ansichtkaart

In de museumwinkel liggen catalogi, folders en opschrijfboekjes op tafels en schappen. Vlak bij de ingang staat een rek vol ansichtkaarten met daarop schilderijen afgebeeld. Tussen al die ansichtkaarten staat één kaart met een door Daniel Kramer gemaakte foto van Bob Dylan. Op de kaart staat een jonge Bob Dylan. Je zou verwachten dat hij een gitaar voor zijn borstkas heeft hangen, een microfoon voor zijn snufferd, een harmonica in een rek om zijn nek, maar de attributen die zo passen bij het beeld van de jonge muzikant zijn niet te vinden op de foto.
Bob Dylan maakt geen muziek, hij hangt gebogen over een poolbiljart. Hij heeft een keu in de aanslag, klaar om te stoten. Het is een beeld dat niet past. Ik herken de persoon Bob Dylan op de foto omdat ik hem bewonder als muzikant, maar het beeld dat deze foto van die Bob Dylan mij voorschotelt heeft helemaal niks met muziek te maken. Het is alsof ik een inkijkje krijg in het privéleven van Bob Dylan. Een leven waar ik als muziekliefhebber niks heb te zoeken.
Op de foto staat een bekend persoon in een privésituatie, dat maakt de foto tot een beeld dat je verwacht te treffen in roddelbladen als Privé of Story.
En toch is het ook weer niet zo'n foto. Een foto voor de roddelbladen wordt gemaakt door paparazzi, stiekem. Meestal van grote afstand genomen. Toevalstreffers. De foto op de ansichtkaart is niet alleen van dichtbij genomen, maar is zeker ook geen toevalstreffer. De foto is met medeweten van het onderwerp, Bob Dylan, genomen, dat maakt deze foto tot geen plaatje voor de roddelbladen.
Er is meer dat vreemd oogt. Zo draagt Bob Dylan een bril. Geen zonnebril, zoals we wel vaker bij hem zien, maar een gewone bril. Het past niet in het plaatje van Bob Dylan en toch is de bebrilde biljarter op de foto ontegenzeggelijk Bob Dylan.

Wie is de jongeman op de achtergrond? Hij leunt op zijn keu, wachtend op zijn beurt om te stoten, zo lijkt het. Hij speelt op een andere tafel biljart. Er moet dus nog een biljarter zijn, buiten beeld. Anders zou de jongeman niet wachten. De op de keu leunende biljarter is in ieder geval geen handtekeningenjager. Zou hij weten dat hij vlak bij de bekende muzikant Bob Dylan staat? Misschien weet hij het wel, maar interesseert het hem niet. Ook dat is mogelijk.
Of zou hij Bob Dylan door die bril niet herkent hebben? Maar dan zou je toch zeker een argwaan bij hem verwachten door de aanwezigheid van de fotograferende Daniel Kramer.
Is het dan toch in scène gezet?
Ik denk het niet, daarvoor ziet het geheel er veel te ontspannen uit.

Op de achterkant van de ansichtkaart staat iets over een tentoonstelling in de Kunsthal in Rotterdam, van 29 mei tot en met 6 september 2009. Wat was dit voor tentoonstelling? Waren er werken van Daniel Kramer te bewonderen? Hing de Kunsthal vol met foto's waarop Bob Dylan te zien is?

Ik koop de kaart in de museumwinkel. De kaart intrigeert. Natuurlijk kende ik die foto al uit boeken en tijdschriften, maar heb ik die foto al op een ansichtkaart?
Eenmaal thuis blijk ik die ansichtkaart inderdaad al eens eerder gekocht te hebben. Nu heb ik die kaart dus twee keer. En nu?
Nu moet ik die kaart misschien maar opsturen, maar aan wie moet ik die kaart dan sturen? Misschien moet ik die kaart naar mezelf sturen, er een Mr. Bean-actie van maken.
Voorlopig laat ik het tweede exemplaar van die kaart maar staan, tegen de muur, naast de computer. Ik heb vandaag al vaker naar die kaart gekeken dan ik naar het eerste exemplaar heb gekeken.

Ik denk de hele dag al aan enkele regels uit "It's Alright, Ma (I'm Only Bleeding)". Die regels zwerven door mijn hoofd. Ik ben vanochtend met de regels opgestaan en voor ik weer naar bed ga zal ik ze niet meer kwijtraken.

Disillusioned words like bullets bark
As human gods aim for their mark
Make everything from toy guns that spark
To flesh-colored Christs that glow in the dark
It’s easy to see without looking too far
That not much is really sacred

Het staren naar de ansichtkaart van de poolbiljart spelende Bob Dylan hebben die regel niet uit mijn hoofd gehaald en het lezen van het schitterende stuk van Jochen over "Seven Curses" hebben deze regels alleen maar sterker in mijn hersenzadel geholpen.
Zou Bob Dylan op de dag dat hij poolbiljart speelde ook aan muziek hebben gedacht? Ik weet het niet. Zijn ogen achter die bril verraden hem niet. 

Waarom dacht ik vandaag uitgerekend aan deze regels?
Het makkelijke antwoord is dat dit de Dylan-regels zijn waar ik het vaakst aan denk. Minstens een keer per week zweven deze regels door mijn hoofd. Bijna als een mantra begeleiden ze mij door de dagen.
Afgelopen woensdag schreef ik in een Bob Dylan aantekening over de bloemlezing Als een zwerfkei: "Toch staan er ook goede gedichten in dit boek, zoals van Henk Hofstede, maar geen enkel gedicht is zo goed als een paar regels van Dylans hand, bijvoorbeeld uit 'It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)'." Toen ik dat schreef dacht ik vooral aan bovenstaande regels. Misschien is er iets van die aantekening van een paar dagen geleden in mijn hoofd blijven kleven, misschien dacht ik daarom ook vandaag weer aan deze regels.

Waarom intrigeren deze regels mij zo? En hoe ben ik in hemelsnaam van een ansichtkaart bij deze regels terechtgekomen? 
Op die tweede vraag wil ik niet eens antwoord geven. Een antwoord geven op die eerste vraag wil ik wel proberen.
Dat die regels mij zo intrigeren heeft er vooral mee te maken dat ik er in kan verdwalen. Ik kan verdwalen in de alliteratie. Die alliteratie is niet alleen te vinden in de klanken, maar ook in de betekenis van de woorden (hoewel dit volgens de definitie van alliteratie eigenlijk helemaal niet kan). Ik verzuip in die zinnen.
Ik mompel ze voor me uit en verdwijn. Zoiets.
Het is de smaak van de woorden. De absurditeit van bijvoorbeeld de blaffende kogels en het vinden van niet alleen waarheid, maar ook schoonheid in die absurditeit.
En dan heb ik het nog niet over hoe Bob Dylan die woorden zingt.
Ik wil best verdwijnen, als het maar in deze zinnen is.
Deze klanken. Want ook in de klanken ligt betekenis.
Ongrijpbare betekenis.

Er is maar één uitweg, ik op die ansichtkaart mijn eigen adres schrijven en naast dat adres niets anders dan: 

Disillusioned words like bullets bark
As human gods aim for their mark
Make everything from toy guns that spark
To flesh-colored Christs that glow in the dark
It’s easy to see without looking too far
That not much is really sacred

En nou maar afwachten of ik over een paar dagen verrast de post van de deurmat pak.


3 opmerkingen:

hans altena zei

herkenbaar, en ja, die regels... ze zeggen al zoveel en dan nog meer...

alja spaan zei

mooi Tom

tom zei

Dank Alja!