Blowin’ In The Wind (1963) - door Jochen

Blowin’ In The Wind (1963)

Over “Blowin’ In The Wind” valt veel goeds te zeggen en in de Top 10 van verworvenheden van Dylans eerste klassieker staat de prestatie dat het lied Graham Nash definitief The Hollies heeft uitgejaagd. In zijn autobiografie Wild Tales (2013), een tamelijk tenenkrommend en humorloos, maar popmuziekhistorisch wel boeiend egodocument, herinnert Nash zich in hoofdstuk 7 de aanloop naar de breuk. Hij heeft David Crosby leren kennen en een muzikale klik gemaakt, hij is verliefd geworden op Joni Mitchell die hem overdondert met haar songs, en thuis in Engeland stijgen hij en zijn Hollies met “Jennifer Eccles” naar de top van de hitparade. “Ik geneerde me als ik that fucking song op de radio hoorde. En nu moesten we het ook nog ’s promoten. Ik voelde me een hoer.”
En in die dagen stellen de jongens voor om een heel album met Dylancovers op te nemen. Nash twijfelt. Dylan is geweldig, dat is het punt niet, en David Crosby heeft met zijn Byrds fantastische dingen gedaan met Dylansongs, maar een heel album? “Op de een of andere manier klonk dat toch wat truttig.” Hij laat zich dan uiteindelijk overhalen door producer Ron Richards, die er wel in gelooft.

Maar eenmaal in de studio ging het helemaal fout. De jongens hadden besloten om Dylan te laten swingen. De arrangementen spoelden die songs helemaal schoon, legden een glad, mierzoet, Las Vegasachtig laagje eroverheen. De songs werden gecastreerd, alle kracht werd eruit gegumd. We deden een versie van “Blowin’ In The Wind” die klonk alsof het door Nelson Riddle onder handen was genomen. Het was een slachting, echt afschuwelijk. 
Dat was de druppel, wat mij betrof. Geen Dylan meer. Ik ging op mijn strepen staan. 
Ik was ervan overtuigd dat The Hollies hun focus volledig hadden verloren. We kwamen nergens zo, vond ik, en misschien moesten we maar een tijdje uit elkaar gaan.

De rest is bekend; Graham Nash voldoet nog aan zijn laatste verplichtingen, The Hollies nemen het gruwelijke Hollies Sing Dylan zonder hem op en hij is dan al vertrokken naar Amerika, naar David Crosby en Stephen Stills.

Ten tijde van die Holliescover is het lied al het monument dat het vandaag nog steeds is en ook altijd wel zal blijven. “Blowin’ In The Wind” is wat de Mona Lisa voor Da Vinci is, Sonnet 18 (‘Shall I compare thee to a summer’s day?’) voor Shakespeare, de Negende Symfonie in d mineur voor Beethoven en De Denker voor Rodin – niet per se het beste werk van een geniale kunstenaar, maar wel het bekendste, het werk dat de kunstenaar onsterfelijk maakt.
De uitzonderlijke klasse van het werk wordt ook meteen na de conceptie onderkend. De meest alerte reactie is van The Chad Mitchell Trio, dat het lied als eerste opneemt, vier maanden voor Dylan. De platenmaatschappij durft het echter niet op single uit te brengen; men is nogal huiverig voor het gebruik van het woord death in de song. Dylans manager Albert Grossman profiteert van die flater. Tot zijn artiestenstal behoort ook het succesvolle trio Peter, Paul And Mary en dat keurige drietal weet wel raad met het lied. Hun ernstige, gedragen versie wordt een enorme hit en dat levert Dylan een klein fortuin op. Tot diens verbijstering, herinnert Peter Yarrow zich: “Ik vertelde hem dat hij waarschijnlijk zo’n vijfduizend dollar eraan zou overhouden. Hij was sprakeloos.”
Het lied, de openlijke en herhaalde huldeblijken en aanbevelingen door Peter, Paul And Mary en, even later, de promotie tot protegé van Joan Baez, lanceren de carrière van de jonge bard. Een paar maanden later, op het Newport Folk Festival in juli ’63, is Dylan al de onbetwiste kroonprins van de folkgemeenschap.

“Blowin’ In The Wind” raast tegen die tijd over de wereld en heeft al een krater geslagen in de Verenigde Staten. De zwarte gemeenschap pikt het lied ook op, vermoedelijk ook dankzij de gospelondertoon van de melodie. Dat zorgt mede voor de verbindende, universele kracht van het lied – behalve de niet-specifieke, poëtische vaagheid van de tekst, heeft ook de gekozen muziek een rassen-, en hokjesoverstijgende kwaliteit
Toeval, natuurlijk. Dylan heeft dit succes niet gepland en niet kunnen voorzien dat het lied tot de hymne van de burgerrechtenbeweging, van de jaren 60 überhaupt, zal uitgroeien. Maar: een koel plannende strateeg had het niet beter kunnen uitvogelen. De melodie is afkomstig van een oud slavenlied uit de negentiende eeuw, “No More Auction Block”, wat Dylan moeiteloos toegeeft, onder andere in het interview met Marc Rowland, in 1978.
In een radio-uitzending van National Public Radio, oktober 2000, herinneren makkers van het eerste uur Happy Traum en Bob Cohen (van The New World Singers) zich meer details.

Op een avond in Gerde’s Folk City hoorde Dylan The New World Singers een lied uit de Amerikaanse Burgeroorlog zingen, een lied dat Bob Cohen zich nog steeds kan herinneren.
“Het was een erg dramatisch en erg mooi lied, heel expressief. Dylan hoorde dat en hoorde andere songs die we zongen. Een paar dagen later riep hij: ‘Hee, kom even mee naar beneden.’ We gingen vaak even naar Gerde’s kelder. Altijd als hij weer een nieuw lied had gemaakt, dan riep hij ons naar beneden en dan luisterden we daar. En hij begon, hij had geschreven (zingt) ‘How many roads must a man walk down before you can call him a man?’ En de kiem van die melodie van ‘No More Auction Block’ zat daar zeker in.”

Succes heeft vele vaders, maar Bob Cohens verhaal is wel geloofwaardig. Niet alleen omdat Dylan zelf ook, ongevraagd, dat lied als bron noemt, maar ook omdat hij in zijn autobiografie Chronicles vertelt dat hij in die tijd nogal dik, pretty close, was met The New World Singers.

De rasverbindende kwaliteit blijkt uit de gretigheid waarmee zwarte artiesten, en niet de minsten, de song op het repertoire zetten. Het motiveert een van de grootste namen daarvan, Sam Cooke, tot het schrijven van die andere hymne van de burgerrechtenbeweging, “A Chance Is Gonna Come”, het lied dat pas na Cooke’s voortijdige dood in december ’64 mythische status zal bereiken. In zijn gedegen biografie Dream Boogie: The Triumph of Sam Cooke (2005) reconstrueert Peter Guralnick de invloed van “Blowin’ In The Wind” op Sam Cooke:

Toen hij dat lied voor het eerst hoorde, werd hij zó gegrepen door de boodschap, en ook door het feit dat een blanke jongen dit had geschreven, dat… hij schaamde zich zowat dat hij niet zelf zoiets had geschreven.

Een eerdere, net zo serieus te nemen biograaf, Daniel Wolff (You Send Me: The Life and Times of Sam Cooke, 1995) is het daarmee eens:

Hij raakte geïnspireerd toen hij Peter, Paul And Mary op de radio Bob Dylans song hoorde zingen. Het folktrio prikkelde Cooke’s commerciële ambities. Hun opname bewees dat een liedje de burgerrechtenthema’s kon oppakken en toch een tweede plaats op de hitparade kon scoren. Het resultaat van deze artistieke en raciale uitdaging was “A Chance Is Gonna Come”.

In Chronicles bewondert Dylan de zeggingskracht van dat lied, hij eert Sam Cooke met regelmaat in zijn Theme Time Radio Hour, produceert op Together Through Life (2009) zelfs een eerbiedige reverence (“I Feel A Chance Comin’ On”), maar aan zijn eigen bijdrage aan Cooke’s meesterwerk besteedt hij, uit bescheidenheid waarschijnlijk, nooit een woord.
De verwondering dat een blanke jongen zoiets kan schrijven, deelt Sam Cooke met Stevie Wonder. Little Stevie’s versie haalt in ’66 de top 10 van Billboard, en zelfs de eerste plaats op de R&B-lijst. Dat een antiwar song zo hoog kan scoren is al verdienstelijk, maar het echte wapenfeit is, vindt Stevie, dat het lukt om een white folk protest song tot diep in de zwarte wijken van de binnenstad te laten doordringen.

Op beide kwalificaties valt wel wat af te dingen. De bron van de melodie is dus sowieso al een zwart slavenlied, en de tekst is veel te algemeen om er het stickertje anti-oorlogslied op te plakken. De archaïsche cannonballs die de zanger voor altijd wil uitbannen, vliegen allang niet meer en de vele overbodige doden uit de laatste regels kunnen net zo goed naar slachtoffers van ongespecificeerd geweld verwijzen, verwijzen in elk geval niet expliciet naar oorlogsleed. De overige veertien coupletregels protesteren, op uiteenlopende deelterreinen als lafheid, starzinnigheid en egocentrisme, hooguit tegen menselijk, moreel falen in zijn algemeenheid. De gekozen beelden zijn dermate universeel, poëtisch vaag en eeuwenoud (uit het Bijbelboek Ezechiël, bijvoorbeeld), dat het lied een veelheid aan interpretaties toelaat. In extremis is zelfs te verdedigen, ironisch genoeg, dat Dylan eigenlijk een diss heeft willen schrijven, de linksige warhoofden met hun onpraktische ‘oplossingen’ voor wereldvrede wil afzeiken. Die zogenaamde oplossingen van jullie, redeneert de dichter, zijn zo ongrijpbaar en luchtig als de wind. Zo heel gek is die mogelijkheid eigenlijk niet. Dylan heeft absoluut een intrinsieke afkeer van oorlogszucht, rassenscheiding en discriminatie, maar net zo’n aversie tegen de humorloze, zelfverheerlijkende en rigide wereldverbeteraars die de frontplaatsen van de burgerrechtenbeweging opeisen. Een goed jaar later zal hij zich ook definitief afmelden voor al die vredesmarsen, de protestbijeenkomsten, de benefietvoorstellingen. Het naïeve, quasidiepzinnige maar reuze oppervlakkige gekwaak van al die poseurs die zichzelf veel te belangrijk vinden – Dylan wil er echt niet bij horen. Ze moeten het maar met Joan Baez doen. De beroemde foto van Daniel Kramer, Bob Dylan & Joan Baez with Protest Sign, Newark Airport 1964, maakt dat mooi zichtbaar: waar Joan Baez feilloos de pose en de uitstraling van de Integere Strijder Voor De Rechtvaardige Zaak beheerst, strijden in Dylans blik verveeldheid, spotlust en cynisme om voorrang. It ain’t me, babe, zie je hem bijna denken.
Maar de bedoeling van de schrijver is uiteindelijk onbelangrijk. “Blowin’ In The Wind” is een kunstoverstijgend meesterwerk dat mensen verheft en verbindt, dat door rechters, pausen en presidenten wordt geciteerd en ook nog door onze achterkleinkinderen gezongen zal worden. Behalve door die van The Hollies, natuurlijk. Die mogen niet.

Blowin’ In The Wind
How many roads must a man walk down
Before you call him a man?
Yes, ’n’ how many seas must a white dove sail
Before she sleeps in the sand?
Yes, ’n’ how many times must the cannonballs fly
Before they’re forever banned?
The answer, my friend, is blowin’ in the wind
The answer is blowin’ in the wind

How many years can a mountain exist
Before it’s washed to the sea?
Yes, ’n’ how many years can some people exist
Before they’re allowed to be free?
Yes, ’n’ how many times can a man turn his head
Pretending he just doesn’t see?
The answer, my friend, is blowin’ in the wind
The answer is blowin’ in the wind

How many times must a man look up
Before he can see the sky?
Yes, ’n’ how many ears must one man have
Before he can hear people cry?
Yes, ’n’ how many deaths will it take till he knows
That too many people have died?
The answer, my friend, is blowin’ in the wind
The answer is blowin’ in the wind

1 opmerking:

Frans zei

Het is inderdaad de ultieme klassieker. Zo klassiek zelfs dat ik, in de tijd voordat ik Dylan ontdekte, het lied kende, maar niet wist dat het van hem was. Ik dacht dat het een "traditional" was zoals Hey Joe... Dit klinkt misschien niet als een compliment voor Dylan, maar dat is het wel; het betekent dat zijn muziek zich in ons collectieve bewustzijn heeft genesteld. Ik heb ook regelmatig meegemaakt dat er een bandje in een kroeg speelde en iedereen spontaan begon te dansen als ze een rock & roll nummer speelden, ook al hadden de jongelui die er waren, nog nooit van Chuck Berry of Little Richard gehoord.
Deze muziek overstijgt naamsbekendheid of plaatverkopen; het hoort bij onze cultuur zoals de sprookjes van Doornroosje en Klein Duimpje...
Oh en linksige warhoofden zijn er nog steeds en juist daarom ben ik blij dat je gewoon schrijft over een blanke jongen...
Groetjes en blijf doorgaan,
Frans