Pledging My Time (1966) - door Jochen

Pledging My Time (1966)

In het jaar 797 stuurt Karel de Grote in het geheim een Frankische delegatie met geschenken naar Bagdad, naar Kalief Haroen ar-Rashid, om langs diplomatieke weg tot vrede te komen tussen het Arabische en het Frankische Rijk. Vijf jaar later is de behoorlijk uitgedunde delegatie terug in Aken, met als meest opmerkelijke wedergeschenk een levend monster, de witte olifant Abul-Abbas. De Franken zijn verbijsterd. Maar Karel de Grote wordt misschien nog wel meer geraakt door een veel kleiner en sierlijker geschenk: een clepsydra, een uitbundig opgetuigd wateruurwerk dat middels een ingenieus systeem van buizen, kraantjes en ventielen de tijd kan meten. Karel onderkent en waardeert de koninklijke geste van Haroen: welk geschenk is een keizer waardiger dan de Tijd zelf?

Ruim elf eeuwen later voelt Bob de Grote die waarde na. In 1966 nadert hij het midden van de draaikolk, de rondjes worden steeds korter en gaan steeds sneller, nog even en hij gaat kopje onder. I was in a whirlwind, zingt hij terugkijkend in 1974, op dezelfde plaat waarop hij geluk pas vindt als Time Passes Slowly. Roem, geld, succes … allemaal leuk en aardig, maar tijd is de ware rijkdom. Dat besef gloort al in november ’62, als de dichter zijn ex-lief verwijt dat zij zijn kostbare tijd verspild heeft (Don’t Think Twice), tijd is worth saving vindt hij een jaar later, in The Times, in “Restless Farewell” zou hij de tijd met geweld willen vastbinden, met de Tambourine Man verdwijnt hij in de ‘nevelige ruïnes van de tijd’, in “I’ll Keep It With Mine” belooft de verteller de uitgespaarde tijd goed te bewaren. In ’65 neemt het gemis van, en daarmee het verlangen naar Tijd flink toe, valt af te leiden uit de excessieve stijging van het gebruik van het woord time in de songs vanaf Highway 61 Revisited. Op Blonde On Blonde in negen van de veertien songs, zelfs. En expliciet verwoordt de dichter de merites van tijd dan vooral in “Pledging My Time”.


De oud-vertrouwde clichés zijn hol geworden. In de afgelopen jaren heeft de zanger geliefden zijn hart beloofd, trouw, brieven, eerlijkheid en vriendschap, maar nu legt hij het ultieme, het onherroepelijke op tafel. Hij belooft het ook niet meer, nee: pledging – de verliefde verteller doet een dure eed, zegt hoog en heilig een part van zijn kostbaarste kapitaal toe. Dat moet haast wel echte liefde zijn. Om te vermijden dat het nu al te klef wordt, verpakt de taalkunstenaar het refrein met de hoogdravende liefdeseed in speelse, nonsensicale coupletten. Een stilistische constante daarin zijn de antithesen. Deels zijn dat de klassieke tegenstellingen die we kennen uit de bluescanon (early morning en late night, jump up en come down), andere zijn vervreemdend, maar karakteristiek voor de brille van een Dylan in vorm. Een splijtende koppijn en hij voelt zich prima, de kamer is leeg, maar zo benauwd dat hij amper kan ademen en iemand heeft mazzel, maar dat is een ongeluk.

Het is een scherpe, tergende en doordringende Chicago-blues, een uitmuntende mood changer na de voorafgaande, carnavaleske uitspatting “Rainy Day Women # 13 & 35”, waarmee Blonde On Blonde opent. Het lied staat vrij snel, leert The Cutting Edge. De eerste take verschilt desondanks flink van de definitieve, derde opname. Tekstueel ook, met drie radicaal verschillende coupletten, maar vooral in tempo, en daarmee dus in sfeer. Die eerste take is springerig, vrolijk, echoot in de verte “Sweet Home Chicago” en prolongeert het feestgedruis van de Rainy Day Women. Onweerstaanbaar, maar niet wat Dylan bedoelt, horen we in het studiogebabbel daarna: “It’s gotta have a very strong beat, you know,” en hij doet het met behulp van de piano voor (pa-pám, pa-pám, pa-pám). Hij is didactisch begaafd, of heeft bijzonder pientere leerlingen – de omslag is ingrijpend, en meteen raak; die volgende take, met schetterende gitaren en vooral pulserend, gejaagd harmonicaspel, komt op het album. Prachtig, maar Dylan zelf behandelt de song als een wegwerpertje. Het wordt een B-kantje, voor de zeer succesvolle Rainy Day Women single, en verdampt daarna. Net als bij dat andere verguisde meesterwerk, “Queen Jane Approximately”, duurt het ruim twee decennia voordat het lied op de speellijst verschijnt, en wederom is de overredingskracht van de mannen van de Grateful Dead nodig om de meester over te halen.

Ook bij de collega’s weet het lied niet meteen potten te breken. De eerste cover die opvalt, verschijnt in 1969. En daarbij is het niet zozeer de muzikale kwaliteit van de vertolking die opvalt (die is nogal middelmatig), maar de herkomst: de Japanse band Apryl Fool, de band van de latere electronica-grootheid Haruomi Hosono (van Yellow Magic Orchestra). Het Verre Oosten meets Chicago werkt niet – over de vertolking hangt dezelfde ontheemde, wezensvreemde sfeer als over Bill Murray in Lost In Translation (2003; Murray beweegt zich verloren en niet-begrijpend door Tokio, waarbij we overigens Hosono ook weer horen in de soundtrack). Ondanks de weinig imponerende muzikale aanpak, zal Hosono toch wel streepje voor hebben bij Dylan. De Japanner is de kleinzoon van Masabumi Hosono, de enige Japanse passagier en overlevende van de Titanic, de ramp die Dylan van “Desolation Row” tot “Tempest” blijft fascineren.
Latere covers evenaren echter ook nooit het origineel. Duke Robilliard doet het effectief, maar wat al te professioneel op de verzamelaar Blues On Blonde On Blonde (2003), de blazers die Luther Johnson toevoegt zijn schitterend (op een andere verzamelaar, Tangled Up In Blues, 1999) en Texaan Jimmy LaFave schiet eigenlijk altijd raak – dit keer met een sobere, akoestische lezing, begeleid door een aanstekelijke Tex-Mex accordeon.
De mooiste uitvoering staat op naam van de excentrieke gitaarvirtuoos Peter Parcek uit Connecticut, die in 2011 op de EP Pledging My Time ook al excelleert in een verscheurende “She Belongs To Me” en een intense “Beyond Here Lies Nothing”.

Pledging My Time
Well, early in the mornin’
’Til late at night
I got a poison headache
But I feel all right
I’m pledging my time to you
Hopin’ you’ll come through, too

Well, the hobo jumped up
He came down natur’lly
After he stole my baby
Then he wanted to steal me
But I’m pledging my time to you
Hopin’ you’ll come through, too

Won’t you come with me, baby?
I’ll take you where you wanna go
And if it don’t work out
You’ll be the first to know
I’m pledging my time to you
Hopin’ you’ll come through, too

Well, the room is so stuffy
I can hardly breathe
Ev’rybody’s gone but me and you
And I can’t be the last to leave
I’m pledging my time to you
Hopin’ you’ll come through, too

Well, they sent for the ambulance
And one was sent
Somebody got lucky
But it was an accident
Now I’m pledging my time to you
Hopin’ you’ll come through, too

1 opmerking:

dolfkoeienverhuur zei

Gaat de coupletten niet over een feest met drank en middelen?
Hoofdpijn, maar je prima voelen. Niet als laatste willen weggaan.
‘Een van hen ben ik’ van Armand heeft ook zo’n sfeer.
En het laatste couplet gaat m.i. over plotselinge persweeën veroorzaakt door een ‘ongelukje’.
Je verhaal over de tijd is overigens prachtig!