Een halve eeuw op de snelweg: Highway 61 Revisited

"Hoe vaak heb jij in de afgelopen 50 jaar de snelweg herbezocht?"



Iedere Dylan-liefhebber kent het verhaal: in de vroege zomer van 1965 nam Bob Dylan "Like A Rolling Stone" op onder leiding van producer Tom Wilson. Later in diezelfde zomer moest Tom Wilson plaats maken voor Bob Johnston en werd de rest van Bob Dylans eerste volledige 'rock album' opgenomen.
Tussendoor schokte Dylan de 'folkies' op Newport.
Dat album, Highway 61 Revisited, verscheen op 30 augustus 1965, vandaag vijftig jaar geleden.

De beste manier om 50 jaar Highway 61 Revisited te vieren is door te luisteren. Maar copyrights en andere regels verbieden mij je de muziek bij deze viering te geven. En dus kies ik maar voor de op een na beste manier: jij zet de muziek op, ik geef de tracklist.

Like A Rolling Stone
Tombstone Blues
It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry
From A Buick 6
Ballad Of A Thin Man
Queen Jane Approximately
Highway 61 Revisited
Just Like Tom Thumb's Blues
Desolation Row

Mooi hè. Negen tracks en niet één zwak moment. Deze enige zwakte is dat sommige tracks op dit album nog sterker zijn. Zoiets.
De rollende rock van "Like A Rolling Stone", het nummer waarin de muziek kat-en-muis speelt met Dylans stem en in dat spel de energie ontstaat om de deur naar de geest open te trappen. BAM! En los gaan de mannen.
De blues van "Tombstone" die geen blues is, maar een rit in een achtbaan-van-waanzin.
Het bijna slepende "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" wat gevolgd wordt door de hobbelende schoonheid van "From A Buick 6". Treinen, auto's, schijnbare eenvoud bevat verborgen schoonheid. I need a dump truck mama to unload my head.
De piano in "Ballad Of A Thin Man" ter ondersteuning, nee ter versterking van de uitgedeelde sneer.
De betrekkelijke rust van "Queen Jane" en het bewijs dat een harmonica op het randje van het betamelijke ook een onderdeel van schoonheid kan zijn.
Het tegen elkaar slaan van Bijbelse wijsheden en hipster slang in het titelnummer, het fluitje, de pols van de muziek.
En dan weer die piano. En Mexico. Afdalen naar het zuiden - over de snelweg - via Rimbaud en Kerouac naar "Just Like Tom Thumb's Blues" om af te sluiten met het eindeloos voorbijvliegende "Desolation Row", het nummer waar het publiek aanvankelijk nog om durfde te lachen.
Heb jij ooit om "Desolation Row" durven lachen?
Ben je ooit op "Desolation Row"geweest?

Tijd om opnieuw te beginnen. Elpee weer omdraaien en vooraan starten. Herhaling. Nogmaals en vandaag dus niks anders.

Op 30 augustus 1903 werd de Harley-Davidson Motor Company opgericht, op de dag af 62 jaar voor het verschijnen van Highway 61 Revisited, maar Bob Dylan - altijd de rebel - draagt op de hoesfoto van dat album een t-shirt van die andere motorgigant: Triumph. Alleen in de ogen van de luisteraar in 2015 lijkt dat van belang.
Onderschat nooit het belang van toeval. Luister maar naar Highway 61 Revisited, een staalkaart van het belang van toeval. De ware kunstenaar kan de schone toevalligheid scheiden van een gewone samenloop van omstandigheden. Bob Dylan is een ware kunstenaar.




Clothes Line Saga (1967) - door Jochen

Clothes Line Saga (1967)

De Amerikaan John Corigliano grossiert in Grammy Awards. De teller staat inmiddels op zes, en tussendoor scoort de klassieke componist ook een Oscar (voor de muziek bij The Red Violin, 1999) en de Pulitzerprijs voor Muziek, voor z’n Tweede Symfonie (2001). Een opvallende titel in het rijtje prijswinnende werken heeft het werk waarvoor Corigliano z’n derde en vierde Grammy wint: Mr. Tambourine Man: Seven Poems of Bob Dylan.

In het programmaboekje bij de première (Carnegie Hall, maart 2000) schrijft Corigliano dat hij de zeven liedteksten op hun poëtische waarde uit een collectie van Dylanteksten geselecteerd heeft, terwijl hij “de liedjes nooit gehoord had.” Hij schetst het beeld van de bezeten componist, die werkt en werkt terwijl het leven buiten aan hem voorbijgaat. “Ik was te druk met de ontwikkeling van mijn orkestrale technieken gedurende de jaren dat Dylan gehoord werd door de rest van de wereld.”
Dat lijkt wat al te geposeerd. In 1938 geboren in New York, de stad waar hij al zijn hele leven woont en werkt… dan moet Corigliano veertig jaar lang met zijn vingers in zijn oren over de straten, door de metrostations en de parken, de cafés en de bioscopen, door het leven überhaupt gegaan zijn. En ‘toevallig’ behoren zes van de zeven teksten die hij uit honderden Dylanteksten kiest, meteen ook tot de canon: de cyclus opent met “Mr. Tambourine Man”, onderweg zijn “Blowin’ In The Wind” en “All Along The Watchtower” verwerkt en de finale is “Forever Young”. De liedcyclus beschrijft, aldus de componist, “de reis van emotionele en burgerlijke volwassenwording” en de enige titel die er echt uitspringt is nummer twee, het obscure “Clothes Line Saga” van The Basement Tapes, dat “de onschuld” verwoordt.

Dat is dan weer een originele invalshoek, waaruit inderdaad blijkt dat de maestro niet gehinderd wordt door Dylankennis. Het lied, dat oorspronkelijk “Answer To Ode” heet, is een pastiche. Als Dylan in de kelder van The Big Pink in Woodstock met zijn maatjes van The Band een zomer lang liedjes uit z’n mouw schudt, staat de ontroerende countrypop-parel “Ode To Billie Joe” van Bobbie Gentry bovenaan de hitlijsten. Dylan, die doorgaans alleen muziek parodieert die hij bewondert, imiteert de emotieloze voordracht, de kleingeestige dialogen en de verveelde landerigheid van de hit, maar ziet af van een onderliggend drama, dat Gentry’s ballade zo bloedstollend maakt, dat de achtergrond is van deze ‘studie van onbewuste wreedheid’, zoals Gentry het noemt.

Wat dan overblijft is een pointeloze anekdote, een overbelicht kiekje van een zouteloos bestaan in een doods dorp, waar de vraag of de was al droog is, belangrijker is dan het nieuwsfeit dat de vice-president gek geworden is. Het werkt onweerstaanbaar komisch, vooral omdat het wachten op een clou maar niet beloond wordt – en ongeveer zoals in dialogen bij Tsjechov of bij Toon Hermans als Voorzitter van ‘Ons Genoegen’ (“Mevrouw Loof-Hutjes”) zit die komische kracht in de slepende, monotone voordracht van Dylan.

Veel duiders is dat te mager. Men wil dan pertinent zeggingskracht onder de oppervlakte blootleggen. Een Greil Marcus (Invisible Republic, 1997) kan “de code kraken”, weet dat we luisteren naar “de Amerikaanse stem, vlak, toonloos en taai, een stem die alles kan zeggen, maar schijnbaar niets zegt”, en ontdekt dan scherpe politieke kritiek op vice-president Hubert Humphrey. De onlangs overleden Mike Marqusee (Wicked Messenger, 2006) ziet in het lied “een sombere sociale visie”, “onverstoorbare Amerikaanse zelfgenoegzaamheid” en “cultiveren van geheugenverlies”, en Oliver Trager (Keys To The Rain, 2004) zelfs een “verhuld commentaar op de hervatting van de Amerikaanse aanvallen op Noord-Vietnam”. Tja. Het zijn boeiende worstelingen van belezen, eloquente heren met een kleinood waarnaar Dylan zelf nooit meer omkijkt, maar desondanks erg gezochte interpretaties van een tekst die toch vooral nietszeggend en grappig is.  

De enige vermeldenswaardige cover van dit lied is ook meteen een vertolking die het origineel op z’n minst evenaart. Suzy en Maggie Roche van The Roches zijn de gedroomde kandidaten voor een poging: unieke, ongebruikelijke harmonieën en gortdroge, geestige presentatie zijn kenmerken van hun kunstenaarschap. Ze slagen ook volledig; hun bijdrage voor het tribuutalbum A Nod To Bob (2001) is tamelijk briljant. De dames leveren het tegenstrijdige kunststukje om tegelijk toonloos én melodieus te zingen. Het onmisbare orgelwerk van Garth Hudson blijkt daarbij tóch gemist te kunnen worden: de Roches arrangeren traditioneel, maar o zo effectief door per couplet meer instrumenten het werkje in te druppelen. Het orgel wordt in het tweede couplet enkel percussief ingezet, maar eert Hudson dan alsnog in het derde couplet met korte uithalen. Ingenieus is de coda; na een Trugschluß besluiten de gezusters het lied met een korte, woordeloze finale die het komische effect nog weet te versterken.
Het is drie minuten en vijftien seconden perfectie - Suzy en Maggie produceren een van de meest geslaagde Dylancovers ooit. Geen geringe prestatie.

Clothes Line Saga
After a while we took in the clothes
Nobody said very much
Just some old wild shirts and a couple pairs of pants
Which nobody really wanted to touch
Mama come in and picked up a book
An’ Papa asked her what it was
Someone else asked, “What do you care?”
Papa said, “Well, just because”
Then they started to take back their clothes
Hang ’em on the line
It was January the thirtieth
And everybody was feelin’ fine

The next day everybody got up
Seein’ if the clothes were dry
The dogs were barking, a neighbor passed
Mama, of course, she said, “Hi!”
“Have you heard the news?” he said, with a grin
“The Vice-President’s gone mad!”
“Where?” “Downtown.” “When?” “Last night”
“Hmm, say, that’s too bad!”
“Well, there’s nothin’ we can do about it,” said the neighbor
“It’s just somethin’ we’re gonna have to forget”
“Yes, I guess so,” said Ma
Then she asked me if the clothes was still wet

I reached up, touched my shirt
And the neighbor said, “Are those clothes yours?”
I said, “Some of ’em, not all of ’em”
He said, “Ya always help out around here with the chores?”
I said, “Sometime, not all the time”
Then my neighbor, he blew his nose
Just as Papa yelled outside
“Mama wants you t’ come back in the house and bring them clothes”
Well, I just do what I’m told
So, I did it, of course
I went back in the house and Mama met me
And then I shut all the doors

Dylan kort #1108

Dylans 'kladje' van "A Hard Rain's A-Gonna Fall" zal geveild worden, zie hier.
Het tijdschrift The History Of Rock 1966 ligt inmiddels ook in Nederland in de kiosk en heeft een schitterende foto van Bob Dylan op de cover. Echter, de aandacht voor Bob Dylan in dit tijdschrift is beperkt en de prijs van dit blad is behoorlijk (€15,-), zie hier.
Als Een Zwerkfkei: Over een week of twee verschijnt de bloemlezing Als Een Zwerfkei; Dichters over Dylan. Deze bloemlezing zou eerder al aan het begin van deze zomer verschijnen, nu dus vanaf half september verkrijgbaar. Zie hier.
Koos van der Merwe is een Zuid-Afrikaanse die Bob Dylan in vertaling zingt, zie hier. [met dank aan Wim voor de tip]

***

De Bob Dylan - 28 augustus quiz
In de jaren zestig stond er in Bob Dylans agenda op 28 augustus ieder jaar weer wat te doen, zo lijkt het. Welke van onderstaande beweringen klopt niet.

A. Op 28 augustus 1962 gaf Bob Dylan zijn eerste betaalde concert in een bijna uitverkochte Town Hall, New York.
B. Op 28 augustus 1963 speelde Bob Dylan enkele nummers tijdens de befaamde Mars op Washington.
C. Op 28 augustus 1964 laat Bob Dylan The Beatles kennis maken met cannabis in het Delmonico Hotel in New York.
D. Op 28 augustus 1965 geeft Bob Dylan een concert in het Forest Hills Tennis Stadium. Tijdens "Desolation Row" lacht het publiek.

De prijs voor degene die als eerste het goede antwoord in een reactie bij dit bericht achterlaat is de eeuwige roem (jawel).

Dignity (1989) - door Jochen

Dignity (1989)

Het is dat Oh Mercy zo’n prachtig album is. Anders hadden we Dylan het weglaten van de meesterwerkjes “Series Of Dreams”, “Born In Time” en “Dignity” zeer kwalijk moeten nemen. Eén verwijt kunnen we hem nog wel maken: “Dignity” zou een veel geslaagdere opening zijn geweest dan het eveneens stuwende, maar melodieus en tekstueel veel minder pakkende “Political World” – een lied dat sowieso een aanzienlijk hoger wegwerpgehalte heeft.

In Chronicles herinnert de bard zich opkomst en ondergang van het lied. Zoals gebruikelijk kristalhelder, doch onnavolgbaar. Hij beschrijft hoe hij overvallen wordt door het radiobericht over de plotse dood van de door hem bewonderde basketballer ‘Pistol’ Pete Maravich ( † 5 januari 1988) en in de loop van dezelfde dag en aansluitende nacht in een soort geïnspireerde roes het hele lied (en meer) schrijft. “Het was alsof ik het hele lied voor me zag.” Die oerversie is nog een stukje langer, met meer archetypes, vertelt hij. Big Ben, de Maagd Maria, de Verkeerde Man en nog zo wat: “The list could be endless.” Wat de connectie is van de legendarische basketballer of diens dood met een van deze figuren, of met het thema van het lied überhaupt, blijft echter ondoorgrondelijk.
Tijdens het schrijven hoort Dylan ook al de muziek in zijn hoofd. Ritme, tempo, melodielijn, alles. En Hij ziet dat het goed is: “This song was a good thing to have.” Haast om het op te nemen heeft hij niet. Zó’n song zal hij niet vergeten, weet hij, en opnemen is zo saai. Bovendien: “I didn’t like the current sounds.” Daar blijkt opeens een scherper onderscheidingsvermogen dan we gewend zijn van de man die in dit decennium opnames van briljantjes als “Angelina”, “Carribean Wind” en “Blind Willie McTell” niet goed genoeg vindt. Angst voor het desastreuze effect van het jaren ’80-sausje over een song als “Dignity” is inderdaad gerechtvaardigd en het is toe te juichen dat de bard liever wacht op betere tijden met een frisse producer.

Heel lang hoeft hij niet te wachten. Een goed jaar later, in februari 1989, zijn de betere tijden aangebroken en is een kundige, bevlogen producer aangesteld: Daniel Lanois zal met Dylan een reeks prachtige opnames voor Oh Mercy verzorgen. En inderdaad, Dylan heeft “Dignity” niet vergeten; het is een van de eerste songs waarvan een demo gemaakt wordt.

Tot dan gaat het nog goed, althans: volgens de kroniekschrijver zelf dan toch. Met een eerste, spaarzaam geïnstrumenteerde, opname met de zang up front is niets mis, vindt hij, maar een aanstekelijk enthousiaste Lanois heeft woeste dromen over hetgeen hij met deze song kan bereiken als ze het morgen met Rockin’ Dopsie en zijn Cajun Band opnemen. Dylan laat zich overtuigen.
En daar begint de ondergang van “Dignity”. Na een dag lang doormodderen, tekstveranderingen, geschuif met tempo en zelfs toonsoort, en meer dan twintig opnames, is de belofte verworden tot “een bloederige puinhoop”. Gedesillusioneerd wenden Lanois en Dylan zich af van het lied. De demo en een van de vele outtakes vinden we later terug op Tell Tale Signs (2008), andere op bootlegs als Deeds Of Mercy en The Genuine Bootleg Series.

Na Oh Mercy lijkt het lied dan even vergeten, maar in ’94 duikt het weer op, bij de MTV Unplugged sessies. Om duistere redenen verguisd, destijds, maar ook vandaag nog heus zeer genietbaar. Dat geldt ook voor de productie die voor Greatest Hits Vol. III (november ’94) gebruikt wordt. Producer Brendan O’Brien (van Pearl Jam) gaat aan de haal met de Lanois-opnames, gooit alles behalve de stem weg en zet er onder meer zijn eigen, wondermooie, orgel onder. Die versie ontvangt ook al de (on)nodige kritiek, die achteraf net zo loos lijkt; het is een prachtige, ‘droge’ opname, opwindend en ingetogen tegelijk. Dat lijkt Dylan zelf ook te vinden; de meeste (en de beste) live-uitvoeringen in de Never Ending Tour zijn hierop geënt – waarbij de troubadour steeds beter gaat zingen, ook nog ‘s.

De tekst is een Dylan in topvorm. Fascinerend, rijk en mysterieus, en vergelijkbaar met een hoogtepunt als “A Hard Rain’s A-Gonna Fall”: een collage van ongerelateerde beelden, half-bekende filmische flarden, literaire verwijzingen, onderkoelde humor en Bijbelse beeldtaal, die tezamen een naargeestig, grimmig wereldbeeld schetsen, waarin voor Waardigheid geen plaats meer is. Verbonden worden die beelden door een kunstgreep die we minder vaak tegenkomen in Dylans oeuvre: de allegorie, de gepersonifieerde abstractie, in dit geval Waardigheid. De verteller zoekt van Alaska (“The land of the midnight sun”) tot de Vallei der Droge Beenderen (uit een van Dylans favoriete Bijbelboeken, Ezechiël), zoekt in literaire meesterwerken (onder andere in Rimbauds Le Bateau ivre) en iedereen die hij onderweg ontmoet, zoekt haar ook – vergeefs. Hij strandt aan de oever van een meer en lijkt het op te geven – in deze wereld zal hij Waardigheid niet meer vinden. Somber hoor.
Gelukkig biedt de muziek hoop. Die stuwt voorwaarts, verklankt optimisme en versaagt niet – aan de overkant van het meer zoeken we weer verder.

Een sterke eenheid kennelijk, de tekst en de muziek. De covers wijken zelden af, imiteren de dwingende urgentie van het ritme en tempo van het origineel en kopiëren opmerkelijk vaak slaggitaar en orgel. Zelfs de onwaarschijnlijke Nana Mouskouri houdt zich bij dit format (1997), plakt er ook nog een prettige pianopartijtje onder, maar bevestigt de vooroordelen door een gruwelijk dameskoor uit te nodigen in de studio. In die val trapt Elliot Murphy niet. Zijn versie is prachtig, maar voegt eigenlijk niets toe (op het Reporters sans frontières-album Dignity, 2002). Dan doet Robyn Hitchcock beter zijn best om origineel te zijn, maar helaas – hij produceert een doorzeurende, monotone cover die pas halverwege enige aantrekkingskracht krijgt, als de bas invalt.
Nee, de mooiste cover wordt in Amsterdam opgenomen, door The Low Anthem (2 Meter Sessies, 2009). Het kwintet uit Rhode Island laat het ambigue karakter van de song voor wat het is en kiest voor een eendimensionale, tekstgeoriënteerde akoestische interpretatie die schittert dankzij een mistroostige klarinet.



The Comic book and me #28

Well, the comic book and me, just us, we caught the bus
The poor little chauffeur, though, she was back in bed
On the very next day, with a nose full of pus
Yea! Heavy and a bottle of bread
Bob Dylan - "Yea! Heavy And A Bottle Of Bread"

Wolverine #48; januari 2007:



De Stentor 15 augustus


zondag = spinnendag #2

Terwijl de halve wereld buiten geniet van de warmte van de zon en de andere helft van de wereld verlangt naar hetzelfde genot, zit ik binnen. Ik heb op dit moment niks buiten te zoeken. Mijn hoofd zit te vol om buiten te zitten.
Terwijl The Basement Tapes Raw draait lees ik Year Of The Bastard, het derde comic book rond Spider Jerusalem, columnist met scherpe pen en een onmogelijke persoonlijkheid die mij steeds weer aan Hunter S. Thompson doet denken.
Vergeet alle grote en bekende boeken van Thompson, allemaal goed, maar niets zo goed als Kingdom Of Fear (en niet alleen vanwege de foto met Bob Dylan). Lees dat boek!
Onvoorstelbaar dat het al weer meer dan een jaar geleden is dat ik Kingdom Of Fear verslond, soms lig ik nog wakker van dat boek.
Oké, Bob Dylans Basement Tapes, Spider Jersusalem en Hunter S. Thompson: de drie-eenheid van zomaar een uurtje op zomaar een zondagmiddag.

Pluk een ander uur uit dit weekend en de vulling is anders. Ieder jaar krijgt de kalkoen met kerstmis dezelfde vulling, mag dan tenminste ieder uur van een zomers weekend een unieke vulling krijgen? Ja? Mooi, dank u.

Genoeg vulling dit weekend (en er is nog een paar uur te gaan voor de wekker afloopt en het einde van het weekend aankondigt). Genoeg gelezen, denk aan Ferlinghetti (3 maal), Bukowski, Corso en verschillende comics (Vinyl Underground, Batman, en ongetwijfeld meer wat ik inmiddels al weer vergeten ben).
Genoeg gehoord, voornamelijk Dylan. Knocked Out Loaded, Under The Red Sky, een paar nummers Supper Club, Blood On The Tracks, Before The Flood, Time Out Of Mind, Oh Mercy, "Rocks And Gravel" en aansluitend The Freewheelin' Bob Dylan, nu dus The Basement Tapes Raw en waarschijnlijk nog wel meer. Zie je het thema al? De samenhang? Het Grote Plaatje??
Verder wat losse tracks van Waterboys (Fisherman's Blues) en een beetje Blue Grass.
Je ziet, ik heb geen tijd om net als de eerste helft van de wereld van de zon te genieten of zoals de tweede helft van de wereld te verlangen naar...

Tussendoor - altijd alles tussendoor, het voorkomt vastroesten - hier en daar geschreven over The Times They Are A-Changin', de overeenkomsten tussen de tekst van "Tombstone Blues" en een van de vele ooit al eens gelezen boeken, de Amerikaanse releasedatum van Blonde On Blonde en natuurlijk "Rocks And Gravel" -vers van de pers, net nieuw. Heerlijke muziek. Tussendoor, al zoekende, stuitte ik weer eens op een van mijn oude stukken, over "Ballad Of A Thin Man", hier, al weer zes jaar geleden geschreven.

Genoeg voeding ook weer ontvangen van lezers, volgers, vrienden en andere mensen die mijn mailadres gebruiken. Zo weet ik met dank aan Alja en Jochen dat Nick Cave kotszakjes vol schreef tijdens het vele reizen met vliegtuigen en dat die teksten nu verzameld zijn, de verzamelde kotszakjes zal ik maar zeggen. En soms schreef Cave over Bob Dylan op een kotszakje, zoals over zijn ontmoeting met Dylan op Glastonbury in 1998. Dat boek wil ik. Verschijnt begin volgende maand.
Verder zijn er nog de tips over het optreden van Theo van den Boogaard van afgelopen vrijdag, zie hier en hier. [met dank aan Wim en Herman] Dat herinnert mij er aan dat ik Bob Dylan Illustrated weer eens uit de kast moet pakken. Was Theo van den Boogaard - of moet ik zeggen Theo Bogart? - niet ook al met een tweede deel bezig? En zo ja wanneer krijgen we dat te zien?

The Basement Tapes draaien nog, 'mevrouw Tom' maakt het aanrecht leeg zodat ik daar straks patat kan bakken - tot groot genoegen van zoon- en dochterlief. Na het eten zie ik wel weer verder. Er zal ongetwijfeld ook in de laatste uren van dit weekend muziek gedraaid worden, gelezen worden en een paar woorden op papier gezet worden.
Maar nu eerst even achteroverleunen en me afvragen waarom ik nog niet begonnen ben met het lezen van de afgelopen donderdag ontvangen nieuwste aflevering van fanzine Isis.
Geef me even denktijd.
Misschien vanavond.
Of vannacht en dan gewoon een keertje niet slapen.
Moet kunnen.

Rocks And Gravel

Het was even nagelbijten de afgelopen dagen. Een paar dagen geleden ontving een mede-Dylanliefhebber zijn in het buitenland bestelde soundtrack van True Detective terwijl mijn in Nederland bestelde cd maar op zich liet wachten. Frustratie en ongeloof. Had ik de cd niet juist bij een Nederlandse verkoper besteld in de hoop op een snelle levering?
Nagelbijten dus. Dagenlang, maar nu is dat voorbij. Sinds ongeveer een uur ben ook ik eigenaar van de soundtrack van True Detective. In dat uur heb ik alleen nog maar track 10 van die cd gedraaid en om eerlijk te zijn: de rest van die cd interesseert me op dit moment ook geen hol.
Track 10 is "Rocks And Gravel" van Bob Dylan. Heerlijk nummer, opgenomen tijdens de sessies voor The Freewheelin' Bob Dylan. Dylan met band, het swingt. Ik ben blij, het horen van "Rocks And Gravel" maakt mijn dag goed.
De nu uitgebrachte versie van "Rocks And Gravel" met eerder uitgebrachte en circulerende versies van dit nummer heb ik nog geen tijd voor gehad. Dat komt nog.
Ik draai het nummer een keer of drie, vier achter elkaar. Daarna stap ik over op The Freewheelin' Bob Dylan. Het zonnetje schijnt. Het is zaterdag. Bob Dylan schalt door de kamer.
Prima dag, zo.

Dylan kort #1107

Het overlijden van Bob Johnston krijgt volop aandacht, zie hier, hier, hier, hier [met dank aan Simon en Alja voor de tip], hier en hier.
Dont Look Back verschijnt op 24 november opnieuw op dvd en blu ray. Deze nieuwe versie bevat een aantal (maar niet veel) nieuwe zaken. Of de dvd / blu ray (aanvankelijk) alleen in Amerika verschijnt, of ook in Europa (met een andere regiocode...) weet ik nog niet. Zie hier en hier [met dank aan Bert].
"De protestsong is niet dood, hij leeft", zie hier. [met dank aan Alja voor de tip]
NRC van afgelopen zaterdag over het Anne Frank huis: "Bob Dylan zorgde in de jaren zeventig voor gegil onder medewerksters toen hij ineens het huis binnenliep." Ik moet eerlijk bekennen dat ik me niet kan voorstellen dat medewerksters van het Anne Frank huis hebben gegild, of ben ik nou gek? [met dank aan Ton voor het artikel]

zondag = spinnendag

it starts to rain - the rain sounds like a pencil sharpener - i look out the window & everybody's walking around without a hat - it is 5:31 - time to celebrate someone's birthday
Bob Dylan - Tarantula

Ik draag mijn hoed met overgave, daarom blijf ik binnen. Het is bijna tijd voor de verjaardag van wie-dan-ook. Voor de taart op tafel komt moet Tarantula nog uitgelezen worden. Dat is geen probleem, dat red ik wel. Ik heb nog 143 minuten. Dan mag de hoed af.
Het is zondag.

Twee dingen:
1. De soundtrack van True Detective bevat Dylans "Rocks And Gravel". Reden genoeg om die soundtrack aan te willen schaffen. Die soundtrack is twee dagen geleden in de verkoop gegaan.
2. Het is zondag en het regent. Een uitgelezen kans om eerst het stuk van Jochen over "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry" en daarna Tarantula te lezen.


It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry (1965) - door Jochen

It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry (1965)

De bootlegger die verantwoordelijk is voor de prachtige CD “Memphis Blues Again” van Steely Dan (1995), een live-opname uit 1974, heeft historisch bewustzijn. De eerste plaat van de band van Donald Fagen en Walter Becker heeft zijn titel ook al aan een Dylansong te danken: Can’t Buy A Thrill is de tweede regel van Dylans eigen bluesklassieker  "It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry”. Er zijn wel meer Dylanverwijzingen en -invloeden te vinden in het oeuvre van Steely Dan (de dylanesque put-down “Reelin’ In The Years”, bijvoorbeeld) en Donald Fagen verzekert bij herhaling dat de bard dé inspiratiebron is voor hun poëtische en impenetrabele teksten. “Niemand in de populaire muziek had zo’n wijdreikende onderwerpkeuze en surrealistische droomtaal.” Hij springt er dan ook bovenop als de Rolling Stone een interview publiceert (juli 2013) waarin Fagen lelijke dingen zegt over zijn held, althans: over de kwaliteiten van diens concerten in de 21ste eeuw en het bluesgehalte van de recente albums. In een scherp, lang, schriftelijk weerwoord bezweert Fagen nog maar eens dat hij een fan is, hoeveel Dylan wel niet betekent en dat hij ons al zo lang telkens weer weet te verbazen. En dan verzwijgt hij nog dat hij, heel dweperig, tien jaar hiervoor Dylans oude huis in Woodstock gekocht heeft.

Elders vertelt de Steely Dan-voorman dat de liefde is begonnen met Bringing It All Back Home  (“That really blew me away”) en “It Takes A Lot To Laugh” is kennelijk zó’n knock-out dat het lied dus in de titel van het eerste album geëerd wordt. Het duo, dat de eigen band naar een dildo uit William Burroughs Naked Lunch noemt, is geporteerd van de mistigheid die in kristalheldere woorden verpakt wordt, maar vooral van de seksuele dubbelzinnigheden in Dylans song. Met enige ontvankelijkheid voor Freudiaanse symboliek hoort de luisteraar hier de klaagzang van een falende lover, die gekweld wordt door de premature petite morte; hij ‘sterft’ als hij de heuvel net beklommen heeft,  de geliefde ‘komt na hem’ en de trein als metafoor voor de daad is, zeker in het bluesidioom, net zo populair als sappige citrusvruchten en open achterdeuren.

Een deel van de aantrekkingskracht van de tekst is de ongrijpbaarheid. Dylan lardeert de bluesclichés met Shakespeariaanse tekstflarden en particuliere associaties. “Now the wintertime is coming” herinnert aan Richard III (“Now is the winter of our discontent”), de “Double E” verwijst naar de EE-lijn, de Broadway Local, die in de jaren ’60 op anderhalve blok van Dylans West 4th appartement stopt (net als de “D” train uit “Visions Of Johanna”, trouwens). De oude kraker “Rocks And Gravel”, die in 1962 op zijn speellijst stond, speelt door Dylans hoofd als hij deze woorden schrijft; daarin zong hij over that Mobil and K.C. line, daar verzucht de zanger don’t the clouds look lonesome shining across the sea en de regels Don’t my gal look good / When she’s coming after me blijven bijna letterlijk gehandhaafd. Eigen woorden zijn het niet; hoewel “Rocks And Gravel” bedenkelijkerwijs op Dylans naam staat, is het lied zelf een rip-off van Leroy Carrs “Alabama Woman Blues” (1930).
Aanvankelijk is de tekst, in de versie die nog “Phantom Engineer” heet en anderhalve maand voor de plaatversie op Highway 61 Revisited wordt opgenomen, opmerkelijk genoeg oorspronkelijker, qua woordkeus meer in lijn met bijvoorbeeld een “Desolation Row” of een “Just Like Tom Thumb’s Blues”. Vooral het derde couplet:
Well I just been to the baggage room
where the engineer he's been tossed
Oh, I stamped on 40 compasses,
God knows what they cost

Muzikaal ondergaat de song in de weken na die opname ook een transformatie, maar die is beter geslaagd dan de tekstherzieningen. Als een enthousiaste producer Tom Wilson de eerste probeersels hoort, is het nog een snelle, scherpe en vooral veel gewonere Chicago-blues. Zo een waarmee John Mayall’s Bluesbreakers in Londen (met een jonge Clapton, op helaas verloren opnames) net zo moeiteloos uit de voeten kunnen als de Paul Butterfield Blues Band op het Newport Folk Festival. Pas als Dylan eind juli ’65 overstapt naar een langzame, akoestische insteek, komt de buitengewone schoonheid bovendrijven en is het, met z’n zachttreurige stemming, een welkom buitenbeentje op Highway 61.

De meester is er zelf ook wel dol op. “It Takes A Lot To Laugh” blijft ruim veertig jaar op zijn setlist staan en hij speelt het een kleine tweehonderd keer. Net zo populair is het bij de collega’s. Als George Harrison hem voor het Concert For Bangladesh (1971) van de veranda weet te trekken, pleit hij onder andere voor dit lied. De ‘supergroep’ van Al Kooper, Stephen Stills en Mike Bloomfield  heeft de song dan al eerder, op het legendarische album Super Session (1968), opgestoten in het American Songbook en sedertdien behoort het tot de canon; honderden artiesten hebben het op het repertoire staan. De meesten kiezen voor tragere interpretaties dan het Highway 61 origineel en grijpen de kans om een gitaar te laten excelleren. De live-versie van Fairport Convention (Cropredy 2002), met een grootse Richard Thompson, is een hoogtepunt in die categorie, mooier nog dan de exercitie van gitaargod Eddie Van Halen. De Groningse dames van Ygdrassil verzorgen een prachtig tweestemmige, verstilde cover op hun album Nice Days Under Darkest Skies (2002), Misschien de allertraagste, ingeleid met weemoedige stoomfluit, komt van de hartverscheurende Higher Animals (2012). Minstens zo melancholiek, maar veel bluesier, is de door Dylan zo gewaardeerde David Bromberg op Try Me One More Time (2007), maar de uitvoering van de weergaloze Chris Smither, die eerder al imponeerde met “Visions Of Johanna”, stelt alles en iedereen in de schaduw. Het is een uiterst ingetogen, stuwende en soulvolle vertolking, spaarzaam geïnstrumenteerd, waarin de focus op het lied blijft, niet op een ambitieuze gitaar of meeslepende zang dus. Te vinden op de verder ook erg fraaie plaat Time Stands Still (2009).

It Takes A Lot To Laugh, It Takes A Train To Cry

Well, I ride on a mailtrain, baby
Can’t buy a thrill
Well, I’ve been up all night, baby
Leanin’ on the windowsill
Well, if I die
On top of the hill
And if I don’t make it
You know my baby will

Don’t the moon look good, mama
Shinin’ through the trees?
Don’t the brakeman look good, mama
Flagging down the “Double E?”
Don’t the sun look good
Goin’ down over the sea?
Don’t my gal look fine
When she’s comin’ after me?

Now the wintertime is coming
The windows are filled with frost
I went to tell everybody
But I could not get across
Well, I wanna be your lover, baby
I don’t wanna be your boss
Don’t say I never warned you
When your train gets lost

rondzwerven

Een paar dagen voor zijn 73ste verjaardag belde mijn vader op. Hij was Bob Dylan tegengekomen in een boek. Aan de telefoon las hij voor: "we bezochten een concert van Bob Dylan in Boston Garden." Uit de context van het boek meende hij op te kunnen maken dat dit concert in de eerste helft van de jaren zeventig geweest moet zijn.
Boston Garden, dat moet januari 1974 geweest zijn, zo dacht ik.
Inmiddels is mijn vader jarig geweest en heb ik van hem een kopie van bladzijde 225 van De Amandelboom van Michelle Cohen Corasanti gekregen. Dat is de bladzijde waar hij Dylan vond. Ik lees: "Ze nodigde me uit voor een barbecue bij een vriend van haar, we gingen naar de bioscoop en zagen American Graffiti, we bezochten een concert van Bob Dylan in Boston Garden."
Wat mijn vader niet weet, maar ik wel, is dat de soundtrack van de film More American Graffiti - naar ik aanneem het vervolg op American Graffiti - twee nummers van Bob Dylan bevat: "Just Like A Woman" en "Like A Rolling Stone".

Ik ben vanochtend opgestaan met een zinnetje uit een ander boek in mijn hoofd: "There were of course casualties and fuck ups". Dat zinnetje komt uit Nova Express en waarom uitgerekend deze woorden in mijn hoofd blijven plakken is een raadsel voor mij.

Het is de eerste dag van het laatste weekend voor het werk weer roept om aanwezigheid. Het is het weekend waarin ik lees over de dood van Bob Johnston, de man achter de knoppen tijdens de opnamen voor onder andere Blonde On Blonde en John Wesley Harding, en over Rolling Stone, het blad dat Bob Dylan heeft uitgeroepen tot de beste songwriter ooit.
Boven de platenspeler hangen twee ingelijste elpeehoezen, de hoezen van Blonde On Blonde en John Wesley Harding. Vanuit de stoel waarin ik normaliter zit te lezen kan ik die hoezen zien hangen.
Nu de man achter de knoppen dood is zal menigeen (terecht) zijn bijdragen aan de vele albums die onder zijn toeziend oog zijn opgenomen de hemel in prijzen. Ik blijf nog even stil en staar vanuit mijn stoel naar de hoezen van Blonde On Blonde en John Wesley Harding aan de wand. Ik hef het glas en drink.

Bob Dylan is de grootste songwriter ooit, het staat op internet, dus is het waar.
Dat is prettig om te lezen. Natuurlijk heeft Rolling Stone gelijk, het is alleen jammer dat ze daar nu pas mee komen. Ze lopen achter bij Rolling Stone, ik weet al jaren wat ze nu met veel bombarie de wereld in slingeren.

Terug naar eerder. Zo werkt de geest nou eenmaal. Heen en weer. Niks lineair.
Ik heb nog nooit iets van Michelle Cohen Corasanti gelezen, maar wel weet ik dat ze in De Amandelboom in één zinnetje zegt bij het concert van Bob Dylan in Boston in januari 1974 te zijn geweest. Is dit feit of fictie? Ik weet het niet.
Dat niet weten irriteert.

"There were of course casualties and fuck ups", het blijft maar rondzwerven in mijn gedachten.

Dylan kort #1106

Bob Johnston, de producer van onder andere Blonde On Blonde is gisteren overleden, zie hier. [met dank aan Alja]
Volgens Rolling Stone is Bob Dylan de best songwriter aller tijden, zie hier, hier [met dank aan Simon], hier, hier, hier, hier, hier, hier, hier.
Barack Obama luistert naar onder andere Bob Dylan, zie hier [met dank aan Bart], hier.
Theo van den Boogaard 'doet' Bob Dylan, 21 augustus, zie hier. [met dank aan Wim]

Later vandaag of morgen plaats ik een nieuwe bijdrage van Jochen.

Dylan kort #1105

Elsevier bevat een artikel over het praten van muzikanten tijdens concert. Een paar werkelijk tenenkrommende regels over Bob Dylan. Een tijdschrift om links te laten liggen. (bevat wel een aardige foto van Dylan).
Dylan [Thomas] en [Bob] Dylan op De Laatste Vuurtorenwachter, zie hier. [met dank aan Flor]
Uncut heeft een paar pagina's over Bob Dylans optreden op het Newport Folk Festival van 1965. Geen geweldig stuk, helaas. Het blijft allemaal wat algemeen.
Voor liefhebbers van de Grateful Dead is dit tijdschrift wel interessant. Bij het tijdschrift krijgt de koper een cd vol concertopnamen uit de jaren zeventig van Grateful Dead.

Vanochtend opgestaan, een cd met live-opnamen uit 1978 (Japan) van Bob Dylan opgezet en gelezen in een wandelgids voor New York, een stad waar ik nog nooit geweest ben en waarschijnlijk in de komende tijd ook niet zal komen.
Het is zondag, ik moet mijn tijd goed gebruiken. Er valt nog veel te beluisteren, te lezen en te schrijven. Meer dan een mens op een normale zondag kan doen.

I Want You (1966) - door Jochen

I Want You (1966)

“We are a nation of undertakers,” spreekt een parmantige premier Den Uyl in de jaren zeventig tot een groepje, ongetwijfeld verbijsterde, Amerikaanse ondernemers. Was Dylan daarbij geweest, dan had hij wellicht ter plekke een verblijfsvergunning aangevraagd. Kerkhoven, grafstenen, dood, begrafenisondernemers… ze kleuren meer dan 100, ruim vijftien procent dus, van al zijn songs – genoeg om een morbide fascinatie te veronderstellen, in ieder geval. De undertaker komt in vier liedjes langs en vooral die uit ‘I Wanna Be Your Lover’, dat op zichzelf al een Stones-pastiche is, lijkt geëvolueerd tot de Brian Jones-achtige figuur uit het laatste couplet: Well, the undertaker in his midnight suit / Says to the masked man, “Ain’t you cute!” Een vileine Dylan verstelt het pak tot een Chinese suit, waarin Brian Jones inderdaad wel ’s loopt te paraderen, pakt hem zijn fluit af (die de multi-instrumentalist o.a. op ‘Ruby Tuesday’ bespeelt) en voilá: de dancing child heeft een gezicht en een naam. En om elke verwarring uit te sluiten, onderstreept Dylan met een verwijzing naar de Stones-hit ‘Time Is On My Side’.

Daardoor, door dat pesterige geprik naar Brian Jones, wordt het verleidelijk om de identiteit van de zo gewilde dame in de overlappende kringen van beide heren te zoeken: Edie Sedgwick en Nico zijn dan kandidaten, en ook Sara heeft wel ’s tussen beiden aan tafel gezeten. Die toewijzing zou echter de voorafgaande coupletten tot opvulsel degraderen – als Dylan werkelijk een van die dames wil bezingen, dan zouden we haar ook wel in de woorden daarvoor herkennen. Daarin is zij echter niet te vinden. Sluitender is de duiding dat de dichter hier de beelden vindt om een overstijgend, niet aan één persoon gebonden, thema te verwoorden: de zoete kwelling van een hevig verlangen. Een filmische opening, waarin eenzaam kwijnend een lijdend jong mens in een jazzcafé zit, tegen sluitingstijd, en de vermoeide band speelt een laatste, melancholische ballad. Ben Webster met ‘Stormy Weather’, zoiets. De brug en het tweede en derde couplet hebben geen epische ambities; daar overheerst het taalplezier van de woordkunstenaar die een ingenieus rijmschema uitmelkt. De kaartmetafoor, de Schoppendame in dit geval, komt om de paar jaar wel langs en zal hier vooral gekozen zijn om een flintertje mysterie toe te voegen, en het personage van de falende politicus voert Dylan eveneens vaker op zonder verdere verdieping. Wel hebben die weinigvertellende coupletten eenzelfde aantrekkingskracht: het afsluiten van de overvolle, ondoorgrondelijke en barokke woordenvloed met het simplistische refreintje draagt flink bij aan de onweerstaanbaarheid van het lied. Het werkt. De verzen lopen als een tierelier en het aanstekelijke refrein is bijzonder gebruikersvriendelijk – zelden schrijft Dylan een refrein zó poppy, zo kant-en-klaar voor een Top40-publiek.

Onder die popkwaliteit zit een countrylied in een half country-arrangement. De gedempte staccato-begeleiding van de tweede gitaar speelt Charlie McCoy doorgaans voor Johnny Cash, de akoestische countrygitaar klinkt ook al bekend, evenals de doorslenterende bas en de vrolijke gitaarlick – en vooral de rollende lick van zestienden waarmee Nashville cat Wayne Moss herhaaldelijk, schijnbaar achteloos, het refrein inleidt doet monden openvallen: The first time he came up with that, my jaw dropped—not only for the lick but for the effortlessness he played it with, aldus Al Kooper. Fatsoenshalve had Kooper daar overigens ook het terughoudende, maar o zo sfeerbepalende, gedreven drumwerk van die andere Nashville-studiomuzikant, Kenny Buttrey, mogen onderscheiden, maar het zij hem vergeven. ‘I Want You’ wordt als laatste opgenomen voor Blonde On Blonde, daar in Nashville, met de stress van tijdnood en een wachtend vliegtuig in Koopers nek; volgens de organist blééf Dylan de opname van Koopers lievelingsliedje maar uitstellen, alleen om hem te plagen. Om drie uur ’s nachts, nadat Dylan nog tijd verklooid heeft met tergend richtingloos bluesgehannes, vindt de meester dat Kooper wel genoeg heeft geleden en om zeven uur ’s ochtends 10 maart 1966 staat de vijfde, definitieve take op de band.

De hitpotentie is overduidelijk en uiteraard besluit Columbia tot een single. Die doet het best goed (top 20 noteringen aan beide zijden van de oceaan) en is tot op de dag van vandaag een lievelingetje in fankringen – maar dan vooral vanwege de B-kant, de schitterende live-versie van ‘Just Like Tom Thumb’s Blues’. Dé hit van Blonde On Blonde wordt het echter niet; dat is bizar genoeg het chaotische en onconventionele ‘Rainy Day Women # 12 & 35’ (dat haalt zelfs plaats 2 in de Billboard Hot 100).

Covers in overvloed, in alle hoeken van de muziekindustrie. Franse zuchtmeisjes, ambitieuze entertainers, ernstige folkzangers en jazzcombo’s, Italiaanse, Franse, Duitse, Zweedse en Nederlandse vertalingen… het lied heeft een universele aantrekkingskracht, blijkbaar. Dienovereenkomstig uiteenlopend zijn de interpretaties. Bruce Springsteen eert zijn idool live in 1975 met een meeslepende aanstekerversie, de innemende Mexicaanse ster Ximena Sariñana bekoort met een zeer verzorgde, intieme en liefdevolle versie op het Amnesty-project Chimes Of Freedom (2012) en James Blunt (2005) zingt misschien wat al te aanstellerig, maar scoort dan weer wel met een prachtig opgebouwd, onderkoeld arrangement. Die punten scoort zuchtmevrouw Caroline Doctorow ook (2003), plus een bonus voor de losse, maar stuwende up-tempo beat en, heel stijlvast, de keus om een soort Serge Gainsbourg te laten meebrommen, aan het eind.
Ondanks alle oprechte liefde, het vakmanschap en het respect komen ook de mooiste covers echter zelden in de buurt van het origineel. Dylan is in februari 1966 op een creatief hoogtepunt, de mix van muzikanten in Studio A in Nashville is een gouden toevalstreffer en de thin wild mercury sound geeft de song een glans die maar niet te evenaren valt.

I Want You
The guilty undertaker sighs
The lonesome organ grinder cries
The silver saxophones say I should refuse you
The cracked bells and washed-out horns
Blow into my face with scorn
But it’s not that way
I wasn’t born to lose you
I want you, I want you
I want you so bad
Honey, I want you

The drunken politician leaps
Upon the street where mothers weep
And the saviors who are fast asleep, they wait for you
And I wait for them to interrupt
Me drinkin’ from my broken cup
And ask me to
Open up the gate for you
I want you, I want you
I want you so bad
Honey, I want you

How all my fathers, they’ve gone down
True love they’ve been without it
But all their daughters put me down
’Cause I don’t think about it

Well, I return to the Queen of Spades
And talk with my chambermaid
She knows that I’m not afraid to look at her
She is good to me
And there’s nothing she doesn’t see
She knows where I’d like to be
But it doesn’t matter
I want you, I want you
I want you so bad
Honey, I want you

Now your dancing child with his Chinese suit
He spoke to me, I took his flute
No, I wasn’t very cute to him, was I?
But I did it, though, because he lied
Because he took you for a ride
And because time was on his side
And because I . . .
I want you, I want you
I want you so bad
Honey, I want you


The Comic book and me #27

Well, the comic book and me, just us, we caught the bus
The poor little chauffeur, though, she was back in bed
On the very next day, with a nose full of pus
Yea! Heavy and a bottle of bread
Bob Dylan - "Yea! Heavy And A Bottle Of Bread"

In de honderden comics die ik tot nog toe gelezen heb ben ik een aantal malen een verwijzing naar Bob Dylan tegengekomen. In slechts een handje vol comics ben ik ook daadwerkelijk een tekening van Bob Dylan tegengekomen.

In al die comics staat reclame. Nog nooit ben ik in een van die comics reclame voor een plaat van Bob Dylan tegengekomen, tot vandaag. Vandaag stuitte ik bij het lezen van The Brave and the Bold no. 96 van juli 1971 op een reclame van de Columbia Record Club te Terre Haute over twee pagina's (1 pagina is hier afgebeeld). Via het insturen van een bon kon de comic-lezer met een liefde voor muziek 12 elpees kopen voor slechts $2.86, onder voorwaarde dat de 'geluksvogel' in de twee jaar na gebruikmaking van deze actie in ieder geval nog 10 elpees van deze Columbia Record Club zal kopen. Een van de vele elpees die in deze advertentie wordt aangeboden is Bob Dylans New Morning (linksboven in de advertentie).


The Comic book and me #26

Well, the comic book and me, just us, we caught the bus
The poor little chauffeur, though, she was back in bed
On the very next day, with a nose full of pus
Yea! Heavy and a bottle of bread
Bob Dylan - "Yea! Heavy And A Bottle Of Bread"

Helaas is de foto wat donker, maar het boek liet zich niet ver genoeg openen om een scan te maken zonder de rug te breken. Het boek waar dit uit komt is Axis: Revolutions.

Boekenjacht

Wie mij kent weet dat ik niet alleen graag naar muziek luister, maar ook graag lees. Alleen daarom al is de grote boekenmarkt in Deventer een jaarlijks terugkerend feest. Ieder jaar vind ik wel wat Dylan-boeken die ik nog niet heb en ieder jaar doe ik al zoekende nieuwe ontdekkingen. Die nieuwe ontdekkingen zijn misschien nog wel het meest aangenaam. Vinden wat je niet zoekt (denk "I'll Keep It With Mine"). Zo ook gisteren.

Gisteren vond ik in een rijtje muziekboeken The Sounds Of Social Change. Op de kaft van dit boek staat een collage waarvoor onder andere het portret van Bob Dylan dat de hoes van Blonde On Blonde siert is gebruikt. Bij het zien van die collage wist ik al dat ik dit boek wilde hebben. Dat dit boek het (korte) essay "Dylan's Sellout of the Left" van Paul Wolfe bevat beschouw ik als een bonus.

Aangezien ik een zwak heb voor wat ik gemakshalve maar 'hippie-schrijvers' noem, was ik ook blij met de vondst van de dichtbundel The City & The Slumgoddess van Mike Evans. Bij thuiskomst las ik in die bundel:

the girl looking lost in a crowded
jazz club / the girl you always see
wandering, sadly, in zoos museums parks
stations stores streets / New York
Newcastle Preston Paris LondenLiver-
poolBradfordbirminghamfrankfurtedin-
burghantwerpenanywhere. She's the sad
eyed lady of the lowlands / alice blue
gown / nancy with the laughing face /
lucy in the sky wit diamonds.

En verder? Ach, verder stapels boeken - al dan niet Dylan-gerelateerd - een heerlijk zonnetje en een Belgische wafel overgoten met witte chocolade. Veel meer is er niet nodig voor een heerlijke zondag.