De Dylan 30 (aflevering 2) door Martijn Muijs

In Dylan kort #589 kondigde ik aan dat Martijn Muijs zijn Dylan 30 gereed zou maken voor publicatie hier. Vandaag de tweede aflevering met daarin de nummers 25 t/m 21. De radiouitzending van Martijn Muijs is iedere vrijdag te horen op KX radio tussen 13 en 14 uur.

25.
Het is 1999 als Denzel Washington mij vochtige ogen bezorgt in The Hurricane. Normaal blijf ik stoïcijns onder een gemiddelde Hollywoodproductie, zelfs een happy end brengt mij niet van m’n stuk. Noem het de strikte scheiding in het hoofd tussen feiten en fictie die me apathisch houdt voor alles wat door scriptschrijvers is bedacht, want hoe briljant ook, het is slechts een verhaal op papier. Maar presenteer vooraf op het witte doek de mededeling ‘based on a true story,’ en ik huiver bij Van God Los, ben uren van slag na Schindler’s List en pink een traantje weg bij The Hurricane.
Het verhaal over Rubin Carter, een succesvol bokser in het Amerika van de jaren 60. Het getal van zijn overwinningen is groter dan de knock outs die zijn tegenstanders hem toebrachten. Er is echter één tegenslag die groter is dan alle voorgaande. Eéntje die hem knock out slaat, bijna voorgoed knakt. Een typisch verhaal van wrong time, wrong place.
Als Rubin, bijgenaamd The Hurricane, Carter na één van zijn overwinningen zijn feestvreugde met wat vrienden gaat beproeven in de stad, vallen ze als kleurlingen in de door blanke bevolkte bars nogal op. Het is het zuiden van Amerika, we schrijven de racistische jaren 60. Wrong time, wrong place. Maar Rubin heeft geld, en voor geld valt er altijd te praten. Als het tegen sluitingstijd loopt en het gezelschap een paar biertjes verder is, besluiten ze dat het mooi is geweest voor die avond. Ze zijn nog niet weg of er stapt nog een persoon het café binnen. Een overvaller richt zijn pistool op de eigenaar en eist de inhoud van de kassa op. De caféhouder bedenkt zich geen moment, en pakt van onder de toonbank een pistool. Schiet. Van beide kanten wordt er gevuurd, een bloederig tafereel is het gevolg. De gevluchte bezoekers lichtten de politie in, die met gillende sirenes in de donkere nacht stand van zaken komt opnemen. Ooggetuigen verklaren twee zwarten te hebben gezien op de plek des onheils. Als even verderop een auto wordt aangehouden met daarin Rubin Carter is het zwaard van Damocles al gevallen: hij moet het gedaan hebben, hoe komt hij anders aan zoveel geld? Het helpt ook al niet mee dat hij bokser is, en sowieso: wat moest hij als zwarte in dat café? Wat volgt is een historie waarvan de uitkomst al vaststaat: voor een volledig blanke jury worden aannames, halve waarheden en hele leugens door de aanklager aan elkaar geregen, en het oordeel luidt: schuldig, levenslang.
Het is 1974 als Bob Dylan het boek The Sixteenth Round leest. Het boek dat Rubin Carter in de gevangenis schrijft. Waarin de bewijzen die hem vrijpleiten zich opstapelen. Hij beschouwt zichzelf als slachtoffer van corrupte, blanke agenten die erop uit zijn hem ten val te brengen. Ok, hij was vroeger misschien geen lieverdje en hij had de nodige ruzies met de cops van het corps, maar deze keer staat zijn onschuld vast, schrijft hij zelf. Bob leest het, en gelooft hem. Zoekt hem op in de gevangenis, en belooft een lied voor hem te schrijven. In 8 minuten vertelt hij het verhaal van Rubin Carter, alias The Hurricane.
Het is eind 2010 als ik, zoals elk jaar, in het eindejaarsoverzicht van Radio 2, tussen de 2000 titels speur naar die ene naam. Bob Dylan. Zijn hoogste notering vind je traditiegetrouw in de onderste regionen van de laatste honderd met het stempel der eeuwigheidswaarde bevorderde platen. Een liedje dat hij al ruim 25 jaar niet meer speelt, omdat de geschiedenis de werkelijkheid inhaalde. Pas in 1985, negen jaar nadat het onderzoek opnieuw werd geopend en met dezelfde vaart weer werd gesloten, komt Rubin Carter vrij. Al die tijd zat hij onschuldig vast. Racisme en rancune van één politieman stonden aan de basis van een dominospel waarbij alle steentjes één voor één omvielen en de bokser knock-out sloegen. Rubin Carter. The Hurricane.
PLAY: Hurricane (Desire)

24.
Ik heb het me vaak afgevraagd. Me geprobeerd er een voorstelling van te maken. Geprobeerd me in te leven in dat ene moment. Dat moment dat onherroepelijk komen gaat. Niemand heeft immers het eeuwige leven, en elke dag is er één dichter bij de dood. John Lennon, George Harrison, Johnny Cash, Michael Jackson, Solomon Burke. Zij gingen je voor. En elke keer dacht ik: misschien ben jij wel de volgende die gaat.
Ik heb besloten alle kranten van die dag te kopen. Alle journaals te kijken. Naar jouw naam te speuren. Tegelijkertijd ben ik bang dat je wordt weggestopt op pagina 6, in de rechterhoek van het buitenland nieuws, en de nieuwslezer van dienst even verschrikt opkijkt van zijn autocue terwijl ik in zijn ogen de gedachten lees: maar die was toch allang dood?
Abraham heb je al gezien. Je mag allang met pensioen. Had eigenlijk allang dood moeten zijn. Waarschijnlijk ben je net op tijd gestopt met het nemen van sfeerverhogende middelen, waardoor je naam niet voor eeuwig in één adem zou worden genoemd met Janis Joplin en Jimi Hendrix en Kurt Cobain. Jij bleef al die tijd doorbuffelen, in volle vaart afgaan op het onomkeerbare lot: dat van de dood. En ik verbaas me over de groeven in je gezicht, vraag me af hoe diep die nog kunnen worden, en je stem… hoeveel octaven die nog zakken kan, voordat hij zijn laatste kraak uitstoot en uitmondt in een eeuwige stilte.
Er is één troost. Eén troost voor jou. Voor mij en allen die met ons zijn: it’s not dark yet. But it’s getting there.
PLAY: Not Dark Yet (Time Out Of Mind)


23.
Al jaren wordt er over gedebatteerd, zijn er voors en tegens, menen de puristen dat een muzikant per definitie uitgesloten van deelname zou moeten zijn, en beweren de voorstanders dat de zeggingskracht probleemloos overeind blijft als je de muziek weglaat. Als er één ultiem argument zou moeten bestaan om Bob Dylan ooit de Nobelprijs voor de Literatuur ten deel te laten vallen, dan is het dit: Love Minus Zero/No Limit. De vijf woorden die de titel vormen, zijn de aankondiging van een literair meesterwerk; pure poëzie. Alleen die eerste zin al; zou zo op een trouwkaart kunnen. Niet geheel toevallig was het ook de tekst die op mijn huwelijksaankondiging stond. En de rest van de tekst. Eh… ik heb er geen woorden voor. Dus laat ik mijn mond maar houden, en de woorden voor zichzelf laten spreken. Daar is alles mee gezegd.

My love she speaks like silence

Without ideals or violence

She doesn’t have to say she’s faithful

Yet she’s true, like ice, like fire

People carry roses

Make promises by the hours

My love, she laughs like the flowers

Valentines can’t buy her



In the dime stores and bus stations

People talk of situations

Read books, repeat quotations

Draw conclusions on the wall

Some speak of the future

My love, she speaks softly

She knows there’s no success like failure

And that failure’s no success at all



The cloak and dagger dangles

Madams light the candles

In ceremonies of the horsemen

Even the pawn must hold a grudge

Statues made of matchsticks

Crumble into one another

My love winks, she doesn’t bother

She knows too much to argue of to judge



The bridge at midnight trembles

The country doctor rambles

Bankers’ nieces seek perfection

Expecting all the gifts that wise men bring

The wind howls like a hammer

The night blows cold and rainy

My love, she’s like some raven

At my window with a broken wing

PLAY: Love Minus Zero/No Limit (Bringin’ It All Back Home)

22.
We zijn meesters geworden in het voeren van oorlog. Want we weten: zonder oorlog geen vrede, en zolang we streven naar vrede zal er oorlog zijn. Vrede is niets meer dan een tijdelijke onderbreking van oorlog, vrede bestaat niet zonder oorlog vooraf. En terwijl we diep in ons hart verlangen naar vrede, maken we ruzie hoe die te bewerkstelligen. Onder gelijkgestemden is het niet zo moeilijk de vrede te bewaren, maar probeer maar eens een oorlog uit te stellen met je opponent. Iedereen heeft immers het gelijk aan zijn zijde. En we waren toch heel goed bezig in Afghanistan? Irak. Joegoslavië. Libanon. Vietnam. We’re gonna smoke them out of their holes, maar ondertussen is er nog steeds geen witte rook.
Zolang deze wereld bestaat zal vrede ver te zoeken zijn. De oudste hobby op aarde is immers ruzie maken. Eenmaal verdreven uit de eeuwige vrede van de hof, sloegen we buiten de poort elkaar de hersens in. Nu bouwen we raketschilden en leveren we wapens aan dictators en despoten. We dreigen met oorlog tegen naties die atoombommen maken en hertellen ondertussen ons eigen nucleaire wapenarsenaal. Vrede brengen we met geweld. Het zal zo zijn, zoals het altijd al is geweest. Wie keert nog de andere wang toe, als je eenmaal een klap hebt gekregen. Een betere wereld begint bij jezelf, roepen de geitewollensokken. Ondertussen wordt de achterban met een kluitje het riet ingestuurd; een vredige theorie op papier is deze keer echt geen oorlog in de praktijk, bezweert men.
Nero, Napoleon, Alexander de Grote, Stalin, Pol Pot, Sadam Hoessein, Charles Taylor, Radko Mladic, George W. Bush. Noem ze allemaal en je noemt er geen. Noem er geen en je noemt ze allemaal.
PLAY: Masters Of War (The Freewheelin' Bob Dylan)

21.
De tijden zijn veranderd. Elke generatie klaagt over de vorige en probeert zich aan het knellende tijdsgewricht te ontworstelen. Kun je je nu nog voorstellen dat ouders van toen zich verafschuwden over die afschuwelijk losbandige Beatles met die lange vrouwenharen of de lichamelijke obsceniteiten van Elvis Presley, nota bene in lederen jas gehuld!
Strikt genomen is de wereld pas echt veranderd in de jaren 50. Als je het tenminste over de wereld van de popmuziek hebt. Die bestond daarvoor niet. Een voorzichtige aanzet tot blues, jazz of bigband daargelaten was klassieke muziek de maatstaf in menig huiskamer. De generatie die zich al had moeten verzoenen met vliegtuigen en automobielen werd ineens overspoeld met gitaren, in sommige gevallen ook nog elektrisch! Zingen was niet langer in aria’s maar van love me do, please love me too.
De tijden zijn veranderd. Mensen van de jongste generatie hebben al nooit van ‘m gehoord, mensen van mijn generatie kennen ‘m van naam maar denken dattie al een jaar of wat dood is. Ik was ook nog maar net uit mijn eurohousehoekje gekropen toen ik de wijde wereld van de popmuziek inliep. Mijn drumleraar nam op een cassettebandje elke week een nieuw liedje op. 2 Unlimited werd gewist voor Ray Charles. Twenty 4 Seven moest plaats maken voor Dr John. Ik had het gevoel dat ik de tijd moest inhalen. Er was al zoveel goeds gedaan wat ik allemaal gemist had. Omdat ik had liggen slapen, of omdat ik nog niet eens geboren was. De Rolling Stones en The Beatles, want ik was van de generatie die vond dat je ze allebei goed mocht vinden, John Coltrane en Miles Davis, en dan waren er ook nog een hele rits soulhelden waarvan de helft allang onder de groene zoden lag, en de jaren 70 had ook mooie dingen voortgebracht. Ik kwam handen, voeten en oren tekort. En zakgeld ook vooral. Ondertussen kwam mijn drumleraar om de hoek, hij had net de nieuwste van Bob Dylan gekocht bij de plaatselijke platenwinkel. Bob Dylan, die stond ook nog op mijn lijstje van nog te ontdekken artiesten. Ik kende Blowin’ In The Wind, en dat was het dan wel zo’n beetje. Kun je blindelings kopen, zei hij.
En dus kocht ik Time Out Of Mind. Drie jaar later ging ik naar een eerste concert in de rij van velen die nog zouden volgen. Even over de grens, bij Oberhausen. Ik huiver van spanning, en als de lichten doven sta ik op mijn tenen om een eerste glimp op te vangen. Een man in wit kostuum, grijs krullend haar en puntige schoenen komt een beetje mal lopend het podium op. Ik zie Bob Dylan voor het eerst. Als ik na een nummer of wat enigszins gewend ben aan het ontmoeten van mijn nieuwe held, kijk ik eens om mij heen om te zien wie er nog meer met mij zijn. Ik verwacht mannen met baarden in spijkerjasjes. Grijzende slapen en een beetje een buik. Vrouwen die zich speciaal hebben mooi gemaakt voor vanavond, in een fleurige blouse en een iets te rode lippenstift, een beetje een kin en kraaienpoten. Ik zie ze. Maar tot mijn verbazing zie ik ook mensen van mijn leeftijd. En jonger. Een puberzoon die met z’n vader mee is. Drie vrienden van rond de twintig die aandachtig luisteren terwijl ze bier uit een plastic beker drinken. Jongens en meisjes op sneakers. De tijden zijn veranderd. En toch ook weer niet.
PLAY: The Times They Are A-Changin' (Live, MTV Unplugged)

Geen opmerkingen: