I Dreamed I Saw St. Augustine (1967) - door Jochen

I Dreamed I Saw St. Augustine (1967)

De Amerikaanse schrijver Joe Hill is al een tijdje succesvol, niet alleen als auteur van populaire comics (de Locke & Key-serie, bijvoorbeeld) maar ook al sinds 1997 als schrijver van horror, thriller en fantasy. Daarmee wint hij prijzen, scoort fikse verkoopcijfers en verfilmd wordt zijn werk inmiddels ook al. Zijn pseudoniem wordt in 2005 onthuld en blijkt niet eens zo heel erg verzonnen te zijn; hij is in 1972 geboren als Joseph Hillstrom King en heeft een schuilnaam gekozen omdat zijn vader de wereldberoemde bestsellerauteur Stephen King is – de jonge King wil graag op zijn eigen merites beoordeeld worden, vandaar. En van die voornaam Joseph Hillstrom is het maar een kleine, historisch correcte stap naar Joe Hill. Vader Stephen en moeder Tabitha (ook al een getalenteerd schrijfster) zijn bewonderaars van de legendarische Zweeds-Amerikaanse vakbondsactivist en eren hem door hun eerste zoon naar hem te vernoemen.

Die Zweed wordt geboren als Joel Emmanuel Hägglund (1879-1915) en emigreert in 1902 vanuit Stockholm naar de Verenigde Staten. Hij verandert zijn naam in Joseph Hillström, verdient als arbeider kriskras rondtrekkend de kost, schrijft en tekent ondertussen sociaalbewogen cartoons, politieke songs en satirische gedichten en is een lastige, mondige en intelligente socialist. Dat laatste speelt vermoedelijk mee bij zijn zeer dubieuze terdoodveroordeling en aansluitende executie, 19 november 1915, voor de moord op een kruidenier en zijn zoon in Salt Lake City, Utah. Op de avond van de moord meldt Joseph Hillström, of ook wel Joe Hill, zich bij een plaatselijke dokter met een schotwond in zijn hand die hij weigert te verklaren – dat is zo’n beetje het enige belastende feit waarop hij dan wordt veroordeeld.
Jaren later blijkt dat Hill de schotwond had opgelopen bij een ruzie om een vrouw, Hilda Erickson, die in een teruggevonden brief ook vertelt dat Joe door haar ex-verloofde is beschoten.

Hills handgeschreven laatste wil is een gedicht waaruit eens te meer zijn talent voor puntige schetsen in een kordate, geestige stijl blijkt. Het opent met:

My will is easy to decide
For there is nothing to divide
My kin don't need to fuss and moan
"Moss does not cling to rolling stone"

Het hele gedicht wordt decennia later op muziek gezet door Ethel Raim, die met haar Pennywhistlers het podium wel eens deelt met Dylan. Onsterfelijk wordt de tragische, begaafde Joe Hill echter vooral door “I Dreamed I Saw Joe Hill Last Night”, het lied dat Earl Robinson in 1936 van Alfred Hayes’ gedicht maakt. Pete Seeger zingt het, Bruce Springsteen speelt het lied live, heel dylanesque met akoestische gitaar en harmonica (2014), maar de bekendste versie is van Joan Baez, Woodstock ’69.



Dylan zelf reflecteert op de song in zijn Chronicles Vol. 1, vrij uitgebreid zelfs. Het is een boeiende passage in hoofdstuk 2, The Lost Land, waarin hij poogt terug te halen hoe hij tot songschrijven is gekomen. Het lied “I Dreamed I Saw Joe Hill Last Night” en het verhaal erachter is een trigger, in elk geval. Het levensverhaal van de activistische immigrant fascineert hem, maar Dylan vertelt het dan met opmerkelijk weinig accuratesse na. Zo vermeldt hij terloops dat Joe Hill in de Mexican War heeft gevochten – die oorlog was dertig jaar voor de geboorte van de Zweed. En Dylan verhaalt dat Hill werd opgehangen en met zijn hoofd in de strop zijn laatste woorden sprak: “Verstrooi mijn as overal maar niet in Utah.” Joe werd niet opgehangen, maar gefusilleerd, en zijn laatste woorden waren “Fire – go on and fire!”
Dylan peinst over dat lied. Het doet Joe Hill geen recht, meent hij. Hij zou het zelf anders aanpakken en Hill meer als een Jesse James of een Casey Jones vereeuwigen. Dat zou overigens een mooie cirkel creëren; een van Hillströms bekendere liedjes heet “Casey Jones – The Union Cap”. Dylan heeft al een titel: “Scatter My Ashes Any Place But Utah”, en daarna overweegt hij om dat lied over Joe Hill naar “Long Black Veil” te modelleren Hoewel hij dus naar eigen zeggen nadenkt over de aanpak van zo’n eerste zelfgeschreven lied - het komt er niet van. I didn’t compose a song for Joe Hill.

Niet in die embryonale jaren dan toch, bedoelt de kunstenaar. In 1967 vlamt die oude fascinatie weer op, als Joe Hill onder wéér een nieuwe alias een plek vindt op die prachtplaat vol rondtrekkende vagebonden, martelaren en outlaws, op John Wesley Harding.
Het ontstaansverhaal is romantisch. Dylan onderbreekt zijn maandenlange speelkwartier met de jongens van The Band in West Saugerties en stapt op de trein naar Nashville. Dat is een reis van een kleine twee dagen en het is verleidelijk om te bedenken dat Dylan daar in een coupé in zijn bloknootje de teksten voor de komende LP zit te kriebelen. Op de Basement Tapes is er in elk geval geen spoor van te vinden en ook Bandlid Robbie Robertson weet dat Dylan niets van John Wesley Harding in de kelder van de Big Pink heeft gespeeld. Anderzijds hebben we de getuigenis van moeder Beatty Zimmerman, die in die dagen regelmatig bij het jonge gezinnetje van Dylan logeert: Bob “staat constant op, loopt er heen en zoekt weer  iets na“ in de King James Version van de Bijbel die altijd openligt, op een standaard in de woonkamer.
Halve citaten, Bijbelverwijzingen en überhaupt het taalgebruik vinden we allemaal terug op John Wesley Harding, dus in dat aantekenboekje staat vermoedelijk al het een en ander – wat dan in de trein of in Nashville’s Ramada Inn, waar Dylan verblijft, wordt voltooid.

Heel anders dan Blonde On Blonde, merken ook de studiomuzikanten en de producer van dat voorgaande meesterwerk. Bij de opnames voor die LP zaten de musici dagenlang te kaarten en te pingpongen terwijl Dylan in de studio de songs schreef, er was geen limiet aan studiotijd en alle ruimte voor geëxperimenteer met arrangementen en afwijkende instrumentatie. Nu zijn de songs al af en staan ze binnen de kortste keren op band met een minimum aan instrumentatie – afgezien van een enkele steelguitar doen bassist Charlie McCoy, drummer Kenny Buttrey en Dylan alles met z’n drietjes. “I Dreamed I Saw St. Augustine” wordt meteen tijdens de eerste sessie, 17 oktober ’67 opgenomen. En tijdens die sessie, die slechts drie uurtjes duurt, worden ook "Drifter's Escape" en"The Ballad of Frankie Lee and Judas Priest" op band gezet.
Van Joe Hill leent Dylan natuurlijk de titel, de openingsregels en de cirkelstructuur, maar verder kiest hij, zoals beloofd, een totaal andere aanpak. In lijn met het gros van de liedjes op John Wesley Harding is het taalgebruik archaïsch, ontleend aan de King James Version van het Oude Testament. Hier put Dylan vooral uit het Boek Daniël, zo te zien; dat boek beschrijft sowieso veel visioenen en dromen, en daarin komen we ook tegen de three kings uit de hoestekst van de LP, de exclamatio Lo en Behold die Dylan voor de Basement Tapes-song bewaart, maar vooral dat opmerkelijke idioom. Ye, gifted, arise, whom, fiery, om maar een paar voorbeelden te noemen. Dylan moet zich af en toe nogal in bochten wringen om die woorden erin te krijgen en glijdt dan nog wel ’s uit (“whom already have been sold” is gewoon onjuist, evenals “among ye”), maar kennelijk vindt de dichter het oproepen van de Schriftuurlijke sfeer belangrijker dan onberispelijke grammatica.

Het werkt hoe dan ook. En dan mede dankzij de aan Kafka gelieerde stijl en thematiek. Inhoudelijk heeft de liedtekst diezelfde ondoorzichtige helderheid, de realistisch beschreven irrealiteit als Der Prozeß. Daarin verkeert de hoofdpersoon Josef K. in dezelfde staat van ontreddering als de ik-persoon hier; schuldig zijn zonder schuld te hebben, en eindigt ook eenzaam, angstig en in schaamte.
De perspectiefkeuze van Dylan is een geweldige vondst en benadert zijn gedroomde ideaal uit Chronicles. De protestsong mag niet prekerig zijn, betoogt hij daar, niet eendimensionaal. “Je moet mensen een kant van zichzelf laten zien waarvan ze niet weten dat die bestaat.” In St. Augustine droomt de protagonist dat hij in de jury zat die Joe Hill ter dood veroordeelde (“I dreamed I was among the ones that put him out to death”) en het inzicht dat hij een onschuldige, een heilige zelfs, de dood in heeft gestuurd, verteert hem. De ambiguïteit is meesterlijk; de verteller droomt dat hij een visioen heeft, de schaamte, eenzaamheid en woede zijn echt, maar de aanleiding daarvoor niet – het is immers slechts gedroomd. Schijnbaar eenduidig is dan ook de naam; met een historische Sint Augustinus heeft deze St. Augustine echter niets van doen – net als voor de naam in het lied “John Wesley Harding”, de huisbaas in “Dear Landlord” of de parabels van Kafka en het Nieuwe Testament, geldt hier: er staat niet wat er staat.

De gekozen muzikale begeleiding is schraal en schitterend. Onderhuids schemert in het origineel al de langzame wals door, die Dylan een kleine twee jaar later, met The Band op het eiland Wight, ervan zal maken – het rijpingsproces heeft het lied goed gedaan. Ook de coverversies zijn vrijwel altijd meeslepend. De mannen van het Engels/Australische ensemble The Fatal Shore bouwen op hun debuutplaat (1997) een statige kathedraal van het lied, het sympathieke The Dirty Projectors nemen in 2010 een warme, intieme huiskamerversie op en Thea Gilmore’s ijzingwekkende insteek (Songs From The Gutter, 2005) gaf haar de moed om zich een paar jaar later aan een integrale versie van John Wesley Harding te wagen (2011, een glorieus en dapper album). John Doe’s cover op de I’m Not There soundtrack (’07) is misschien wat overvol, maar is dan weer opmerkelijk omdat zowel echo’s van The Band als van Slow Train Coming erin zijn verwerkt. En zelfs Joan Baez’ aanpak is ook nog te pruimen voor de Dylanliefhebber met Baezallergie, op haar Dylantribuut Any Day Now – overigens met de drummer van het eerste uur, Kenny Buttrey, en ook in Nashville’s Columbia Studios opgenomen.
De meest intrigerende cover komt van een oude rot en staat op I Still Do (2016). Eric Clapton lijkt een verloren track van Ry Cooders chef d’oeuvre Chicken Skin Music te hebben opgegraven en die vervolgens opgeleukt te hebben met zijn eigen kippenvelopwekkende gitaarspel. Dramaturgisch haalt Clapton het natuurlijk niet bij Dylan (hij is nu eenmaal niet zo’n zanger), maar wat weet hij toch goed de verborgen melodische ertslagen bloot te leggen – die kwaliteit waarin Dylan zelf al meer dan een halve eeuw excelleert.

I Dreamed I Saw St. Augustine
I dreamed I saw St. Augustine
Alive as you or me
Tearing through these quarters
In the utmost misery
With a blanket underneath his arm
And a coat of solid gold
Searching for the very souls
Whom already have been sold

“Arise, arise,” he cried so loud
In a voice without restraint
“Come out, ye gifted kings and queens
And hear my sad complaint
No martyr is among ye now
Whom you can call your own
So go on your way accordingly
But know you’re not alone”

I dreamed I saw St. Augustine
Alive with fiery breath
And I dreamed I was amongst the ones
That put him out to death
Oh, I awoke in anger
So alone and terrified
I put my fingers against the glass
And bowed my head and cried


1 opmerking:

Anoniem zei

Ach, Dylan is, als we If You Ever Go to Houston moeten geloven, zelf ook nog bijna overhoop geschoten in the Mexican War. Misschien was Joe Hill daar wel z'n strijdmakker...
Frans