The 1966 Live Recordings - een anti-recensie #18

Vanochtend met dochterlief bij de oogarts geweest en nu heb ik pijn in mijn kop. Of het een met het ander te maken heeft, weet ik niet. Doet er ook niet toe. Ik zet de opname van Bob Dylans concert van 27 mei 1966 op, ondanks de koppijn. Het is een opname van Mike Claydon. Ook bij deze opname – net als bij de opname van het concert van een dag eerder – heb ik het gevoel dat er iemand flink aan het klooien is geweest om het geluid van de opname op te poetsen, maar met al dit poetsen digitale bijgeluiden op de opname heeft achtergelaten. Het is (gelukkig) niet zo erg als op de opname van 26 mei, maar toch. Hadden ze het maar niet gedaan.
Goed, cd 30 en 31 van The 1966 Live Recordings. Voor Bob Dylan één woord zingt is al duidelijk dat dit een bijzonder concert is. Het is te horen in Dylans gitaarspel helemaal aan het begin van opener “She Belongs To Me”.
Ieder woord krijgt een beetje liefde mee voor het de mond van de zanger mag verlaten. Dat is “Fourth Time Around” en het publiek lacht. Is het mooi? Dat is het zeker.
Voor Bob Dylan aan de derde song van de avond begint stemt hij zijn gitaar en praat hij tegen het publiek. Hij zegt veel. Hij zegt: “I’m not gonna play any more concerts here in England.” En: “It’s NOT a drugsong, it’s just vulgar to think so.” En ondanks dat uit veel van wat op de cd te horen is duidelijk valt op te maken dat Bob Dylan stijf van de drugs staat, heeft hij gelijk. “Visions Of Johanna” is geen drugsong. Het is een ontsnappingsplan.
En wat voor ontsnappingsplan. Nooit eerder klonk “Visions Of Johanna” zo mooi als vanavond. Als Bob Dylan de rest van deze avond in de Albert Hall alleen nog maar “Boer er ligt een kip in het water” op zijn neusfluit zou spelen, dan zou dat oké zijn. Deze avond kan niet meer stuk, met dank aan “Visions Of Johanna”.
Toegegeven, ik overdrijf. Dat mag, vandaag voel ik het zo.
Een nummer later, tijdens “It All Over Now, Baby Blue”, lijkt Bob Dylan er niet meer te zijn. Het klinkt alsof hij worstelt met de song en aan de verliezende hand is. Het is een “It’s All Over Now, Baby Blue” die we deze hele tournee nog niet gehoord hebben. Een naakte song. De franje is er af geschraapt. Teruggebracht tot de essentie van de song. Het is zowel mooi als pijnlijk tegelijkertijd. Absoluut een opname die ik nog vaker wil horen, vele malen, voor ik er vat op zal kunnen krijgen.
“Desolation Row” doet wat ’t moet doen: de luisteraar meevoeren langs warrige sprookjeslanden.
Tijdens tournee 1966 was Bob Dylan tijdens menig (alle?) concerten hoorbaar onder invloed. Dit leidde in de solo-set tot dromerige, zwevende muziek. Dat is op iedere opname van de verschillende concerten te horen, maar nooit was het zo erg als tijdens de allerlaatste avond, het allerlaatste concert van deze tour: de avond van 27 mei 1966. Ieder woord komt vertraagd Dylans mond uit, zo klinkt het. Iedere klank krijgt een nasleep. Dat levert schitterende, bijna zwevende muziek op. Tegelijkertijd is het soms pijnlijk om te horen. Is Bob Dylan nog wel aanwezig tijdens dit concert?
Het is balanceren op het flinterdunne randje tussen waanzin en waanzinnig. Het is wachten of Dylan zijn balans verliest en als hij zijn balans verliest, welke kant hij dan opvalt.
Tijdens “Just Like A Woman” valt hij naar de kant waanzinnig. En voor het eerst breek ik. Mooier dan dit wordt het niet, nooit meer.
Ik denk aan de rups uit Alice In Wonderland en nog meer aan het antwoord dat Alice geeft op de vraag “Who are you?” van de rups: “I – I hardly know, Sir, just at present – at least I know who I was when I got up this morning, but I think I must have changed several times since then.” [1]
Wie weet nog wie hij is? Het is haast niet meer toen wanneer men luistert naar Bob Dylans concert van 27 mei 1966 en nog belangrijker: het doet er eigenlijk ook niet eens meer toe.
En natuurlijk komt “Mr. Tambourine Man” er nog achteraan en natuurlijk is het mooi en goed en nog veel meer dan dat, maar het is bijna te veel schoonheid in een te korte tijd.
Het is goed dat er een pauze is.

“Tell Me, Momma” komt wat hortend en stotend op gang. Eenmaal op stoom stormen Dylan en de mannen van The Hawks door het nummer. “I just wanna make everybody jump and roar,” zingt Bob Dylan en zo klinkt het ook.
Voor “I Dont Believe You” praat Dylan minutenlang tegen het publiek. Hij zegt onder andere dat hij al zijn oude songs nog steeds leuk vindt.  En nog steeds is Dylan hoorbaar onder invloed.
Ook is tijdens dit stukje duidelijk hoorbaar hoezeer de opname te lijden heeft onder de zogenaamde “geluid-verbeterende ingrepen” die achteraf op de opname losgelaten zijn. “I Don’t Believe You” komt er na die lange toespraak wat rommelig uit.
“Baby, Let Me Follow You Down” rammelt. Kan Dylan niet helemaal de juiste toon vinden? Robbie Robertson gaat, net als in het vorige nummer, flink tekeer op zijn gitaar.
“There’s a long story behind this song”, zo begint Dylans lange verhaal voor hij aan “Just Like Tom Thumb’s Blues” begint. “It just means nothing….” zegt hij nog over de betekenis van de songtekst. Dylan is het zat, zo klinkt het. Het gezeur van de muziekbladen, het boe-geroep van het Engelse publiek. Hij wil alleen doen waarvoor hij gekomen is: spelen.
“Just Like Tom Thumb’s Blues” is het eerste nummer tijdens de Hawks-set waarbij ik het gevoel heb dat Bob Dylan op scherp staat. Dat hij zijn ziel en zaligheid er tegenaan gooit in het streven naar de mooiste, de beste “Just Like Tom Thumb’s Blues” ooit.
“Leopard-Skin Pill-Box Hat” en “One Too Many Mornings” zijn gewoon goed zoals ze eigenlijk altijd wel goed zijn. Het zijn geen uitschieters vanavond.
“You’re not gonna see me anymore and I’m not gonna see you anymore,” zo is het. Na nog wat gemor heen en weer zegt Bob Dylan één minuut uit te trekken waarin het publiek mag klagen wat het wil. Het wordt uiteindelijk minder dan een minuut. Bob Dylan heeft voldoende brandstof om “Ballad Of A Thin Man” te laten bijten.
En dan gebeurt er iets gek: het publiek klapt als “Ballad Of A Thin Man” net is ingezet. Dit past niet in het plaatje, dit is niet volgens verwachting. Dylan en The Hawks laten zich niet van de wijs brengen en spelen rustig door. Dit moet bijten, dit moet overkomen, dit moet…
Het werkt.
“Hoe klinkt een opgestoken middelvinger?”
“Als ‘Ballad Of A Thin Man’, Royal Albert Hall, 27 mei 1966.”
“Juist.”
“Of is dat te Zen voor je?”
En voor het eerst tijdens tour 1966 stelt Bob Dylan de leden van The Hawks aan het publiek voor. Hij noemt de muzikanten dichters en draagt “Like A Rolling Stone” op aan de Taj Mahal. Het publiek lacht.
Zo grappig is het niet.
Het is bijna pijnlijk, zeker wanneer Bob Dylan zegt “And believe me, we have enjoyed every minute of being here.”
“Like A Rolling Stone” komt wat hortend op gang, maar barst al snel los tot een muzikale aardverschuiving. Het publiek klapt omdat het herkent, het is een hit (al heeft die hit nooit eerder zo geklonken). Nog één keer gaan Bob Dylan en de mannen van The Hawks te keer alsof er geen morgen is.
En dan is het klaar. Dan mogen Bob Dylan en The Hawks het podium verlaten en op het vliegtuig naar huis stappen. Het is volbracht.

[1] Lewis Carroll – Alice’s Adventure In Wonderland; Random House, New York, 1946; blz. 49, 50