in heeft gehuisd en zich samen met nog een paar van die woordenrijke parels bevindt op die zo kostbare plek waar de levenslange reis met Dylan begon, wanneer ik daaraan raak doet het haast pijn, en alleen wanneer mijn geest echt open staat veroorloof ik me die aanraking, er achteloos even naar luisteren breekt iets af dat zich door de jaren heen heeft opgebouwd, met tere, vaak vroege herinneringen, intens. Zoals die waarin ik de profetie herkende van het beeld van het jonge meisje waarvan het lichaam brandde, en ik zag het als veertienjarige op die verschrikkelijke foto van het negenjarige Vietnamese meisje, slachtoffer van napalm, en zij roept nu voor immer dit lied op in me en begeleidt het. Dankbaar ben ik Jochen voor het weer terugbrengen van dit gedicht in mijn aandacht, terecht koppelt hij het ook aan andere meesterwerken als Gates of Eden en It's Allright, Ma. Maar ik werd geprikkeld tot een bescheiden kritische reactie toen hij opmerkte hoe hier beelden op elkaar gestapeld worden op een inhoudelijk ongerelateerde wijze, iets wat vaker wordt beweerd, evenwel in mijn ogen niet geheel gefundeerd.
Het genie van Dylan bewijst zich nu juist mede erin dat op het oog niet direct oorzakelijk verbonden poëtische beelden (en ik vind ze beslist niet schreeuwerig) bij menig toehoorder wel degelijk vreemd genoeg verbanden oproept, de reeksen waarmee Dylan ons overstelpt vertellen zelfs een verhaal, de beelden nemen ons mee op een reis en het lijkt alsof we daarbij op weg gaan naar een betekenis, een boodschap, maar die laat zich niet vangen in woorden, anders dan die ambigue welke al in het lied gebruikt zijn, en deze pinnen niets vast, het visioen ontsnapt ons als een droom, al blijft het zijn diepe indruk achterlaten. De fout die veel songwriters maken wanneer ze Dylan willen navolgen is dat zij juist geloven in het ad random stapelen van fantastische beelden.
Het geheim hierachter zal ik niet geheel kunnen ophelderen, toch zijn er zaken te noemen die hier mee samenhangen, met dit wonder van chronologie en epiek in de vorm van poëtische invallen zoals Dylan die verzamelt en rangschikt in zijn liederen. Dit laatste noemen, dat rangschikken, is enigszins verraderlijk in dit verband. Ze lijken eerder tot hem te komen in een georganiseerd chaotische optocht, maar vertellen daarmee wel degelijk een verhaal en alleen in die bepaalde volgorde, de dichterlijke inspiratie immers stokt wanneer onderbroken door logische interventie en constructie, die hoogsten achteraf her en der mag of moet toegepast. (Pas later, vanaf Blood on the Tracks ongeveer, gaat hij dit proces toch, uit arme noodzaak, bewust beïnvloeden en wordt de gelijktijdigheid een prisma en scharnierpunt waaromheen de betekenissen, opgeroepen aan de hand van allerlei vervormde citaten en creaties, zich kenbaar maken zonder geheel te kristalliseren tot scherp omlijnde waarheden.) Om terug te komen op het meer onbewuste proces van de inventie bij de liederen uit midden zestiger jaren, via klank en rijm, associaties en leidmotieven wordt wel degelijk een verhaal vertelt, hoewel zonder dat er qua gebeurtenissen per se een verhaal wordt ontvouwd. Ben ik nog te volgen?
Laat ik het aan de hand van A Hard Rain's a-gonna fall illustreren, zonder te vervallen in de vermoeiende tot op details nauwkeurige en uitputtende analyse van de meeste critici, die alle fantasie aan de lezer ontzegt en teveel uit is op een omvattende conclusie, die ten strijde trekt tegen andere absolute conclusies.
deel 2:
Het lied mag dan tot Dylan gekomen zijn door inspiratie, waar hij achteraan had te hollen om alles bij te houden, ofschoon hij als waar kunstenaar natuurlijk ook een trickster is, zijn genie wordt duidelijk middels de haast bovennatuurlijke onderlinge en achterliggende logica van in eerste indruk toevallige, niet oorzakelijk verbonden openbaringen waarin een patroon zich gaandeweg openbaart, net zoals in het bijbelboek onder die naam, dat een blik werpt op wat mogelijk komen gaat.
Allereerst de opbouw van de coupletten. Van de blik naar het verleden, waar kom je vandaan, via de zintuiglijke reeks van het zien (2), horen (3) en ervaren van de relaties (voelen) (4) naar de toekomst, wat ga je doen, en in dat laatste vijfde (!) couplet, volgens de wetten van de retorica, keren allerlei eerder opgeroepen beelden in andere gedaanten terug, dan berg en oceaan vlak na elkaar bijvoorbeeld.
Het couplet dat het lied opent, vragend naar de voorgeschiedenis van de aangesprokene, heeft niet voor niets allerlei historisch symbolische getallen in zich, waarvan eigenlijk tienduizend als enige steeds constructief terugkeert in niet toevallig de twee volgende fragmenten. De twaalf bergen, verwijzend naar de twaalf stammen of discipelen of zelfs de ronde tafel van Arthur, zien zich aan het eind van dit couplet weerspiegeld in de twaalf oceanen. The crooked highways dragen het duivelse getal zes. De wouden het heilige zeven. De laatste strofe telt de tienduizend graven die hun echo zullen vinden in de tienduizend gebroken tongen en hen die fluisteren maar niet gehoord zullen worden, vervolgens als breuk, in het couplet van de ontmoetingen, gaat het steeds alleen maar om één persoon.
Het tweede couplet verraadt zijn hechte constructie via het begin met de onschuld als kind tussen de wolven, dan het desperate toekomstbeeld van de diamanten weg (de diamanten soetra?) met niemand erop, het eindvisioen van de gestorven bloedende tak, de witte ladder naar de hemel waar water (tranen of beeld van overvloed) overheen stroomt (water dat in het laatste samenvattende couplet terugkomt als vergiftigd), om te eindigen weer met kinderen, maar dan met wapens in de hand.
En zo zou ik door kunnen gaan met mijn uitleg, maar die is niet zaligmakend en verhindert de individuele vondst van wie naar Dylan luistert met het onbevangen hart dat je nodig hebt om zijn verhalen te ontdekken in zijn labyrinten van aaneengeregen inventies, words and only words, je moet het zelf horen (en daarbij misschien denken aan hoe de bard zich blijkbaar niet bekommerde om 'the meaning')... Toch, ik vermoed dat het na mijn aanzetten niet moeilijk kan zijn de innerlijke hechte verbondenheid van de beelden te ontdekken in dit lied, en zo niet, mooi en indrukwekkend blijft dit meesterwerk toch wel... En nogmaals, door Jochen gingen mijn ogen en oren weer eens open, dank!
een jaarwisseling toegewenst!
hans altena
Onderstaande reactie ontving ik via e-mail.
Dank voor je vriendelijke woorden, Hans. Blij dat zo’n stukje weer kan inspireren tot het opvlammen van een smeulende liefde én tot zo’n uitgebreide mijmering.
Voor wat betreft je bescheiden kritiek: volgens mij zijn we het wel met elkaar eens hoor. Met “de opsomming van ongerelateerde beelden” bedoel ik uiteraard dat er geen tekstintern verband is; uit de ene regel volgt niet de volgende. Tekstextern zijn ze natuurlijk wel verbonden – samen schetsen ze immers dat apocalyptische ondergangsbeeld. Interne verbanden, zoals de baby-children spiegeling en de mountains-oceans antithese, zijn me te gezocht; dat is me teveel hineininterpretieren.
Wel suggeréért de tekst een episch, lineair verband, zoals jij ook al opmerkt. De opbouw, he. De verteller bericht desgevraagd waar hij is geweest, wat hij heeft gezien en gehoord, wie hij heeft ontmoet en wat zijn verdere plannen zijn. Dat belooft een bijna journalistiek verslag - maar hij vertelt niets. Voor mij brengt dat, de belofte van epiek maar de manifestatie van lyriek, die onweerstaanbare spanning.
We zijn verbonden in de levenslange Dylanfascinatie, Hans. Ik wens je ook voor 2018 weer veel Dylanplezier. Ik heb al iets om naar uit te zien: het concert in Bielefeld, 21 april.
Met vriendelijke groeten en de beste wensen,
Jochen
Een reactie posten